Dagboek
Notities van Lia Timmermans over een hele week ontmoetingen met literatuur en herinneringen aan haar vader.
Uit De Bond - 16/10/1981.
maandag
Echt zacht herfstweer. De lucht en het licht zijn anders, meer diafaan en milder. Ik hou van september en van de grote wolken, die gelijk droombergen aan de horizon van het vlakke kustland drijven. Ik zou reeds naar buiten willen... maar eerst mijn bureau opruimen en de was op zijn plaats leggen.
Tegen elf uur komt een studentin haar thesis over de verhalen van mijn vader brengen. Vorig jaar hebben wij ze samen gepland en zij heeft ze zo goed uitgewerkt dat er een onderscheiding bij te pas kwam. Het doet mij veel genoegen dat ook de jeugd het werk van Timmermans apprecieert en regelmatig krijg ik studenten op bezoek, die om inlichtingen komen voor hun werk over mijn vader. Heel lief dat ik gewoonlijk nog een exemplaar van hun studie krijg aangeboden.
Na de middag wil ik absoluut het land inrijden, om er van te genieten en de herfst te zien. Hier, aan zee, mis ik nog steeds de bomen, het land, waar men de trage wisseling der seizoenen ondergaat.
Na de middag rijden wij naar Gistel en stappen langs een kronkelende beek naar het volgende dorp. Ik vind het heerlijk, in het veld of in een bos te wandelen.
Reeds van kindsaf heb ik het gedaan en van toen wij getrouwd waren, hebben mijn man en ik het blijven volhouden. Misschien is het slechts een impressie maar ik vind dat wandelen in de natuur je opwekt. Het maakt rustiger, frisser; het geeft je ergens nieuwe krach! en je ziet de dingen ook met een andere blik. In moeilijke momenten, in zorgen of verdriet die zijn er toch voor iedereen geloof ik dat je je huis en de gesloten ruimte moet ontvluchten en in de velden moet gaan wandelen. De zorgen en moeilijkheden blijven wel dezelfde, maar je voelt ergens een kracht in je om er tegenaan te kunnen.
Vandaag komen we alleen maar om die septemberlucht te voelen, die prachtige wokenstoet te zien, het rustende land te ruiken en ons vrij en verinnigd te voelen in de uitgestrekte vlakte. Men kan zich soms zo gelukkig voelen en men weet niet waarom ik geloof dat dit het échte gelukkig-zijn is zonder welbepaalde reden.
De eerste dag van de herfst. De bladeren vallen nog lang niet af, maar 's avonds, tijdens het televisienieuws, hoor ik dat onze regering is gevallen. Onze ministers zouden ook meer in het veld moeten gaan wandelen.
dinsdag
's Morgens wat korrespondentie gedaan en in het huishouden bezig geweest. Toch even bij mijn zuster Tonet, die in hetzelfde huis een appartement bewoont, gaan buurten, een babbeltje gemaakt, bij een kopje thee, sterke Engelse thee, zoals alléén zij die kan maken.
Tegen de middag naar een vakantiehuis in Zeeuws-Vlaanderen, waar ik voor de deelnemers aan een bezinningsweek een lezing over mijn vader geef.
Eerst is er een Hollandse koffietafel ; het gaat er heel vlot en gemoedelijk aan toe. Vorig jaar gaf ik er ook een lezing cn voor deze keer hadden ze gevraagd te willen spreken over teken- en schilderwerk van mijn vader, iets wat veel van zijn lezers niet kennen. Ik had een 100-tal diapositieven bij en voor de meeste aanwezigen is het een revelatie dat mijn vader, naast de originele typische pentekeningen, zoveel mooie tedere en delikate aquarellen en potloodtekeningen heeft gemaakt naar de natuur. Zoals gewoonlijk wordt er na de lezing nog druk gepraat er komt weer koffie bij te pas. Het is donker voor we terug thuis zijn en 's avonds verkneukel ik mij met een fijn humoristisch boekje, dat ik uit Londen heb meegebracht : «The English Gentleman» van een zekere Douglas Sutherland. Er worden nog heel weinig plezierige dingen geschreven; het is ten andere ook moeilijk. Tachtig bladzijden drama, tranen, doem en ongeluk zijn gemakkelijk vol te krijgen. Maar tachtig bladzijden goede humor; tachtig bladzijden vreugde en geluk... dat is een zeldzaamheid.
woensdag
Een prachtige dag geweest, één van die stille zonnige herfstdagen. 's Morgens open ik het raam en hoor op de cassette-recorder van mijn zuster een prélude van Chopin. Ik weet dat het een keuze is van haar zoon Christiaan. Hij graveert, ontwerpt zelf de tekeningen en werkt steeds met muziek. Enkele jaren terug hoorde ik nog wel eens disco, rock cn reggae, maar nu is het, gelukkiglijk, alléén Chopin, Mendelsohn en Rachmaninov. Ik vind het gezellig om met jonge mensen om te gaan en Christiaan is een kalme, gezellige jongen, die een zeer originele manier vol droge humor van opmerken heeft. Af en toe komt hij mee met Tonet een kop thee drinken en wij babbelen en lachen samen.
Ik verzuim zonder enige scrupules mijn huishoudelijke plichten en blijf op het open vensterrichel zitten luisteren naar de muziek die met zulk gouden droomweer een mens weer romantisch-jong doet voelen. Trouwens, wanneer ik naar muziek luister, wil ik het ook met volle aandacht doen, niet terwijl ik praat of lees of naai of wat ook. Ik wil alleen luisteren, de instrumenten, de thema's, het aan elkander weven der muzikale zinnen volgen... anders kan ik ze niet ten volle opnemen en er niet ten volle van genieten.
Na de middag begin ik een kort verhaal, dat al lang in mijn hoofd speelt en dat ik steeds heb uitgesteld om te schrijven. Om te schrijven te beginnen moet ik weten een uur of drie, vier niet gestoord te worden. Grote talenten kunnen misschien ieder vrij uurtje gebruiken om te schrijven; ik helaas niet. Als de dag in stukjes van uurtjes en half uurtjes gekapt wordt, laat ik mijn pen rustig liggen. Toch vind ik schrijven belangrijk, voor iedereen. Tegen de avond, even voor de zon ondergaat, zie ik de spreeuwen overvliegen, die in het park komen slapen. Hele wolken spreeuwen komen van alle kanten aangevlogen en doen de lucht nog wijder en verder lijken. Misschien is het kinderachtig maar het geeft mij een gevoel van vrijheid, alsof je in je verbeelding met de vogeltjes meevliegt. Ik kan niet langer thuisbleven, trek mijn jasje aan en ga met Tonets jongste dochter die ook de woensdag over huis komt naar het strand. Wij stappen langs het water op het harde zand. Wij hebben hier de wijde horizon van de zee. Het is een prachtige zonsondergang. Het licht is fijn, ijl zoals op de schilderijen der Hollandse I7e-eeuwse kunstenaars.
's Avonds haken Tonet en ik wollen omslagdoeken; haar twee dochters gaan regelmatig vereenzaamde oude vrouwtjes bezoeken in het bejaardengesticht en zij hebben ons de opdracht gegeven voor ieder oudje een sjaal te haken tegen Sinterklaas. We moeten er dan ook op tijd aan werken en we vinden het nog gezellig ook.
donderdag
Vanochtend vroeg op; haastig meegeholpen met de hulp-in-het-huishouden. Om twee uur ben ik te gast in een damesclub in Oost-Vlaanderen, waar ik een lezing houd. Ik heb het zó opgevat dat de lezing zelf kort is, maar veel vragen open laat, waarop een open gesprek volgt met al de leden : in een beperkt gezelschap heeft het gewoonlijk sukses en hier wordt het werkelijk interessant zodat de dames en ik later dan voorzien en in enthousiaste stemming afscheid nemen. Terug in Oostende halen wij vlug boodschappen om hapjes en drankjes te maken: de donderdagavond komen enkele vrienden.
Toch loop ik even het Dominikanerkerkje binnen om een kaars aan te steken voor Onze Lieve Vrouw. Mijn vriendin vindt het een vorm van bijgeloof. Ik niet; ik vind er niets verkeerd aan en ik blijf graag in de duistere stilte van de kerk zitten. Bidden is een groot woord; ik tracht mijn gedachten, mijn aandacht op een meer geestelijk vlak te brengen.
Men gelooft niet altijd even vast: men gelooft niet altijd hetzelfde. Wij wéten niets en ik meen dat ieder van ons gelooft op zijn eigen manier. Als de goede wil er maar is en de wil tot het goede. Ik denk dikwijls aan een zin, die mij bijgebleven is ik geloof van Maurice Magre « Au dessus du chemin que chacun suit dans la vie, il y a un chemin invisible, que nous parcourons sans le savoir».
Praktisch hetzelfde, zoals mijn vader, die een diep vertrouwen had in de Goddelijke Voorzienigheid, schreef in Adriaan Brouwer en in De Familie Hernat hetzelfde wat Kardinaal Van Roey schreef: «Oneindig hoog boven ons oefent de Goddelijke Voorzienigheid haar onzichtbare oppermacht uit en terwijl Zij de stervelingen volgens de grillen van hun vrijheid laat woelen, leidt Zij hun inspanningen langs wegen, die Zij alleen kent en kiest».
In deze verwarde tijd goed om er aan te denken.
's Avonds of liever s nachts komen wij met onze vrienden op hetzelfde thema terug. Heel eigenaardig en helemaal niet gewild, leidt het gesprek uiteindelijk tot filosofie, godsdienst en geloof. Wij beginnen nieuwtjes te vertellen en heel natuurlijk vertellen wij over de boeken, die we hebben gelezen;hetwordt een discussie over literatuur en van het een op het ander, over moderne gedichten, politiek, schilderijen en wat al meer geraken wij op het geloof. De felste in de conversatie was steeds onze goede, trouwe vriend architekt Paul Felix, die helaas veel te vroeg overleden is. Wanneer de toon van het gesprek heftiger werd en het uur later, merkte zijn vrouw Esther op : «Het is na twaalf uur; we zijn wéér bij de godsdienst beland». Het is nog steeds hetzelfde.
Nu heb ik het laatste boek van Arthur Koestler gelezen «La Quête de l'Absolu». Buitengewoon interessant sommige hoofdstukken moeilijk. En na al zijn geestelijke omzwervingen langs filosofie, politiek, wetenschap, komt hij tot de conclusie dat het mysterie onopgelost blijft; het mysterie van de oorsprong van het leven; het mysterie van de oneindigheid; van wat hij noemt het regelmatig ingrijpen van het Toeval of Noodlot en ook hij bekent dat het Heelal, de wereld niet te vatten is in wetenschappelijke formules; het is niet een open boek dat de wetenschapsmensen kunnen analiseren... waarvan wij slechts in zeldzame momenten van genade een klein fragmentje kunnen ontcijferen. Het is een heel pessimistisch boek en toch is het een eerste stap naar een nieuwe spiritualiteit.
Om drie uur 's nachts nadat het evangelie van St.-Johannes, Darwin en het gissen naar de erfzonde ter sprake gekomen zijn, vinden wij dat het tijd wordt om te gaan slapen.
Ik zal morgen alles wel opruimen. Nu ben ik moe.
vrijdag
Veel te laat opgestaan. Van zogauw ik wakker word, ruik ik de verse koffie. Alles van de visite is opgeruimd; glazen en schoteltjes staan reeds in de vaatwasrnachine; het salon is in orde en de ontbijttafel is gedekt met verse broodjes. Gezellig! Dat is mijn man, «mijn grote kabouter!» zeg ik soms. Tonet, Lou en ik gaan 's middags mosselen eten en stappen nadien nog een eindje op het strand. Wij hebben haar hondje, Shamrock, bij; een pikzwarte Schotse terriër, die telkens weer in zee loopt en tracht het witte schuim van de aanrollende golven te pakken en verwonderd dat hij niets bij heeft naar ons komt gelopen. Wij hebben al veel plezier aan het hondje gehad; hij is werkelijk grappig en overmoedig. Als het dondert en bliksemt loopt hij het tuintje in en gaat kwaad staan blaffen naar de hemel. Wij hebben slechts een kleine tuin, met te hoge muren eromheen. Er staan drie berkebomen in, die ik zelf nog heb geplant. Vandaag staan de eerste gele blaadjes er aan. Er groeit heel veel klimop, waarin zeker honderd mussen komen slapen en er staat een esdoornboom, waarin ieder jaar een koppel houtduiven een nest komt maken. Soms zien we vinken in het hofje. In de lente komen merels er hun eieren leggen en hun merelkinderen leren vliegen, en in de winter zien wij dikwijls een roodborstje. Tonet strooit iedere dag broodkruimels en graantjes; dan blijven de vogels trouw komen, ook in de zomer.
's Namiddags schrijf ik mijn kort verhaal af en leg het weg. Nu lijkt het mij niet slecht, maar over een paar weken... of maanden zal ik het herlezen en dan zien wat het zegt. Dan de grote wekelijkse boodschappen. Samen met Lou. Gezellig thuis alles uitpakken en in de koelkast stouwen. Ik moet absoluut een beetje strijken en dan komen ook de dochters van Tonet thuis van universiteit en school en moeten de nieuwtjes verteld worden.
De jongste heeft een logée bij, Laurie, een Amerikaans meisje, dat enkele jaren terug twee maanden hier was. Zij is ongelooflijk veranderd in haar voordeel.
Vier jaar geleden, toen wij met haar Parijs, Normandië, Holland, Keulen en Londen bezochten, was de parfumerieafdeling van «Le Printemps» in Parijs het enige wat haar interesseerde. «You, in Europe have the culture», zei ze, «but we, in America, have the money».
Nu is ze vol over de schoonheid van Brugge, interesseert zich aan letterkunde én aan de mensen. Ze is van een bakvis een jonge vrouw geworden. Dat is het heerlijke bij jonge mensen en het hoopvolle: het kan op zulke korte tijd ten goede keren.
zaterdag
Huishouden, weer boodschappen en naar de bloemenmarkt.
Thuis op de vensterplank, heeft mijn rose kaapsviooltje, na weken verzorging eindelijk vier stevige bloempjes. Ik ben er blij mee. De wilde wijngaard heeft één rood blad. De zomer is voorbij. Ik hou van september, van het zonlicht in de herfst, zoals ik hou van een zachte regen in mei; van het rijpe koren in juli en van sneeuwlandschappen. Ik hou van brede rivieren in een vlak land; van heide, van rode beuken en berken; van wilde bloemen, van riet en lang zacht gras in de beemden; van wolken in de verte en van de westenwind.
Ik leg een L.P. op, «Symphonie van de nieuwe wereld» van Dvorak.
Na de middag gaat Lou op ziekenbezoek. Ik krijg het zoontje van mijn huishoudhulp op visitie. Steve is 5 jaar en een schattig jongetje, beleefd en vriendelijk, heel goed opgevoed. Tijdens de vakantie kwam hij soms mee met zijn moeder. Dan kijkt hij in prentenboeken; soms vertel ik voor hem en hij drinkt om 11 u. heel netjes mee een «teugje koffie» en zit braaf met mijn poes op zijn knieën. Vandaag helpt hij mee mijn planten besproeien en de bladeren afsponsen; hij is heel handig. Wij hebben het gezellig samen en tot slot van het bezoek maken wij samen chocolademelk.
Ik ga nog bij Tonet buurten, nieuwsgierig naar het schilderij waar zii aan werkt : een naaktfiguur vóór een Chinese paravent. Zij schildert naïef, maar héél zorgvuldig. Zij werkt langzaam en geduldig, want zij doet het écht graag, uit écht «liefhebberij». Het naaktfiguur is buitengewoon goed gelukt, vooral het transparente, het lichtgevende van de huid.
Zij schildert nochtans in olieverf, maar de figuur van het jonge meisje lijkt wel met porselein geschilderd. Wij blijven over kleuren, schilderijen, over Giotto, Sisley en Vincent Haddlesey praten; kijken naar reproducties. Tot wij naar de klok zien en ons ieder naar zijn eigen kookfornuis reppen. Lou is reeds thuis en zit met een vriend aperitief te drinken, dus toch nog tijd genoeg om de artisjokken te koken. 's Avonds vinden wij niets in de televisieprogrammas dat ons interesseert. Ik lees nog eens een stuk uit «Waves» van Virginia Woolf, meesterlijk genuanceerd, diep psychologisch... een grote dichteres. Lou heeft zijn voorraad weekbladen en tijdschriften. Ik blader ze soms eens door, maar lees ze niet graag. Krisis, kapingen, neutronenbommen, oorlog, financiële moeilijkheden... vandaag nieuws; morgen kan het reeds veranderen.
En het enige wat wij kunnen doen en er zijn heel veel mensen, waarover nooit wordt geschreven, die het doen is voort ons best doen opdat het morgen beter zou worden. Eigenaardig toch dat wij, mensen in ons streven naar geluk, gezondheid, vrijheid en langleven alle mogelijke middelen uitvinden. Maar om ons mensen te folteren, te onderdrukken, te vernietigen, wij evenveel of nog méér middelen uitvinden?
Ik bid dat God ons genadig weze!
Een week is voorby. Had ik véél meer moeten opschrijven? Alle kleine gebeurtenissen van iedere dag, zoals de jonge loodgieter, die een waterkraan komt vermaken, na een uur nutteloos gezwoeg vraagt of hij er zijn pa mag bijhalen, daar hij zelf eigenlijk geen lood- maar een «plastiekgieter» is?
Of had ik méér moeten schrijven van alles wat ik gedacht heb en gevoeld heb? Ik geloof het niet. Iedere week brengt zijn vreugde en zijn verdriet. Voor iedereen. Morgen opnieuw beginnen.
Niets is moediger dan een mens, omdat hij steeds gelooft dat het morgen beter zal gaan.
***********
|