De Spaanse schrijver Antonio Muñoz Molina werd geboren op 10 januari 1956 in Úbeda in de provincie Jaén. Zie ook mijn blog van 10 januari 2009.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit: In Her Absence (Vertaald door Esther Allen)
THE WOMAN WHO was not Blanca came down the hall toward Mario wearing Blanca's green silk blouse, Blanca's jeans, and Blanca's ballet flats, her eyes narrowing into a smile as she reached him-eyes the same color and shape as Blanca's, but not Blanca's eyes. She welcomed him home in a tone so identical to Blanca's that it was almost as if she really were Blanca, and she stooped a little to kiss him because she was slightly taller than he was, just like Blanca. But instead of the daily absentminded brush of her closed lips against his, she opened her mouth to Mario's tongue, and he, startled by this unanticipated ardor, didn't respond in time.
In the warmth of her breath and the brief, carnal softness of her lips he felt as if he'd gone back in time to Blanca's first delicious kisses, now identical, but falsified with a flawless or almost flawless precision that made everything all the more unreal. He was grateful for the touch of those long, soft hands even though they weren't Blanca's hands, the odd way she had of putting her arm around his waist as she led him toward the dining room, as if he, its owner, didn't know his way around the apartment where he'd been living for some time before he met Blanca, or as if the apartment, too, were a precise replica of something that had been lost: the apartment, the pictures in the hallway, the dining room furniture that Blanca objected to, and rightly so-when Mario bought it he'd had pitifully bad taste-the tablecloth embroidered by Mario's mother or grandmother, the dishes, the steaming bowls of a soup just cooked by the impostor or near-double of Blanca who'd taken it off the stove and served it when she looked out from the balcony and saw Mario crossing the street toward the apartment building. (But Blanca, the real Blanca, the one from before, might never have looked out from the balcony to see if he were coming.) The soup smelled better than ever, Mario thought almost remorsefully, noticing for the first time not that he was beginning to give in, but that the possibility of giving in existed, comprehending with melancholy and relief that he wouldn't be able to keep up this suspicious hostility, uncompromising vigilance, and desperate solitude forever.
Antonio Muñoz Molina (Úbeda, 10 januari 1956)
De Duitse dichteres en schrijfster Annette von Droste-Hülshoff werd op 10 januari 1797 op het slot Hülshoff in Westfalen geboren. Zie ook mijn blog van 10 januari 2007 en mijn blog van 31 december 2007. Zie eveneens mijn blog van 10 januari 2008 en ook mijn blog van 10 januari 2009.
Die Linde
»Ich breite über ihn mein Blätterdach, So weit ich es vom Ufer strecken mag. Schau her, wie langaus meine Arme reichen, Ihm mit den Fächern das Gewürm zu scheuchen, Das hundertfarbig zittert in der Luft. Ich hauch' ihm meines Odems besten Duft, Und auf sein Lager lass' ich niederfallen Die lieblichste von meinen Blüten allen; Und eine Bank lehnt sich an meinen Stamm, Da schaut ein Dichter von dem Uferdamm, Den hör' ich flüstern wunderliche Weise Von mir und dir und der Libell' so leise, Daß er den frommen Schläfer nicht geweckt; Sonst wahrlich hätt' die Raupe ihn erschreckt, Die ich geschleudert aus dem Blätterhag. Wie grell die Sonne blitzt! schwül wird der Tag. O könnt' ich, könnt' ich meine Wurzeln strecken Recht mitten in das tief kristall'ne Becken, Den Fäden gleich, die, grünlicher Asbest, Schaun so behaglich aus dem Wassernest, Wie mir zum Hohne, die im Sonnenbrande Hier einsam niederlechzt vom Uferrande.«
Kinder am Ufer
»O sieh doch! siehst du nicht die Blumenwolke Da drüben in dem tiefsten Weiherkolke? O, das ist schön! hätt' ich nur einen Stecken, Schmalzweiße Kelch' mit dunkelroten Flecken, Und jede Glocke ist frisiert so fein, Wie unser wächsern Engelchen im Schrein. Was meinst du, schneid' ich einen Haselstab Und wat' ein wenig in die Furt hinab? Pah! Frösch' und Hechte können mich nicht schrecken Allein, ob nicht vielleicht der Wassermann Dort in den langen Kräutern hocken kann?
Ich geh', ich gehe schon ich gehe nicht Mich dünkt', ich sah am Grunde ein Gesicht Komm, laß uns lieber heim, die Sonne sticht!«

Annette von Droste-Hülshoff (10 januari 1797 24 mei 1848)
De Nederlandse dichteres en schrijfster Mies Bouhuys werd geboren op 10 januari 1927 in Weesp. Zie ook mijn blog van 10 januari 2008. en ook mijn blog van 30 juni 2008 en ook mijn blog van 10 januari 2009.
Voorjaar
De torenklok slaat zeven keer,
gewoon als iedre dag,
maar t is dezelfde klok niet meer,
z0 licht klinkt elke slag.
De vroege mannen op hun fiets,
op weg naar de fabriek,
groeten elkaar en fluiten iets;
de straat is vol muziek.
Een man zet stoeltje voor t café,
daar gaan hij kijkt er naar
de meisjes van het aterlier
als duiven langs t trottoir.
Heel vroeg al heeft de bloemenvrouw
haar kraampjes ingericht.
De rozen zijn nog nat van dauw,
de tulpen zijn nog dicht.
Het is haast of het hardop lacht,
dat orgel dat daar klinkt,
dat aan de zonkant van de gracht
tot in zijn buik toe zingt.
Een kring, een kind er midden,
wie vond het touw zo vlug?
De bocht gaat uit, de bocht gaat in.
In en uit en dan terug.
O, kind dat mij het touw voorhoudt
ik sta weer aan t begin.
De hele stad wordt enkel goud.
Ik spring er middenin.
Mies Bouhuys (10 januari 1927 30 juni 2008)
De Nederlandse schrijver, dichter, tekenaar, illustrator, regisseur, animator, en vertaler Harrie Geelen werd geboren in Heerlen op 10 januari 1939. Geelen kreeg een roomse opvoeding en kwam bij Franciscaner paters op school. Als gymnasiast schreef en tekende hij in de schoolkrant en maakte hij de kleuromslagen. Hij studeerde Nederlands in Amsterdam. In 1962 brak hij deze studie af. Vanaf 1967 werkte hij voor de Toonder Studio's, waar hij later de creative director zou worden. Via een ex-collega kwam Geelen in datzelfde jaar in contact met het VARA-team dat een show ging opzetten rondom het jeugdige talent Rob de Nijs. Geelen leverde - als freelancer - gedurende de hele periode (1964 1966) dat de show werd uitgezonden, veel liedjes. Vanaf eind jaren 60 ging hij voor bekende televisie programmas schrijven. KRO-regisseur Bram van Erkel vroeg Geelen in 1968 om mee te werken aan een nieuw kinderprogramma Oebele.
In 1972 produceerde Geelen de serie Avonturen van meneer Prikkebeen, naar het boek van Töpffer.
In de tijd dat Geelen schreef voor Kunt u mij de weg naar Hamelen vertellen, mijnheer? (1972-1976) bedacht hij op verzoek van Van Erkel nog een andere jeugdserie, Q&Q. Q & Q werd net als Oebele en Hamelen een klassieker in het genre. Geelen was jaren later ook de schrijver van het scenario voor de tekenfilm Als je begrijpt wat ik bedoel met de figuren van Marten Toonder. Geelen schreef o.a ook liedteksten voor Boudewijn de Groot, Liesbeth List, Leen Jongewaard, Lex Goudsmit, Adèle Bloemendaal, Herman van Veen. De vele illustraties die Geelen maakte voor boeken omvatten niet alleen het werk van Imme Dros, maar bijvoorbeeld ook versjes van Annie M. G. Schmidt.
Uit: Het Nijlpaard Ellende
Ik heb altijd het gevoel dat spiegels zich vergissen wanneer ik erin kijk. Want ik weet dat ik er eigenlijk anders uitzie. Gewoner. Minder erge flaporen. Ouder. Je kunt aan mijn echte gezicht minder goed zien wat ik denk. Niemand zou bijvoorbeeld ooit om me lachen als ik eruitzag zoals ik werkelijk ben. Spiegels zijn prutsers. Ik hoor een rustig, regelmatig gezicht te hebben dat nooit verandert.
De etalagepoppen uit de steunkousenwinkel hebben zulke gezichten.
Toen ik nul was, was ik van binnen precies zo als toen ik vier was en naast het kabouterhuis op de kleuterschool werd gezet maar evengoed bleef krijsen dat ik naar mijn moeder wou.
Ik dacht dat een spiegel misschien preciezer zou worden als je ouder werd. Ik ben nu bijna dertien en er is nog steeds geen spiegel die klopt.
Op de laatste klassenfoto van de lagere school sta ik naast Joop Sikkema. Hij heeft met zijn vingers achter mijn hoofd om gemeen hard tegen mijn linkerflapoor geknipt, net op het moment dat de foto genomen werd. Ik sta dus op die foto met één bewogen oor. En Joop Sikkema met een valse grijns.
Ik vraag me af hoe Joop Sikkema er eigenlijk uitziet. Ook regelmatig als een etalagepop? Ik denk dat iemand van binnen niet loenst. Maar mooi kan Joop Sikkema nog steeds niet zijn.
Ik weet eigenlijk niet waarom ik dit vertel.
Ik heb warempel wel wat anders aan mijn hoofd.
Als ik naar mijn vader kijk, bij het ontbijt, krijg ik geen hap door mijn keel. En mijn moeder zegt ook bijna niks.
Dingen als: Waarom neem je niet ook een eitje? Lekker vers uit de tuin... Ik kijk in het deksel van de broodrooster en ik zie weer een heel ander gezicht dan ik heb. En mijn moeder ziet me kijken.
Harrie Geelen (Heerlen, 10 januari 1939)
Zie voor nog meer schrijvers van de 10e januari ook mijn vorige drie blogs van vandaag.
|