De Pelgrimbeweging.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit Kerk en Leven - november 1995 door R Boudens.
Geen school, wel een gemeenschapelijk ideaal van gelijkgezinden.
Met de religieuze kunst was het in het begin van de twintigste eeuw vrij droevig gesteld. In geen enkel domein getuigde ze van levensechte inspiratie.
Het was een tijd van massaproduktie : in serie vervaardigde traditionele H.-Hartbeelden met opengespreide armen en bloedend hart; Mariabeelden, ingegeven door de verschijningen van Lourdes; Theresia van Lisieux met de onvermijdelijke rozen. Devotieprentjes haalden geen hoger niveau. Er was enorm veel "kitsch" op de markt, zeemzoete reprodukties zonder artistieke waarde. De architectuur moest neo-gotisch zijn. De schilderkunst mocht niet van de aanvaarde normen afwijken. Op literair en op muzikaal vlak brak evenmin vernieuwing door.
Er waren pogingen om de stagnatie te doorbreken. In 1912 werd te Brussel een tentoonstelling gehouden waarop vooral het werk van de Nederlandse schilder Jan Toorop de aandacht trok wegens zijn eigen stijl en aanpak. Na de oorlog, in 1919, was er op een andere tentoonstelling te Brussel voor het eerst een expressionistische kruisweg van Servaes te zien, zo helemaal afwijkend van de traditionele stijl van de kruiswegtaferelen dat de Kerk hem in 1921 voor de eredienst ongeschikt achtte, Het werd hoe langer hoe duidelijker dat iets aan het roeren was, en dat was niet slechts in Vlaanderen het geval, maar ook in Italië, Duitsland, Nederland. In al die landen was er een langzame doorbraak merkbaar van een renouveau in de kunst.
DE PELGRIMBEWEGING
In Vlaanderen ontstond de Pelgrimbeweging. Over de stichtingsdatum bestaan uiteenlopende gegevens, maar over haar bedoeling zijn alle historici het eens. Dit wordt overigens duidelijk als men het manifest leest dat door de grondleggers van de beweging was opgesteld.
Men wilde de kalholieke Vlaamse kunst tot een hoger niveau brengen en ze in het cultureel leven de plaats geven die ze verdiende. De leden van de Pelgrimbeweging vallen hun kunstenaarschap aldus op : "Wijl hun artistiek leven mede de uiting is van hun geloofsleven of geestelijk leven, beschouwen zij alle werk dat zij voortbrengt als een etappe van hun pelgrimagie naar God, in artistieke en in geestelijke zin" Die beleving moest het resultaat zijn van een zoeken naar esthetische vernieuwing, waarbij rekening werd gehouden met het zich wijzigende kerkbeeld.
De beweging is op een merkwaardige wijze tot stand gekomen. Als stichters kunnen worden beschouwd : Felix Timmermans, Ernest Van der Hallen en Flor Van Reeth. Het was Timmermans die, voorstelde een initiatief te nemen waarbij men als het ware zou pelgrimeren naar de ideale schoonheid, ieder op zijn manier. Er werd afgesproken dat er twaalf Pelgrims zouden zijn, zoals er indertijd twaalf apostelen waren die uittrokken om een blijde boodschap te verkondigen. Men zou ze uit alle richtingen van de kunst kiezen.
Naast Flor Van Reeth (architect). Felix Timmermans en Ernest Van der Hallen, maakten volgende kunstenaars deel uit van de oorspronkelijke groep: Herman Beckers (kunstschilder), die als secretaris fungeerde, Frans Delbeke (letterkundige), benedictijn Gregorius de Wit (kunstschilder), norbertijn Emiel Valvekens (letterkundige), Anton Van de Velde (letterkundige-dramaturg), Dirk Vansina( letterkundige), Gerard Walschap (letterkundige), en Eugeen Yoors (kunstschilder-glazenier).
Tijdens de samenkomsten werd het Pelgrimsideaal nauwkeuriger gcspecificcrd.
Men moest 1) authentiek kunstenaar zijn; 2) overtuigd katholiek; 3) rekening houden met de moderne tendensen op artistiek gebied. De twaalf kern-Pelgrims stuurden aan alle kunstenaars die voor lidmaatschap in aanmerking kwamen een exemplaar van het manifest en de princiepsverklaringen ter ondertekening. Er was een goede, hoopgevende respons.
Namen als Cyriel Verschaeve, Marnix Gysen, Jan Hammenecker, André Demedts spreken ook nu nog aan. Het zelfde kan gezegd worden van een aantal componisten : Jules Van Nuffel, Arlhur Meulemans, Flor Peeters. Bovendien werden mensen uit binnen- en buitenland als erepelgrims aanvaard omdat hun idealen parallel liepen met de beweging die in Vlaanderen tot stand gekomen was : Juliaan DeVriendt, Johannes Jörgensen, Dr. Moller, Frederik Van Eeden. Sigrid Undset. Met dezelfde motivatie werden posthume leden benoemd, o.m. Joe English, Karel Van den Oever, Léon Bloy.
'DE PELGRIM'
De beweging was reeds enkele jaren aan de gang toen in december 1929 het eerste nummer van het tijdschrift "De Pelgrim" verscheen. Als men het tijdschrift doorneemt, wordt het ideaal dat de Pelgrims zich stelden nog duidelijker. Dirk Vansina was de bezieler van het blad. Het verscheen viermaal per jaar, telde telkens ongeveer 100 bladzijden plus enkele bladzijden glanzend papier met reprodukties van grafisch werk van o.m. Samuël De Vriendt. Prosper De Troyer, Albert Servaes, Tony Van Os en Felix Timmermans. De meeste nummers beginnen met bij wijze van editoriaal een oud-Nedcrlandse tekst van Ruusbroec of van een of andere anonieme auteur. Men dankt dit ongetwijfeld aan Léonce Reypcns S.J., lid van het Ruusbroecgenootschap. Toen Dom Gregorius de Wit weggevallen was, nam hij diens plaats in de kerngroep van de Pelgrim in. Er verschenen gedichten van o.m. Zr. Maria-Jozefa, Gery Helderenberg, Jan Vercammen, André Demedts, Jeanne Van de Putte.
Cyriel Verschaeve verleende herhaaldelijk zijn medewerking. Ter gelegenheid van de Gezelleviering te Brugge in 1930 (waar Jules Persyn de feestrede uitsprak) handelde hij over de figuur van Gezelle. Verder schreef hij nog over Eugeen Van Steenkiste en de romantiek, over Rubens te Antwerpen, over de Italiaanse schilders en hun meesterwerken, evenals een uitgebreide bijdrage over Augustinus.
Kan. Van Nufïel schreef een artikel over liturgische zang en L. Reypens over het kerkgebouw als kunstwerk. Van Anton Van de Velde verscheen toneelwerk.
Van een "school" kan men niet spreken, noch op het gebied van de spiritualiteit, noch op het gebied van de kunst, maar des te meer van een gemeenschappelijke oriëntatie van gelijkgezinden. De persoon van Franciscus sprak hen aan; maar evenzeer voelden ze zich verbonden door het vernieuwende element dat ze in kunsten literatuur aanbrachten, ook door hun strijd legen al wat "Kitsch" was. Ze wilden echte moderne religieuze kunst.
TENTOONSTELLINGEN
De Pelgrimbeweging organiseerde twee tentoonstellingen in 1927 en 1930 die telkens gepaard gingen met congresdagen over katholieke kunst. Ongetwijfeld bereikte de beweging in 1927 haar hoogste bloei. Hen record aantal belangstellenden waaronder kardinaal Van Roey bezochten de tentoonstelling en een hoog aantal kunstenaars stelde tentoon. Vooral de werken van Servaes en van Yoors oogstten bijval. Veel volk was er ook op de congresdagen waar alle beoefende disciplines aan bod kwamen : literatuur, plastische kunsten, toneel, muziek. Er waren spreekbeurten van L. Reypcns, André Demedts, E. Van der Hallen en Jan Boon. Maar vooral de toespraak van Cyriel Verschaeve lokte een bomvolle zaal, meer dan 3.000 toehoorders.
De tentoonstelling van 1930 wilde men nog grootser zien. Aangezien de geest van de Pelgrim-beweging ook in andere landen leefde, wilde men de tentoonstelling internationaal opentrekken. Er waren deelnemers uit Wallonië, Frankrijk, Duitsland, Italië, Joegoslavië, Polen, Nederland en Denemarken. Toch liep er organisatorisch iets mis. De materiële inrichting van de tentoonstelling verliep allesbehalve vlot. Dat leidde dan, helaas, tot spanningen en wrijvingen binnenin de Pelgrimsgroep, waar men ook niet door financiële nuchterheid uitblonk. Wat er ook van zij.
De stichters trokken zich terug en het blad hield op te bestaan.
Die zes-zeven jaar zijn nochtans uit de geschiedenis van de religieuze kunst in Vlaanderen niet weg te denken. De Pelgrims hebben een vernieuwing op gang gebracht. Ze hebben zich gedistantieerd van wat men met een onvertaalbaar woord bondieuserie noemt of zou "prullekunst" een goede vertaling zijn? In dit woord steekt nog niet de gedachte dat het religieuze kunst betreft Men mag hier ook niet vergeten dat er nog zoveel onvermeld gebleven is. Men denke aan de kapel van de Boodschap te Heverlee, waar Flor Van Reeth als architect en Eugeen Yoors als glazenier blijk gegeven hebben van een zeer originele creativiteit.
******
|