Bomans in gesprek met Lia Timmermans.
Intervieuw in 1971.
Het laatste boek van Godfried Bomans was "Een Hollander ontdekt Vlaanderen". Daaruit publiceerden we al enkele interviews en gaan we verder met de gesprekken die Bomans had met de weduwe Timmermans en haar dochter Lia.
Het belangrijkste onderwerp van gesprek zal duidelijk zijn : Felix Timmermans.
Bomans: Het schilderij dat u nu ziet is geschilderd door Felix Timmermans. De drie koningen heetten Balthasar. Kaspar en Melchior, maar in de Drie-Koningentriptiek, dat beroemd boekje van Timmermans, worden ze : Suskewiet, Pietjevogel en Schrobberbeek genoemd. Het schilderij hangt te Oostende in de huiskamer van Lia Timmermans, oudste dochter van Felix, nu mevrouw Aspeslagh. Lia, we kennen elkaar al zo lang, dat het onnatuurlijk zou zijn elkaar opeens voor de tv niet meer te tutoyeren. Hoe is je vader ertoe gekomen dat bekende verhaal te schrijven?
Lia Timmermans: In Lier spelen de kinderen altijd drie koningen en dat doen ze op een volkse eigenaardige manier. Ze verkleden zich met kartonnen kronen, met oude kleren en een ster en gaan dan rond in de straten en zingen van huis tot huis om een centje voor hun spaarpot rond te halen. In de tijd dat mijn vader kind was, speelde hij dat ook en toen kwam hij steeds twee rare bedelaars tegen, die met z'n tweeën drie koningen speelden; hij moest dikwijls voor ze gaan lopen, vertelde hij, wegens de concurrentie! De bedelaars wilden natuurlijk zoveel mogelijk geld ophalen om jenever te drinken. Vader heeft dat steeds goed onthouden en later heeft hij van die twee bedelaars er drie gemaakt: Pietjevogel, Schrobberbeek en Suskewiet.
Bomans: Je vader haalde eigenlijk veel inspiratie uit het stadje Lier en omgeving.
Lia Timmermans: Ja, en ook veel uit zijn kinderjaren en die van zijn vader. Ik geloof, dat je dat goed geschreven hebt, wij hebben er nog met moeder over gesproken, ze zei, ja die Godfried Bomans, die heeft dat toch goed gezien, dat ons pa werkelijk alles zette onder de glazen stolp van Lier. Dat heb je geschreven in "Denkend aan Vlaanderen".
Bomans: Ja, dat beeld heb ik gebruikt. Was je vader streng, Lia?
Lia Timmermans: Nee, wij hadden absoluut geen strenge vader, integendeel. Dat was hij uit principe niet. Hij zegde altijd : een kind moet verwend worden, want de kindertijd is de enige tijd dat men verwend kan worden, later wordt men dat niet meer. Hij vond ook dat als men een heerlijke jeugd heeft gehad, dit een sterkte betekent voor het latere leven.
Ik geloof dat hij daarin gelijk had.
Bomans: Is dat bij jou ook uitgekomen?
Lia Timmermans: Ik geloof het wel.
Bomans: Wie werd van jullie het meest verwend?
Lia Timmermans: Het meest? Wij alle vier, maar ieder op een andere manier. Gomaar werd natuurlijk heel erg verwend, omdat hij de jongste was. Er waren zoveel dingen waarmee vader ons verwende; bijvoorbeeld als het mooi weer was in de zomer, dan ging hij met ons de natuur in. Hij kon heel mooi vertellen over de bomen, de bloemen en de dieren. Wij gingen mee en we mochten dan picknicken; als het héél mooi weer was vond papa dat we niet naar school hoefden.
Bomans: Dan moest je toch een briefje hebben?
Lia Timmermans: Hij gaf dan altijd hetzelfde briefje mee : Mijn kinderen zijn gisteren niet naar school kunnen komen wegens onvoorziene doch ernstige familieomstandigheden.
Bomans: Een heerlijke vader was dat
Lia Timmermans: Natuurlijk had het nonnetje het dadelijk door, maar vader tekende er steeds een mooi tekeningetje bij en dan werd het door de vingers gekeken.
Bomans: Wat wou je broer worden in de tijd dat hij klein was?
Lia Timmermans: Mijn broer wou altijd matroos of kapitein worden. Vader heeft er ten andere nog een verhaaltje over geschreven. Gomaar wilde altijd op een boot varen, maar wij hadden geen boot. Vader liet een matrozenpakje voor hem maken en dan ging hij met de kleine naar Antwerpen. Hij vaarde met Gomaar op de Sint-Annekes-boot, de overzetboot van de rechter- naar de linkeroever van de Schelde. Op Sint-Anneke zegde hij dan : "Sé manneke, nu zijde gij kapitein van den boot; gij zijt den baas en als gij zegt : die boot moet terug naar Antwerpen, dan vaart hij terug". Natuurlijk vaarde de veerboot terug naar Antwerpen!
Bomans: Prachtig is dat! Was jouw vader vroom, Lia?
Lia Timmermans: Ja, dat is een van die dingen die op mij steeds een grote indruk hebben gemaakt; hij was zo diep godsdienstig. Hij ging iedere dag naar de mis en ging ook iedere dag te communie. Hij hield geen zedepreken, maar bad heel veel. Hij was diep gelovig met een zeer kinderlijk geloof en een grote nederigheid.
Bomans: Hoe laat ging hij naar de kerk?
Lia Timmermans: Hij ging altijd naar de mis van half acht.
Bomans: Dan moest hij vroeg op. Deed hij nog iets in het huishouden?
Lia Timmermans: Dat vond hij wel eens plezant Als wij niet graag naar school gingen, maakte hij zelf het ontbijt klaar: chocoladekoffie of hij bakte spek met eieren, en wanneer hij dan nog iets plezierigs verteld had, gingen wij weer goedgezind naar school.
Bomans: Hij hield dus heel veel van zijn kinderen. Jij was de eerste die trouwde en de enige van wie hij het huwelijk heeft meegemaakt. Had hij toen verdriet?
Lia Timmermans: Hij vond het wel spijtig. Ik weet nog, dat hij toen geweend heeft; ik stond er verstomd van en begreep het niet.
Bomans: Begreep je niet, dat het om jou was?
Lia Timmermans: Jawel, maar ik begreep niet dat een vader verdriet kon hebben wanneer zijn dochter trouwde.
Bomans: Ging je ver weg wonen?
Lia Timmermans: Wel nee, ik bleef te Lier wonen, tien minuutjes verder.
Bomans: Wanneer schreef jouw vader het meest?
Lia Timmermans: Hij schreef het meest 's morgens. Wanneer we naar school waren. Nadien maakte hij een wandelingetje, naar het begijnhof of tot de vesten en dan schreef hij nog een stukje. In de namiddag kwam er niets van terecht: dan schilderde of tekende hij vaak op zijn kamer, en zaten wij er allemaal bij, dat mocht.
Bomans: Mocht je er ook bij praten?
Lia Timmermans: We mochten praten, onze poppen aankleden, poppenlappen maken, schilderen en zijn eigen verf gebruiken.
Bomans: Je vader zal wel een goeie verteller geweest zijn.
Lia Timmermans: Ja. hij vertelde verhalen. Als we klein waren vertelde hij steeds van het konijntje; verder was er een figuur die halvelings verzonnen was en halvelings werkelijkheid; ik ben het eigenlijk nooit echt te weten gekomen; dat was Kaluike, een arme schoenmaker uit de tijd dat vader nog kind was. Die man was zo arm, vertelde hij, dat hij maar één broek had. Vader zegde : als die broek gewassen was en buiten aan de draad te drogen hing, dan zat Kaluike te werken met een rok van zijn vrouw aan. Deze Kaluike kon heel goed vertellen, zei vader. Hij vertelde, dat hij trommelaar was geweest bij de soldaten en hij kon zo goed trommelen dat de koning, toen nog Leopold II, hem bij zich liet roepen in het paleis te Brussel en dat hij voor de troon op een veloeren stoel moest gaan zitten en daar een trommelsolo spelen en dat de koning zodanig was aangedaan dat de tranen hem zo maar over zijn gezicht stroomden.
Bomans: Dat is prachtig. Las hij veel?
Lia Timmermans: Hij las veel en langzaam. Er waren verschillende boeken waarvan hij hield en die las hij dan telkens opnieuw.
Bomans: Geef eens een voorbeeld.
Lia Timmermans: De Ilias las hij altijd opnieuw. Er waren sommige dingen van Emerson en van Joris-Karl Huysmans die hij opnieuw las, vroeger ook van Maeterlinck, nadien heeft hij dat niet meer gedaan. Het laatste wat hij gelezen heeft was van Giono, dat was natuurlijk een beetje...
Bomans: Heeft hij ook wel eens een boek van mij aan jullie gegeven, toen je jong was?
Lia Timmermans: Maar wist ge dat niet? Zo hebben wij jou leren kennen. Vader was naar Nederland geweest, hij kwam terug en zei: "Sé mannekes nu heb ik iets goeds bij, iets plezant; das nu van 'n jongske en dat woont tussen de bloemen en de vlinders en de insekten en dat is plezant tegelijkertijd". Dat was toen Erik.
Bomans: Heb je dat als kind gelezen?
Lia Timmermans: Ik was toen al wat ouder, hoor.
Bomans: In 1946 kwam ik bij je vader. Toen hoorde ik Schubert-liederen zingen. Ik vond het zo prachtig klinken in dat oude huis, in het stille Lier en in de kamer ernaast klonken die Schubert-liederen maar door. Je vader zat in een pyjama en hij droeg een kruisje om zijn hals. Hij was jarig, maar dat wist ik niet. Hij werd omhelsd door de pastoor, dat viel me wel op, en hij kreeg een kus op beide wangen. Ik dacht : dat doen bij ons de pastoors niet.
Heb jij toen ook gezongen?
Lia Timmermans: Nee, helaas niet Ik heb niet zo een goede stem; het waren mijn zusters Clara en Tonet. Zij zongen en ik moest begeleiden.
Bomans: Jij speelde piano?
Lia Timmermans: Ik moest altijd piano spelen, ja,
Bomans: Speelde jouw vader ook een instrument?
Lia Timmermans: Alhoewel hij niet muzikaal onderlegd was, hield hij enorm veel van muziek en als hij iets moois gehoord had, speelde hij dat zelf thuis op de piano. Hij speelde dikwijls op een ocarina, dat is een porseleinen fluit Ik vond dat het een treurig geluid gaf; maar hij floot erop om ons op te vrolijken. Ik zie het nog, in de winter als het zondag was, en donker en grijs in het stille stadje Lier en ik vond het een beetje triestig, dan speelde pa op zijn ocarina, doch ik vond het zo treurig klinken, dat alles nog triester werd.
Bomans: Hij had daar zelf geen flauw vermoeden van?
Lia Timmermans: Nee.
Bomans: Onder de werken van Felix Timmermans, daar valt ook zijn dochter te rekenen, en dit niet het minste van zijn oeuvre.
Bomans: U bent de vrouw van Felix Timmermans, "Marieke" uit Pallieter. U hebt me als raadsel opgegeven hoe oud u bent, maar dat kan ik niet schatten. U moet het zelf maar zeggen.
Mevrouw Timmermans: Ik word in juli 79.
Bomans: Echt waar?
Mevrouw Timmermans: Echt waar.
Bomans: Timmermans woonde in Lier, woont u daar nog?
Mevrouw Timmermans: Ja, nog altijd.
Bomans: In hetzelfde straatje, in hetzelfde huis?
Mevrouw Timmermans: Ja ja, in hetzelfde huis.
Bomans: Hoe heet die straat?
Mevrouw Timmermans: De Heyderstraat.
Bomans: Al uw kinderen zijn nu uit het nest gevlogen?
Mevrouw Timmermans: Allemaal weg.
Bomans: U bent alleen?
Mevrouw Timmermans: Ik ben alleen, ja.
Bomans: Valt u dat zwaar?
Mevrouw Timmermans: Ja, soms valt het heel zwaar.
Bomans: Stemt het u soms weemoedig om al die herinneringen aan Felix om u heen te zien?
Mevrouw Timmermans: Rust, waarachtig, ik zie dat graag, ik kijk ernaar, t is daarom dat ik zolang in dat huis gebleven ben, helemaal alleen.
Bomans: Als uw man met een boek bezig was, sprak hij dan wel eens met u daarover?
Mevrouw Timmermans: Ja, hij las het me voor.
Bomans: Hij las het voor?
Mevrouw Timmermans: Hij las het voor, telkens als hij wat geschreven had moest ik ernaar luisteren en hij vroeg zelfs, wat denkt ge ervan? Ik kan me herinneren, dat er iets was waarvan ik had gezegd : dat moogt ge niet schrijven, dat hoort zo niet en hij heeft naar mij geluisterd.
Bomans: Vond u dat uw man de kinderen te veel verwende?
Mevrouw Timmermans: Nee, niet te veel. Natuurlijk, als hij op reis was geweest, bracht hij van alles mee, dan waren de kinderen eropuit om hem te zien, hij verwende ze wel, maar toch niet overdreven.
Bomans: Ik ga er fier op de vrouw van Felix Timmermans ontmoet te hebben, u kunt ervan overtuigd zijn, mevrouw Timmermans, dat de werken van uw man in Nederland nog volop leven.
Mevrouw Timmermans: Dat ben ik ook; ik had overtijd een familie die bij mij gekomen was, zo maar onverwachts hé, uit Holland, en die vertelde me dat ze al de boeken van Felix nog hadden en er dikwijls enen namen om in te lezen.
Bomans: Daar hoor ik ook bij.
Mevrouw Timmermans: Dat vind ik heel vriendelijk. Ik lees ook uw boeken, hoor.
Bomans: "t Is niet waar?
Mevrouw Timmermans: Jawel!
Het boek "Een Hollander ontdekt Vlaanderen" van Godfried Bomans is verschenen bij Elsevier Brussel.
******
|