Vader wilde de mensen gelukkig maken...
Felix Timmermans door de ogen van zijn kinderen
Uit de Gazet van Antwerpen 29 april 1986 door Erik Vertsraete.
«Een schrijver die vooral het goede en schone, het plezante ziet van mensen en wereld, die zijn lezers telkens wil blij maken, dat is zeldzaam. Zo was mijn vader.» Dat zegt ons Lia Timmermans, oudste dochter van "de Fé" en schrijfster van het mooie boek «Mijn Vader», dat dit jaar zijn zesde druk zal beleven bij de nieuwe Antwerpse uitgeverij «Den Gulden Engel».
Op een kille en buiige aprildag zijn we haar gaan opzoeken te Oostende, waar zij met haar man Lode Aspeslagh een deel van een ruim herenhuis betrekt aan de Jozef II-straat. Ook haar jongste zuster Antonia, gemeenzaam «Tonet» genoemd, woont daar. Zo ontmoeten wij beide zusters samen, te midden van schilderijen en tekeningen van hun vader, o.m. die prachtige «Drie Koningen», naast vele andere herinneringen. Er hangen ook bekoorlijke, sprookjesachtige werkjes van Tonet, die met veel liefde het penseel hanteert.
Bij haar geboorte, op 9 oogst 1920, kreeg Lia eigenlijk de welluidende naam Cecilia mee, naar haar meter, de moemoe, moeder van haar mama, Marieke Janssens. Vader Felix hield veel van die oude heiligennaam en gebruikte hem ook voor zijn teder-poëtisch verhaal uit 1938, «Ik zag Cecilia komen».
Met warme genegenheid en onverminderde bewondering vertelt de schrijfster Lia Timmermans, een charmante, dynamische vrouw, over haar vader. Literair (en ook menselijk) gezien kent zij, de oudste dochter, hem grondig. Haar boek over vader uit 1951 was de aanzet voor velen om Timmermans zelf te bestuderen.
Die bewondering voor haar vader als schrijver heeft haar geenszins belet een eigen weg te gaan in de literatuur. Haar verteltalent "een klein beetje talent" zegt zij heeft zij uiteraard van hem meegekregen, maar zij houdt niet van die vergelijkingen, die altijd artificieel zijn. Op onze vraag waagt zij er zich toch even aan : «Zijn blik was veel ruimer dan de mijne. Ik plaats slechts een twee-, drietal personages in een bepaalde situatie.
Mensen, landschappen, dingen zijn bij hem ook veel konkreter, wat typisch Brabants is, terwijl ik veel vager blijf.»
Haar eerste roman, «De ridder en zijn gade» (1955) noemt zij een stout boek. Zij hekelt hier de kleine burgers, snobs en franskiljons van een niet nader genoemd provinciestadje. Ironischer, scherper dan de goedmoedige typering van "Schoon Lier" en zijn mensen door Felix Timmermans. Maar haar geboortestadje is zij altijd genegen gebleven. «Ik ben trouwens bezig nu met een boekje over het verdroomde Lier, de schoonheid ervan.
Meer dan veertig jaar weg uit Lier, is Lia Timmermans toch van haar vaders Netestadje blijven houden. Zij ging nog meer een eigen richting uit met de weemoedige stemmingsromans « Verloren zomerdag » (1959) en «Sabine Mardagas» (1963). In het eerste boek, dat zij haar beste vindt, volgt de schrijfster de overgang van een jong meisje naar een vrouw, met weemoed om het verlies van de onschuld, de breuk.
«Sabine Mardagas» evoceert de melancholische sfeer van Brugge.
Als jeugdschrijfster heeft Lia echt mooie dingen gemaakt, o.m. «Sterretje», Kerstverhalen en «Het kleine album van Martha». We kunnen haar werk situeren tussen de Brabantse vrolijkheid van grootvader Jan Gommaar Timmermans en de Kempische weemoed van grootmoeder.
Het mooiste van de schrijver Felix Timmermans vindt Lia zijn hardnekkig volgehouden ideaal om zijn lezers vreugde en schoonheid te brengen. « Hij wilde dat en hield vol.
En het toppunt : hij slaagde erin! Hij weet altijd te ontroeren met een glimlach van vreugde, zoals hij ook deed als hij gewoon sprak of vertelde. Doe het hem maar eens na.
Tien bladzijden over geluk zijn veel moeilijker dan honderd over ellende. Ons vader gaf de indruk altijd blijmoedig te zijn, maar hij verborg zijn eigen zorgen om de anderen geen leed te doen.»
Timmermans zag de schone kanten van de werkelijkheid door een dichterlijke bril, maar in al haar warme geuren en schitterende kleuren. Het lelijke en kwade ging aan hem voorbij. Hij merkte het nauwelijks op. Vandaar dat hij een schoon, maar toch niet altijd even paradijselijk beeld ophing van Lier, het Neteland en Vlaanderen, in het spoor van de Primitieven en Breugbel. Zo schoon was Vlaanderen toen zeker niet. Denken we maar aan de sociale ellende van « arm Vlaanderen », maar de Fé schiep een wonderbaar imago, waaraan duizenden hebben geloofd, vooral veel buitenlanders, tot in onze tijd.
Tot welke grappige verhalen dat imago van Timmermans aanleiding kon geven!
Zo herinnert Lia zich een journalist in Boedapest die echt geloofde dat haar vader schaapherder was in Lier en daar een heel artikel over schreef. De Fé had daar nl. verteld dat hij een «schapekop» (Lierenaar) was wat de Hongaar letterlijk verstond als "hoofd van schapen"....
De soms opduikende, laatdunkende voorstelling van haar vaders werk als "Naïeve heimatkunst" noemt Lia ongegrond : «Heel wat grote auteurs waren goede heimatschrijvers, zoals Mistral in de Provence en Mark Twain aan de Mississipi. Taal en levenshouding der personages in de boeken van mijn vader zijn universeel. En de vertaling van zijn boeken in omzeggens alle grote talen van de wereld spreekt toch duidelijk genoeg.»
Zij beaamt Godfried Bomans' benadering van Felix Timmermans als «irenisch schrijver» (naar het Grieks irènè = vrede), die de moeilijkheden, de scherpe hoeken uit de weg ging :
«Hij kon noch wilde over het boze, het hatelijke schrijven. Desondanks staat hij op wereldniveau. Papini noemde hem de grootste katolieke schrijver van onze tijd en in Amerika stond onlangs nog «The Perfect Joy of St.Francis» («De Harp van St.Franciskus ») maanden als eerste op de bestsellerlijst, terwijl dit boek ook in het Zweeds werd vertaald en «Pieter Breughel» in het Portugees. »
Voornaamste drijfveer van Timmermans was verwondering, bewondering, verlangen naar schoonheid. Hij had een zwak voor Franciskus, Breughel en Brouwer, maar toonde ook veel mildheid en begrip voor gewone, zwakke mensen, allen met "een zotte vogel én een steen op het hart"... (Adriaan Brouwer).
Klein Vlaanderen.
In een sterk veranderd literair landschap met Boon, Claus, Lampo, Ruyslinck e.a. als blikvangers is Timmermans wel wat op de achtergrond gedrongen, o.m. in het onderwijs, menen wij. «Toch worden zijn boeken nog veel gelezen » repliceert Lia. Dat gaat zo met golven, met boeken die geregeld terugkeren. En elk jaar komen drie, vier jongeren bij mij om een proefschrift over hem te maken. Onlangs was er een student met een dissertatie over de rol van de onmogelijke liefde («Anna-Marie», Cecilia) in Timmermans' werk.... Maar door de officiëlen», meent Lia, o.m. in het onderwijs, wordt hij geminimalizeerd. Ze hebben het enorme sukses van « Pallieter » nog altijd niet verteerd. Als men in Frankrijk een katoliek schrijver zou hebben als mijn vader, zou die geweldig opgehemeld worden. Hier niet! Hier moet dat naar beneden! Fransen en Franstalige Belgen waarderen hem veel meer dan de Vlamingen.
Lia Timmermans wil ook niet vergeten wat haar vader in de repressiejaren ten onrechte en met kwaad opzet werd aangedaan, o.m. ook door de hetze van een Toussaint van Boelaere :
« Mijn moeder en wij hebben erg geleden daaronder. Ons vader zei echter nooit iets kwaads, van niemand. Hij was boven die laster verheven, vooral door het werk aan zijn Adagio-gedichten. Hij was een echt goede mens, met een enorme présence, die de mensen blij kon maken. Als ge bij hem waart hadt ge heel de wereld bij u!»
***********
|