De wereldfaam van Felix Timmermansxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit De Toerist 1 december 1952
Door José De Ceulaer
In Augustus 1946 schreef F.V. Toussaint van Boelaere, dat de populariteit van Felix Timmermans een schade en een schande was voor het Vlaamse volk en dat zij een gevolg was van de nazistische propaganda. Hij voegde er aan toe : « Doch overal elders in de wereld, waar de meningen vrij zijn, wordt het werk van Timmermans van nul en zonder waarde verklaard ».
Hiervoor werd hij duchtig op de vingers getikt door Albert Westerlinck, in « Dietse Warande en Belfort » (November 1946, blz. 570-571).
Twee dagen na de dood van Felix Timmermans en twee dagen voor zijn uitvaart, nl. op 26 Januari 1947, antwoordde hij in « Parool » op de aanval van Westerlinck. Hij beweerde dat de grote faam van Timmermans dagtekent van en gegroeid is met het nazisme, en profeteerde dat die faam teniet zou gaan met het nazisme.
« Parool » zou thans 1952 als jaartal vermelden, indien het niet ware tenietgegaan, en Toussaint van Boelaere zou er zich reeds enigszins kunnen van vergewissen in hoever zijn profetie in vervulling is gegaan, indien de Vlaamse Akademie zijn overlijden niet tijdens hetzelfde jaar en samen met Felix Timmermans o ironie van het lot had dienen te herdenken.
Indien hij zijn mening niet in het openbaar had verkondigd, zouden wij er thans geen belang meer aan gehecht hebben. Vermits dat echter wel het geval is, achten we het ogenblik geschikt om aan te tonen, dat hij onbetrouwbaar was in zijn voorlichting van de publieke opinie, dat zijn beweringen vals waren en dat zijn profetie tot nog toe niet in vervulling is gegaan en weinig kans heeft om ooit in vervulling te gaan. We zullen dus het ontstaan en de groei van Timmermans' faam trachten na te speuren en de oorzaak van die groeiende faam trachten te bepalen.
Onder vrienden mag dat gezegd.
Om de onbetrouwbaarheid van Toussaint van Boelaere te bewijzen, nemen we het « Nieuw Vlaams Tijdschrift » (II,4 - Oktober 1947), waarvan hij zelf redaktielid was, even ter hand.
Naar aanleiding van een zijner bijdragen over de Belgische taalkundige en archeoloog Franz Cumont schreef Herman Teirlinck daarin, dat het stukje « blijk gaf van 'n verregaande kortzichtigheid ». Herman Teirlinck nam in hetzelfde nummer een « terechtstelling » (sic !) op van dhr H.A. Lunsdorf, de vroegere hoofdredakteur van Elsevier's Weekblad.
Toussaint had tevoren in het Nieuw Vlaams Tijdschrift over de Nederlandse dichter Werumeus Bulling het volgende geschreven : « Ik had nochtans de hoop dat Buning, na de doorstane beproeving en daardoor gesterkt, een andere weg zou opgaan dan hij doet en zijn vrije woord zou wijden aan de bouw van de Europese demokratie op grondslagen die niet louter reaktionair zouden zijn. Zijn medewerking aan Elsevier's Weekblad doet me leed, oprecht leed. Onder vrienden mag dat gezegd ».
En hier dan de terechtwijzing van de h. Lunsdorf : « Afgezien van het feit dat de woorden bouw van de Europese demokratie op grondslagen die niet louter reaktionair zouden zijn een uitermate vaag karakter tonen, en het de vraag is in hoeverre men Elsevier's Weekblad daartegenover kan stellen, moet het mij van het hart dat de heer F.V. Toussaint van Boelaere tot twee keer toe getracht heeft aan dit Weekblad mede te werken. Onder vrienden mag dat gezegd ». Zó was « de Fernand », zou Mark Tralbaut zeggen.
Fernand V. Toussaint van Boelaere was dus « verregaand kortzichtig » en daarenboven onbetrouwbaar. Hij was dat ook, wanneer hij over de waarde van een letterkundig werk oordeelde. We zullen dat aantonen door zijn eigen woorden aan te halen.
In zijn recensie van « Boerenpsalm » (in het Algemeen Handelsblad van 21 Augustus 1935) schreef hij dat dit werk hem « weldadig » aandeed, maar, naar zijn mening, is boer Wortel een heidense boer « met, pour les besoins de la cause, een vernisje kristelijke ortodoxie... ». Hij schreef verder, dat Timmermans hier brute, maar eerlijke schoonheid te genieten gaf, en voegde er aan toe : « een literaire eerlijkheid die al lang in Timmerman's (sic !) werk niet meer was te vinden ».
In die recensie bewees hij dat hij nooit zonder vooringenomenheid over een letterkundig werk oordeelde, in de volgende, die van « Ik zag Cecilia komen », verschenen in «Onze Tijd» (IV, 4 - 1 April 1939), dat hij zich bij zijn oordeel door zijn humeur liet leiden.
Hij schreef dat trouwens zelf, vermits hij zijn bespreking aldus aanving : « Tussen een roman van Aldous Huxley en een van Simon Vestdijk doet de lektuur van Timmermans' jongste werk " Ik zag Cecilia komen " weldadig aan hoe scherp men ook het gevoelen heeft dat men, in andere omstandigheden, b.v. indien men slecht gehumeurd was, datzelfde werk voor onbenullig zou kunnen doodverven ».
Wereldfaam.
Zelfs een kortzichtige, onbetrouwbare en humeurige persoon kan af en toe de waarheid schrijven. Daarom zullen we even onderzoeken, hoe de faam van Felix Timmermans ontstond en groeide.
In 1933 kwam de N.S.D.A.P. in Duitsland aan het bewind. Ontstond toen de faam van Felix Timmermans ?
Reeds in 1917 was er een fragment uit « Pallieter » in het Duits vertaald. In 1921 was de Duitse vertaling van « Pallieter » in boekvorm verschenen, nadat « Het Kindeke Jezus in Vlaanderen » en « Juffrouw Symforosa » reeds waren gepubliceerd. In 1933 bedroeg de oplage van « Pallieter » al 100.000 exemplaren. Dezelfde oplage werd toen bereikt door «Juffrouw Symforosa» en « Driekoningen-triptiek ». « Schoon Lier » en « De Nood van Sinter-Klaas » waren op 40.000 exemplaren verspreid, « Het Kindeke Jezus in Vlaanderen » op 34.000, « De Harp van Sint Franciskus » en « Pieter Bruegel » op 20.000 en « Het Keerseken in de Lanteern », de « Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt » en «Anna-Marie» op 15.000. Tijdens de 12 jaar voor het bewind der Nazi's werd het werk van Felix Timmermans dus op meer dan een half miljoen exemplaren verspreid, tijdens de 12 jaar van hun bewind groeide dat aantal met ongeveer 750.000 exemplaren aan.
In Maart 1928 had Felix Timmermans te Keulen zijn eerste spreekbeurt in Duitsland gehouden en sedertdien was hij er ieder jaar opnieuw te gast geweest en had hij reeds het woord gevoerd in Berlijn, Hamburg, Dusseldorff, Trier, Aken, Dortmund, Koblenz, Wiesbaden, Krefeld, Darmstadt, Duisburg, Kleef, Munster, Solingen, Rheydt, Göttingen, Seehausen, Stolberg, Langensalza, Giessen, Elwert, München, Führt enz... Hiermedc menen we, aan de hand van onweerlcgbare feiten, bewezen te hebben, dat de faam van Timmermans in Duitsland reeds bestond vóór 1933. Die faam had helemaal niets met het nationaal-socialisme te maken. We zullen trouwens aantonen, dat het vals is te beweren, dat « overal elders ter wereld, waar de meningen vrij zijn » zijn werk « van nul en zonder waarde » verklaard wordt.
Engeland kende Timmermans reeds vóór Duitsland, want op 1 Febrnari 1917 schreef het « Literary Supplement » van de « Times » met veel lof over Pallieter. Het vergeleek het met « La Légende d'Ulenspiegel » van Charles de Coster en stelde het er boven. Het noemde Pallieter : « de inkarnatie van het Vlaamse genie, zoals dat geopenbaard wordt in zijn kunst, zijn literatuur, zijn muziek. En aan hun nauw kontakt met de natuur », zo ging het verder, «danken die drie hun inspiratie en hun roem ».
Toen de Engelse vertaling van Pallieter in 1924 door de uitgeverij Harper & Brothers uit New-York op de Engelse en Amerikaanse markt gebracht werd, schreef het vooraanstaande Amerikaanse literaire weekblad « Saturday Review of Literature » met evenveel lof over het boek als het Engelse dagblad « Times ».
Ook « Pieter Bruegel » werd in het Engels vertaald, evenals « De Nood van Sinter-Klaas » en « Driekoningen-tryptiek », die in boekvorm verschenen, en « Juffrouw Symforosa », dat in «The Dial» werd gepubliceerd.
« Pallieter » werd niet alleen in het Duits en het Engels vertaald, maar ook in het Frans (1923), het Zweeds (1925), het Tsjechisch (1927), het Italiaans (1929), het Esperanto (1933), het Deens (1936) en het Fins (1947).
Een opsomming van al de vertalingen van Timmermans' werk vinden we hier overbodig, maar we willen er toch op wijzen, dat men zijn werken kan vinden in Nederland, Luxemburg, Frankrijk, Duitsland, Engeland, lerland, Spanje, Italië, Oostenrijk, Hongarije, Roemenië, Griekenland, Tsjecho-Slovakije. Joegoslavië, Polen, Letland, Finland, Zweden, Zwitserland, Noorwegen, Denemarken, Noord-Amerika en Zuid-Amerika, Zuid-Afrika, tot zelfs in Alaska, Nieuw-Zeeland, Indië, China, Japan en Australië. We somden hier slechts de landen op waar. van we zekerheid hebben, en mogelijk zijn er nog wel andere.
We noemden er b.v. Israël niet bij, ofschoon we de Hebreeuwse tekst in handen kregen van het verhaal « Het Zegevierende Haasje », dat in 1934 werd gepubliceerd in een Palestijns tijdschrift.
Felix Timmermans hield niet alleen in eigen land, in Nederland en in Duitsland spreekbeurten, maar ook in Luxemburg, Oostenrijk, Zwitserland, Denemarken, Frankrijk, Engeland, Italië, Polen en Hongarije.
Uit alle delen van de wereld ontving hij brieven, o.m. van Sigrid Undset, Selma Lagerlöf, Hans Carossa, Henri Gheon, Herman Hesse, Stepban Zweig en Thomas Mann.
De grote Spaanse schrijver Miguel de Unamuno kende zijn werk, zowel als de Franse filozoof Jacques Maritain, en de grote Italiaanse schrijver Giovanni Papini verklaarde eens : « Timmermans is de grootste katolieke schrijver van onze tijd. » De beroemde Duitse Jezuïet Friedrich Muckerman schreef in 1927, na het lezen van « De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt » : « Neen, Europa gaat nog niet ten onder, zolang Timmermans leeft ».
Toen het Hongaarse staatshoofd in 1937 een tentoonstelling, gewijd aan Belgische kunstenaars, opende in Boedapest, werd Timmermans in een Hongaars dagblad « een der grootste zonen van het hedendaags België » genoemd en een Praags dagblad schreef in 1938, dat hij « met recht als een door de muzen uitverkoren vertolker van het land en het volk van Vlaanderen » mocht worden beschouwd.
We geloven dat de hier aangehaalde feiten en getuigenissen de bewering, als zou de faam van Timmermans de grenzen van de nazistische invloedsfeer in tijd en ruimte niet overschreden hebben, voldoende tegenspreken.
Die faam is voor een groot deel, maar niet uitsluitend, het gevolg van het sukses van Pallieter. Dat sukses nam zelfs ongewone vormen aan. Het nieuwe woord Pallieter werd gebruikt als fabrieksmerk voor sigaren, tabak, limonade en zelfs gedroogde haringen - al zien we het verband tussen Pallieter en een gedroogde haring niet goed in - en als benaming voor herbergen, landhuizen, kermissen, revues, optochten en... weekbladen. Te Montreal, in Kanada, bestaat er een « Studio Pallieter ». Te Valencia, in Spanje, hangt er een schilderij die Pallieter voorstelt. In Amerika zijn er zelfs mensen welke die naam aan hun kinderen gaven. Onlangs nog vernamen we, dat iemand « achter het ijzeren gordijn », in Oost-Duitsland, een boot zag met het opschrift « Pallieter ». Met de tijd kreeg het nieuwe woord zelfs een nieuwe begripsinhoud, welke voortdurend verruimde. Vreemdelingen, die Lier bezochten, vroegen dikwijls niet waar Timmermans, maar waar Pallieter woonde. Lier is de Pallieter-stad, haar inwoners zijn de Pallieters, haar voetballers de Pallieterjongens.
Mensen die een onbekommerd en lustig leventje leiden noemt men eveneens Pallieters.
Van het zelfstandig naamwoord werden de adjektieven « pallieters » en « pallieteriaans » en het werkwoord « pallieteren » afgeleid. Of al dat « gepallieter » de faam van de schrijver steeds gunstig is geweest, is een andere zaak, want het heeft reakties verwekt, die meestal door afgunst werden ingegeven. Men benijdde het sukses van de populaire Timmermans en daarom werd hij door meer dan een in het Nederlands taalgebied stelselmatig beknibbeld, wat buiten dat gebied helemaal niet het geval was.
Niettegenstaande de kritiek op zijn werk en spijts de verdachtmakingen, wat zijn oorspronkelijkheid als scbrijver betreft en wat zijn gedragingen tijdens de oorlogsjaren aangaat, bleef hij onze meest gelezen en meest vertaalde schrijver. Zijn faam is helemaal niet tenietgegaan met het nazisme, zoals Toussaint voorspelde. Sedert 1947, dus na de dood van de schrijver, verschenen in Duitsland 20.000 nieuwe exemplaren van « Bij de Krabbekoker », 12.000 van « Het Kindeke Jezus in Vlaanderen », 30.000 van « Driekoningen-tryptiek », 10.000 van « De Nood van Sinter-Klaas » en 5.000 van « Pallieter » en « Pieter Bruegel ». Nieuwe vertalingen zagen het licht, n.l. van « Adagio », « Minneke-Poes » en « Adriaan Brouwer ». « Naar waar de appelsienen groeien » werd in Duitsland onder de titel « Ins Land der Apfelsinen » gepubliceerd in 1949 en ondertussen reeds driemaal herdrukt, zodat het in 1951 al een oplage van 20.000 exemplaren bereikte. In Oostenrijk verscheen dezelfde vertaling onder de titel « Wo die Orangen blühen » - de Oostenrijkers gebruiken het woord Apfelsinen niet -, in 1950.
In 1947 verscheen er in de Sovjetbezettingszone van Duitsland een eenheidsbloemlezing voor openbare scholen. Daarin komt Timmermans voor onder de buitenlandse schrijvers, naast Rabelais, Dickens, Wilde, Björnson, Lagerlöf, Tolstoï, Poesjkin en Tsjecbow.
Nieuwe vertalingen verschenen niet alleen in Duitsland, maar ook in Finland, Italië; Amerika, China en Japan.
De eeuwige Dichter.
Nu we menen bewezen te hebben dat de naam van Felix Timmermans niet beperkt werd door de invloedsfeer van het nazisme, zullen we ook trachten op te sporen welke de oorzaak was van zijn sukses.
Te veel werd er de nadruk op gelegd, dat Pallieter zoveel bijval kende, omdat het op een gunstig ogenblik verscheen. Het boek kwam inderdaad als een balsem op de wonde van een uitgehongerd volk, waarvan de oorlog de geestelijke en lichamelijke krachten had ondermijnd. Dat is echter slechts een gedeeltelijke verklaring voor het sukses van het boek. Indien het de volledige verklaring zou zijn, zou die bijval trouwens in tijd en ruimte begrensd geweest zijn door die gunstige omstandigheden. Dat was niet het geval, zoals de herhaalde heruitgaven en vertalingen bewijzen.
Ten onrechte werd Pallieter als het simbool van het Vlaamse volk aangezien, want die figuur openbaarde slechts een gedeelte der wezenstrekken van de Vlaming. Het was immers nooit de bedoeling van de schrijver in Pallieter de Vlaming uit te beelden. Aanvankelijk bestond het boek immers uitsluitend uit een reeks natuurbeschrijvingen, tot de auteur er een tekort in voelde en gestalte gaf aan de Pallieterfiguur, die de inkarnatie was van het verlangen om zich tenvolle uit te leven in de bewondering voor de door God geschapen natuur, in al haar openbaringen. Zeer terecht schreef Willem van Loon in zijn inleiding tot de Engelse vertaling van Pallieter : « This book is bound to neither time nor place ».
Het werk van Timmermans is inderdaad niet aan tijd of plaats gebonden. Daarom is zijn faam ook niet door tijd of ruimte begrensd.
Timmermans heeft bijna nooit, tenzij terloops, de problemen van zijn eigen tijd aangeraakt. Wanneer hij over Lier schreef, was dat over het Lier in een vorige eeuw. De geschiedenis van Het Kindeke Jezus stond buiten ieder tijdsverband. Boerenpsalm stond eveneens buiten de tijd. Hij gaf daarin geen beeld van de Vlaamse boer uit de twintigste eeuw, maar van de boer in het algemeen. Geen enkele boer zou zijn leven vertellen, zoals Timmermans dat Boer Wortel liet doen. Hij drukte er echter in uit wat de boerenaard onuitgesproken in zich draagt : het onbewuste gevoel van zijn verbondenheid met de vruchtbare aarde, gesimboliseerd in het stuk grond dat hij bewerkt.
Timmermans behoorde tot geen enkele literaire richting of groep, al onderging hij invloeden van drachtigers, wat zijn woordkunst betreft, en in menig opzicht ook van Maeterlinck. Zijn geest was verwant aan die der Primitieven, maar hij drukte zich uit in beelden, die men barok zou kunnen noemen. Ofschoon hij een nieuw geluid bracht in de letterkunde, maakte hij geen school, juist omdat hij niet tijdsverbonden was. Zijn werk ontsnapt ook aan de gewone normen der literaire kritiek, want het staat vol anachronismen en hij bezat noch de technische vaardigheid van de romancier, noch de vakkennis van de toneelschrijver, noch de vormbeheersing van de dichter. En toch wordt hij geprezen en zal hij blijven gelezen worden, want de opvattingen over de techniek van het schrijven zijn gebonden aan de evolutie van de smaak en de tijdsomstandigheden. Slechts op wat buiten de tijd staat heeft de tijd geen vat. Zijn werk wordt over gans de wereld genoten, omdat het aan geen bepaalde plaats gebonden is, hoe Vlaams men het ook mogevinden.
Zijn sukses kan men slechts uitleggen, wanneer men in hem « de eeuwige dichter » ziet, zoals de Zwitserse letterkundige Dr Siegfried Streicher hem noemde in het merkwaardig essay aan hem gewijd.
Felix Timmermans was de eeuwige dichter, die de kinderlijke vizie op alle dingen, zowel de kleinste als de grootste, heeft bewaard. Hij was het eeuwige kind, waarvoor alle dingen nieuw zijn en dat alle dingen telkens nieuwe vreugde schenken. Het kind in de eeuwige dichter, dat nieuwe namen geeft, alsof het de geijkte namen nog niet kende die de beschaving op ieder ding geslagen heeft. Overal ter wereld neemt men het werk van Timmermans ter hand, omdat men er overal iets wezensechts, iets oer-oorspronkelijks in ontdekt, iets dat u meesleept buiten de grenzen van de tijd. Men leest het, omdat het een boodschap brengt, de boodschap, dat het leven waard is geleefd te worden, omdat het een geschenk van Gods goedheid is. Die boodschap bracht hij zowel in « Pallieter », waarin hij het leven bezong van de probleemloze mens in een paradijs-als-vóór-de-zonde-val, als in «Boerenpsalm», waarin de schaduw der zonde door het licht van het Godsvertrouwen overwonnen wordt. De eeuwige dichter toonde de schil van het leven der zintuigen, maar ook de pit van het mistieke leven, « de kern van alle dingen ».
Men begreep Felix Timmermans verkeerd, men maakte hem verdacht, men verkortte wellicht zijn leven, maar op de eeuwige dichter en zijn boodschap, die doorgegeven wordt van volk aan volk en van geslacht aan geslacht, heeft de tijd geen vat.
*******
|