1931
Triptyque de Noël
Driekoningentriptiek
- met inleiding over het werk van F. Timmermans
- Editions Rex - Louvain - Paris - Rome - Zurich
1933
La harpe de Saint-Francois
De harp van St. Franciscus
- met voorwoord
- Librairie Bloud & Gay Paris
1941
Timmermans raconte
Timmermans verhaalt
choix de contes et de nouvelles
- met uitgebreide inleiding
- Editions L'Essor-Paris-Bruxelles
1. Les très belles heures de Symphorosa béguine
De zeer schoone uren van juffrouw Symphorosa, begijntje
2. Au flan royal - In de Koninklijke Vlaai
3. Le nègre amoureux - De verliefde Moor
4. L'enterrement de Matante - De begrafenis van Matantje
5. Le chochon - Het Verksken
6. Le corbeau du pecheur - De heiligende kraai
7. L'heure nocturne - Nachtelijk uur
8. Notre Dame aux poissons - O.L. Vrouw der visschen
9. Le masque - Het masker
10. Le silence éternel - De eeuwige stilte
11. La procession du crecueil - De kistprocessie
12. Le hibou - De uil
13. Triptyque de Noël - Driekoningentriptiek
Felix Timmermans illustreert Melloys
Louange des Saints Populaires
Daniël Lemmens
Camille Melloy had een grote verering voor volksheiligen : H. Maria, H. Anna, H. Jozef, H. Petrus, H. Martinus, H. Franciscus, H. Godelieve, H. Elooi .... Ze waren immers de dragers van de deugden, de voorbeelden die gelovigen moesten navolgen. In heel wat sermoenen waarvan hij de teksten meestal voluit schreef, waren ze vaste onderwerpen of uitgangspunten. Over die volkse heiligen publiceerde C. Melloy in 1933 een poëziebundel Louange des saints populaires waarover pater D. De Pauw schreef :
"Het zijn naïef - roerende gedichten - middeleeuwsche glasramen - vol zon en frischheid" (Boekengids 1934). Wellicht zal het niet veel moeite gekost hebben om zijn vriend F. Timmermans te overtuigen de illustraties voor deze publicatie te verzorgen. Vooral als we weten dat Timmermans zelf in bewondering stond voor die vrome, volkse heiligen die volledig samengingen met zijn christen volksverbonden overtuiging. In een brief van 18 februari 1932 vernemen we dat de Fé best tevreden is over zijn tekeningen en tevens meedeelt dat hij ze ook voor andere doeleinden wil gebruiken.
Dat deze "santjes" in de smaak vallen, bewijst de brief die C. Melloy op 16 november 1932 stuurt naar Mil Lambrechts (*), privé-secretaris van F. Timmermans.
" Zeg aan Felix dat de 16 santjes die hij voor mijn bundel getekend heeft zeer veel bijval genieten, ook en vooral in Frankrijk : "Het zijn brokjes uit de gouden legende", schreef de letterkundige chroniqueur van een Parijzer dagblad. " Vele schrijvers hebben mij mondelings of per brief of in artikelen ongeveer hetzelfde gezegd. Twee grote tijdschriften hebben mij verlof gevraagd om een en ander te reproduceren als proef bij de recensie. Ik ben blij dat de Fee zo ook als teekenaar bekend zal staan in kringen waar zijn boeken niet gelezen worden."
(*) Mil Lambrechts verzorgde tussen 1925 en 1940 de briefwisseling en het kopijwerk voor F. Timmermans, organiseerde voordrachten in binnen- en buitentand, contracteerde uitgevers en vertalers, wimpelde lastige bezoekers af en verbeterde drukproeven. Hij was (evens een groot bewonderaar van Timmermans.
Deze waardering is geenszins overdreven. Op het eerste zicht lijken de tekeningen van deze volksheiligen technisch niet zo volmaakt, wat ; primitief en kinderlijk. Sommige zijn nogal statisch wat natuurlijk wel overeenstemt met hun waardigheid van heiligen. De juiste verhoudingen worden niet altijd in acht genomen. Toch straalt er uit deze afbeeldingen een echte warmte, een charme uit die alles overstijgt. In een paar pennetrekken heeft F. Timmermans vaak het hele gedicht samengevat. Die tekeningetjes doen denken aan oude volksprenten en geïllustreerde bijbelvertellingen die, gevat in dikke contouren, zo typisch zijn voor de meeste illustraties van F. Timmermans.
Niet alleen voor C. Melloy maar ook voor andere bevriende schrijvers heeft Timmermans boeken geïllustreerd : E. Claes, M.E. Belpaire, M. Gevers, E. Van der Hallen, A. Van de Velde.
Toch illustreerde hij hoofdzakelijk zijn eigen (en vertaalde) werken. Trouwens daarin kwamen zijn tekeningen tot hun volle recht omdat ze dezelfde geest uitstraalden. De wisselwerking tussen schrijver en tekenaar was hier maximaal en vormde een onverbreekbare eenheid met zijn letterkundig oeuvre. Voor duizenden lezers hebben zij mede het klimaat van zijn boeken bepaald.
Toch heeft zijn grafisch werk minder aandacht gekregen. Zijn boeken veroverden bibliotheken, geen musea (G. Durnez). Een bekende typering "Timmermans, schilder met de pen, verteller met het penseel", suggereert misschien de evenwaardigheid van beide aspecten. Toch moeten we hieraan toevoegen dat de tekenaar (of de schilder) niet op dezelfde hoogte stonden als de schrijver. Die kleurrijke vertelsels van pittoreske mensen en dingen zijn we! van dezelfde hand maar aan zijn literaire werk heeft de Fé echter "iets meer toegevoegd" alhoewel ze beide getuigen van dezelfde originaliteit.
Die plastische originaliteit, die specifiek Timmermansiaanse stijl vinden we terug in de vele prentjes, meestal kleine vignetten met dikke omlijning die in de tekst werden ingewerkt, in de lettervignetten die "een hoofdstuk als een wimpel openen" en in de sluitstukken die de kapittels van het boek "als een uitroepteken beëindigen"
(G. Durnez).
Deze vignetten met zuivere lineaire tekeningen, zonder arcering en met blanke achtergrond, zijn geen slaafse uitbeeldingen van de tekst. Ze lichten het verhaal niet letterlijk toe maar roepen er wel de sfeer van op, Ze verluchten de tekst, ze luisteren de bladspiegel op en hebben vaak een symbolische waarde : drie denneboompjes staan voor de Kempense bossen, een dorp is drie daken met een toren, de winter is een kale knotwilg met een kraai en zwarte voetstappen in de sneeuw.
Timmermans tekende alles wat hij zag in werkelijkheid en in zijn verbeelding : mensen en dieren, steden en dorpen. Hij legde zijn eigen omgeving vast met zijn vele hoekjes, uithangborden, eigenaardige pompen en silhouetten van steegjes en gebouwen. Hij schetste impressionistische landschappen, religieuze taferelen en gebeurtenissen uit het volksleven.
Uit die vele schetsen blijkt duidelijk dat Timmermans een geboren tekenaar is die met enkele streepjes een hele wereld kan oproepen of een stemming weergeven. In zijn pen, zijn potlood, kreeg elk eenvoudig gegeven iets warms, gezellig, naïef in de goede betekenis, iets eigen-aardig.
Iedereen moest van zijn tekeningen kunnen genieten, tot de kinderen toe. Hij tekende trouwens heel veel en graag voor kinderen. Telkens als er op bezoek kwamen, tekende hij een of ander vertelseltje op dat met een punt begon : een zwarte stip op het witte papier. De kleine toeschouwers-luisteraars moesten dan raden wat het ging worden. Zo werden ze opgenomen in een creatief spel en kregen ruimte voor hun fantasie die zich geestdriftig op sleeptouw liet nemen. In het begin van de jaren '20 deed men verscheidene keren op F. Timmermans een beroep voor het illustreren van kinderboeken. De produktie ervan was toen erg beperkt en van een Vlaamse jeugdliteratuur was nog geen sprake. Toch is het wel betekenisvol dat de weinige auteurs toch Timmermans als illustrator kozen. Zo illustreerde hij de naïeve volksrijmpjes van de pionier van het Vlaamse kinderboek H. Van Tichelen met folkloristische plaatjes, de versjes over de maanden van M. Gevers met eenvoudige kinderspelen en de reeks volkssprookjes Wonderland van M.E. Belpaire met fantasierijke prenten.
Vaak vrolijkte hij zijn brieven op met vluchtige tekenkrabbels van zijn belevenissen of reisindrukken. In de boeken met opdrachten die hij aan C. Melloy stuurde vinden we hiervan verschillende voorbeelden. Soms gebeurde het dat hij zijn uitleg ondersteunde met een tekening. Bij de vertaling van een paar verhalen van het boek voor het boek van C. Melloy Timmermans raconte .... begreep de vertaler een aantal woorden niet zo precies zoals mussekop en een klimmend hofken. Prompt stuurde Timmermans een briefje met de nodige uitleg met tekening. De tekenaar Timmermans was ook zeer vruchtbaar. Buiten de vignetten voor eigen boeken en bevriende schrijvers tekende hij talrijke ex-librissen, een massa huwelijks- en geboorteaankondigingen, alsmede spijskaarten en kalenders. Bij dit alles was hij niemand schatplichtig. Hij bezat een eigen factuur; wie een paar van zijn tekeningen heeft bewonderd, zal dadelijk, op 't eerste gezicht, ook de andere herkennen, niet omdat Timmermans eenzelfde onderwerp verduizendvoudigd heeft, wel omdat elke tekening een gebeurtenis is, een levend schouwspel dat tot de toeschouwer komt via de niet te dupliceren persoonlijkheid van de kunstenaar (J. Van Remoortere).
F. Timmermans heeft ook heel wat technieken beproefd met wisselend succes : houtsnede, olieverf, aquarel, pastel, ontwierp zelfs glasramen en stoeten.
Hierbij stond hij geheel afzonderlijk en had bijna geen invloed ondergaan van welke kunststroming ook, ofschoon hij volledig op de hoogte was van de Vlaamse schilderkunst en van de algemene kunstgeschiedenis.
Schreef hij niet twee geromanceerde biografieën van schilders als Pieter Breughel en Adriaan Brouwer en een inleiding tot het werk van Fred Bogaerts?
Hield hij geen gesmaakte toespraken bij de openingen van de tentoonstellingen van Oscar Van Rompay, Isidoor Opsomer, Anton Pieck, Albert Saver, e.a. ?
Toch liet hij zich door geen enkele strekking beïnvloeden en bleef zichzelf als tekenaar en als schilder.
Al zijn werk dat hij heeft nagelaten is de uitbeelding van dezelfde geest : dat van zijn eigen land en volk, geloof en bijgeloof, landschap en omgeving. Hierbij passen geen geleerde theorieën of diepzinnige kunstcritische beschouwingen want alles ademt eenvoud, menselijkheid en verwondering uit.
In dit artikel heb ik getracht, uitgaande van de illustraties bij het boek van C. Melloy "Louange des saints populaires", een paar aspecten van de tekenaar, de plastisch kunstenaar Timmermans naar voor te brengen die aan de schrijver een meerwaarde heeft toegevoegd die hem zo boeiend maakt, zelfs tot op onze dagen. Tentoonstellingen van zijn plastisch werk in het verleden en ook ter gelegenheid van de huidige herdenking zijn hiervan de sprekende getuigen.
*****************