Bij Felix de Lierenaar xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
door JAN VERHEIJEN, AMSTERDAM. - 1933
Lier : dit kleine oude stedeke waarin geen hevige dingen gebeuren en waar vroeger bijna nooit een tourist gezien werd, 't is het wereldje waarbinnen wij de simpelste geschiedenisjes hebben weten afspelen zooals de Meester van 't goede gulle woord ons die vertelde.
O zeker, simpele geschiedenisjes en van simpele menschen, maar ze hadden toch één kostelijk bezit, ze bezaten dàtgene wat men in zwaar ernstige breedopgezette literatuur zoo dikwijls mist : de mistiek van het woord! Dat is? Een zegening, een wijding die kan uilstralen van één enkele volzin, van twee, drie woorden die in staat zijn ons te ontroeren tot in de kern van ons hart. Waardoor 't eenvoudige woord in onze ziel een lied van liefde of verdriet of innige vreugde kan doen weerklinken.
Hier tusschen de muren van de kleine stad zijn ze gegroeid, te midden van de kleine menschjes die even trouw naar de hooge Kathedraal gaan, als wel eens een woordeke kwaad van elkander zeggen en er hun bedeesd leven uitleven, ieder naar zijnen aard en doening.
Hoe schoon ligt het hier binnen de Vestewallen, bekroond met de hooge kaarsrechte olmen. En daar staat dien fieren Sint Gomarustoren met zijn orgelachtigen rammel. Die heeft nu juist 't uur van tweeën gezongen, en omstreeks dezen tijd zou ik bij Felix zijn.
De straat waar hij woont loopt af naar 't kluizepleintje met de kerk die zoo'n naaldfijnen spitstoren heeft. Zijn huis is een oud deftig geelwit heerenhuis. 't Electrische belletje rinkelt ergens verweg, en 't duurt even voor een blond juffrouwke komt opendoen.
Of menheer Timmermans nog aan tarel zit? vraag ik. Ze zal 'ne keer gaan zien. Maar dat is niet meer noodig, want daar komt hij al de hal binnen, de korte breede figuur, de lachende kop met 't welige Pallieterachtige haar. Hij heeft een bundeltje papier in zijn hand, en doet mij binnengaan in het salon. Och, of 'k hem toch niet kwalijk wil nemen, maar hij moet nog noodzakelijk een paar regels corrigeeren, 't is rap gedaan, en hij was er nu toch sjust mee bezig. 'k Zit neer in een laag biezen zetelke, en hij werkt nog even door.
Hij leest aandachtig, zet dan hier en daar een verbetering tusschen de regeltjes, krabt 't weer door, en zet er wat anders voor in de plaats. Er hangt een fijne stilte in de hooge kamer, zoo nu en dan even onderbroken door 't krassen van zijn pen. 'k Zie eens rond. Daar hangen aan den wand al zijn bekende doeken (want Timmermans is evenveel schilder als schrijver!) O, die eenige "Landelijke Processie" in die zachte mollige tinten, en daar "Het land van Pallieter" en "De drie koningen bezoeken het Kindeke Jezus",en die andere kleine Vlaamsche landschappen in hun donkere dikke kadertjes....
Maar die twee fijn picturale stillevens...... hingen die 't vorig jaar wel......?
Want 'n jaar geleden zat 'k hier ook onder de koperen kaarsenkroon, luisterend naar wat hij ons vertellen wilde over z'n werk. O neen, Felix is geen auteur die op een vraag plichtmatig antwoord geeft, die terughoudend tegenover zijn publiek staat, en niets uitlaat van het rijke innerlijke leven dat er binnen hem bloeit, van z'n werken en z'n plannen....
Neen, hij spreekt gemoedelijk met U, vertelt maar door in zijn smeuig Vlaamsch dialect, 't dialect dat ik naast mijn eigen Brabantsche taal 't schoonste ter wereld vind.
Een tien minuten duurt dat corrigeeren. Dan is hij klaar. Een streep er onder, handteekening en datum met de zucht : « 'n Groote verlichting dat 't gedaan is! » Hij reikt mij de copy toe; "Hier zie, dat is nu die geschiedenis van Sint Elisabeth die 'k al maanden en maanden in mijn kop had steken!" En dan, eerst met langzame woorden, terwijl hij z'n pijp stopt, alsof hij zich den aanvang herinneren moet, maar dan vlotter tot dat hij er weer geheel is ingeleefd vertelt hij van Sinte Elisabeth, de geestelijke zuster van Sint Franciscus.
De Legende van Sint Franciscus zijnen mantel die hij Elisabeth schonk. En aldoor wanneer het duistere leed over haar komt gevaren dan hult zij zich in den mantel en er komt een groote geestelijke vertroosting over haar neerdalen.
In uren van beproeving en strijd, zij doet den mantel om. Niet heur gemaal, maar den strengen inquisiteur Koenraad is 't werktuig in Gods hand om haar te beproeven, haar klein te maken, haar alles en alles te ontnemen. Daarom ook laat Timmermans dat wonder van de rozen geschieden in 't bijzijn van Koenraad. Elisabeth deelt iederen dag twee brooden uit aan de armen. "Neen" zegt Koenraad, "geen twee brooden meer om de barmhertige dame uit te hangen, één brood is genoeg!" De week daarop gebiedt hij; "Brooden? geen brooden meer, verkwisting; korsten, oude korsten is schoon genoeg verstaat ge!" En zij lijk altijd : gehoorzaamt. Elisabeth verzorgt de zieken. "Geen zieken meer verzorgen" zegt heur leidsman en hij zet haar ergens op een kamertje te handwerken in 't gezelschap van een oude kwene en een stuursche non. Maar altijd brengt den mantel van den grooten Verstervingsheilige haar den verzachtenden troost.
Dien ouden ruigen mantel met zijn rustbrengende vrede...
Timmermans vertelt het met vreugde, rustig en duidelijk. Hij ziet u aan met zijn donkere oogen en maakt er de gebaren bij, hij neemt U mee, en gij gaat het ook zoo zien.
Morgen gaat het weg, en binnenkort zal 't in Holland verschijnen te samen met een andere Novelle. En dan zit hij plots in de Uitgeverij. Of ik dat nieuwe bundellje "Pijp, en Toebak" al gezien heb, dat uitgekomen is bij het Davidsfonds in Leuven? "lk kan met dat boek in Holland niets doen" zei van Kampen, de uitgever van zijn meeste werken. Het is een eenvoudige volksuitgave, ingenaaid. In Holland stellen ze zulke hooge eischen, daar moet allemaal even fijn zijn, papier en band en omslagteekening....... :
"Zijt gij 't die over mijnen Franciscus in Hooger Leven hebt geschreven vraagt hij plots. Ja menheer Timmermans. Stuur mij dat 'ns vraagt hij, ik zag het aangekondigd in een Italiaansch Tijdschrift met een heel Latijnsch relaas er bij, en nu weet ik nog niets.
Ach ja, dien Sint Franciscus...... dat boek verschijnt in Engeland niet. Hij kan maar niet met de uitgevers daar klaar komen. Vier hebben hem al steeds geschreven, hebben er op aangedrongen, maar...... hunne condities menheer.....
Daar kan ik niet op ingaan. Om geene waarom doe ik het zegt hij beslist. En toch, hoe ligt deze Franciscus hem aan 't hart. Hoeveel jaren heeft 't geduurd, vóór dat dit boek in zijn geest gerijpt was. Hij vertelt er nog veel over. En ik luister........ Buiten in de straat staat de zon op de blanke gevels van den overkant. Het blonde juffrouwke brengt thee en koekskes. "Van Pijp en Toebak" krijgt gij er eentje mee! belooft hij, maar proeft nu toch eens van die kleine koekskens, die zijn meegebracht uit Zwitserland!
Of deze Sint Elisabeth ook in het Duitsch komt? vraag ik. Ja zeker, óók in het Duitsch, want er zijn vele menschen die lezen zijn werken nog liever in 't Duitsch dan in 't Vlaamsch.
Liever in het Duitsch,......? Hij lacht om mijn verwonderd gezicht.
ln het Duitsch is de taal geschaafder zeggen ze, een Pater zei: Neen Felix..... in die Duitsche uitqaven schrijven ze alles zoo schoonekes met hoofdletters....... En hoe of 't gesprek toen draaide weet ik zoo precies niet meer, maar we zaten toch opeens weer aan de Theosofie.
O ja, in verband met de schemeringen van den dood. Geschreven in den donkeren tijd van ziele-benauwenissen, waarop later den juichenden Pallieter gevolgd is. Over die Liberaal Katholieke Kerk. Moet er daar in Brussel ook een eentje zijn? Zeker meneer, daar woont de Bisschop voor België die gewijd is door Bisschop Bonjer de wijbisschop voor Nedorland.
Dan zal hij die nog wel kennen van vroeger... Nog van den tijd toen er van een Vrij Katholieke Kerk geen sprake was. lk kan mij niet begrijpen dat die mannen dat gedaan hebben zegt hij, want voor den Theosoof is geen kerkelijk verband noodig, voor iemand die de Godheid in zich om draagt, de hoogste wijsheid binnen zich weet.... moet die naar een kerk? Vanwege die occulte stroomen uitgaande van het Hymalaiagebergte en die hun weerstraling vinden binnen de kerkwanden..... Daar heeft hij vroeger ook over gelezen.... Het was zijn drang naar Mystiek die hem 't daar deed zoeken. Maar Ons Lieve Vrouwke nietwaar..... Die bleef over hem lichten, de donkere dagen door. Neen hij is nooit geen Theosoof geweest, hij voelde wel gemeenschap met hen in hun drang naar het Hoogste, de onbewuste drang van ieder schepsel naar zijnen Schepper......
We zwijgen beiden. Hij weet het, en ik weet het uit zijn werken, uit zijn belijdenis in "Mijn Romelkas en rond het ontstaan van Pallieter" Maar ge eet niet van de koekskens! zegt hij, en laat ik U nog 'ne keer thee inschenken!
Mag ik nog iets van Uwe plannen weten menheer Timmermans? Hij lacht. Lacht nog eens. lk zou wel een boek willen schrijven dat tot titel droeg : "Engelen en Verkens", een boek waarin de goede en slechte menschen eens fel tegenover elkander wierden gezet, en hunne perten tegeneen kunnen uitspelen. Dat de menschen eens in hun ware gedaante naar voren zou schuiven zooals ze in waarheid zijn.
"Met het goede als slottriomf..........?" Hij knikt. "Het goede overwint altijd het kwaad!"
Maar die titel........ (hij lacht ondeugend) neen, die zal toch wel veranderd moeten worden denk ik.......
En U schildert nog steeds veel? Pats, daar is hij in zijn ander element. Staat op, pakt de nieuwe schilderijen, haalt andere te voorschijn, zet ze op tafel. Zie daar eens!
Het zijn eenige nieuwe landschappekens die een intense vrede en rust uitademen. "En toch niet naar de natuur gemaald menheer! Artistieke fantasie, geïnspireerd door het land van den Pallieter, zie eens dat blonde wegelingetje!" Ik weet het loopen! ,,ls het niet dat van achter den Begijnhof menheer Timmermans?" Sjust..... ge zegt het!
Maar nu kan 't al eens gebeuren dat er in een landschap een boom staat dien Felix niet bevalt: Weg boom, een kapelleke er voor in de plaats. Een landschap, schoon genoeg om af te schilderen. Mààr.... een fabriekspijp boven het geboomte. Een fabriekspijp op een schilderij van Timmermans? Ja, dat ziet ge van hier!...... Weg smerige pijp, en een slanken popel daar voor. En kleuren! Kleuren menheerke. Kleuren in een mandeken te vangen, kleuren van een kind, lijnen die ge niet vergeten kunt.
Dat land van Pallieter schijnt U toch nog maar steeds te imponeeren nietwaar? Menheer, het kan mij niet loslaten, ik ben er èèn mee geworden, dat land is eeuwig nieuw, en ik..... ik.... ben nu pas zevenenveertig geworden, maar mijn hert is lijk van 'nen jongen van twintig! Menheer, ik ga somtijds wandelen hier achter in het beemd, kan mij mestnat laten regenen, en als ik dan die symfonie van kleuren om mij heen zie.... dan voel ik mij zoo gelukkig, daar heeft het schoonste niet aan..!!
Hij laat nog eenige schilderijen zien. Dan gaan we naar boven naar zijn werkkamer.
Een groot wijd vertrek waar 't een heerlijke wanorde is van boeken, platen, tijdschriften, teekeningen en schildergerief.
Op een ezel staal een nieuwe "Bezoek der Driekoningen". Nog maar een paar vegen, en dan is het klaar. Och God, wat een geestige vrome voorstelling is me dat ! Ik vraag waarom hij toch niet eens komt exposeeren in Holland, in een klein intiem zaaltje b.v. Ewel, hij zal daar nog eens op peinzen.
Als ik nog in bewondering sta voor dat doek, heeft hij reeds 'n exemplaar van "Pijp en Toebak" gekregen, schrijft er een opdracht in, teekent er vliegensvlug een pijp met rookwolk uit onder : "Voila !"
Veel dank, veel dank menheer! Felix maakt een afwerend gebaar, wijst tegelijk op het breede venster: "Zie daar eens !"
Wat een uitzicht ! Sint Gomaar die prachtige kathedraal boven de kleine smalle roode daken uitstekend, daarnaast het spitstorentje van de Gomarus-kapel, waarin het graf van den grooten Stichter dezer stad.
Nog even over dat laatste bundeltje "Pijp en Toebak". Toch jammer dat het in Holland niet binnenkomt. Er zijn wel enkele verhalen hier reeds gepubliceerd, maar er zullen toch zeker liefhebbers zijn die wanneer ze het zien, er prijs op stellen ook dit boekske op hun plank te hebben staan.
En nu moet ik U laten gaan besluit hij, want ik moet nog een zieke gaan bezoeken.
Hij laat mij zelf uit, we spreken in de hal nog even over de litteratuur in Holland, over het bekroonde werk van Anton van Duinkerken dat toch zoo'n machtig forsch schoon boek is geworden en over de critieken van Herman de Mans' "Maria en haar Timmerman".
Ze kunnen 't daar bij U wel! zegt hij: Hij schudt hartelijk mijn hand en wuift mij nog na in de deuropening: 'ne Goeie reis verder!....
Het is over vieren, de kinderen komen uit de school en doen nakrijgerke, een klein nonneke belt aan een deftig huis, en twee preekheeren komen den hoek om met waterzware valiezen bij zich. De nanoensche menschen zitten op de terrassen van 't Vlaamsch huis, 't Groen huis en 't Hof van Commercie..... Lierke Plezierke? Schoon Lier? Stad van Pallieter!
Sint Gomaar speelt weeral op zijn rammel.......
*************
|