De Bentley Mulsanne Turbo werd voorgesteld op de Geneva Motor Show in maart 1982 en werd geproducceerd tot 1985.
Er was een toename van 50% aan kracht en dit zonder verhoging van het toerental dankzij de Garrett AiResearch turbocompressor. De bestuurder kon hierdoor genieten van een grote acceleratiekracht.
Bentley Mulsanne TurboR(1986)
In 1986 werd de turbo vervangen door een de Turbo R deze had dezelfde motor maar met brandstofinjectie.
De bestuurder en passagiers konden genieten van een uniek interieur. Er was de gebruikelijke gepolijst notenhouten dashboard, onberispelijk leder en tapijten van zuivere wol voor het interieur.
Bentley Mulsanne Turbo (1983) ontwerp : Andy Saunders
Naast de Turbo badges, aangebracht achteraan en opzij en de frontgrille in de kleur van het koetswerk was er weinig onderscheid met een standaard uitelijk.
Het was opgevallen dat Bentleys inspannigen om de "door de wol geverfde" Bentley klanten terug te winnen maar halfslachtig waren. Velen waren dan ook verrast met dit nieuwe model.
Dit nieuwe model belichaamde de geest van Bentley met een combinatie van sportief autorijden en comfort.
De Bentley Mulsane was een luxe auto geproduceerd van 1980 tot 1992 maar afgeleide wagens zoals de Continental T en de Azure werden geproduceerd tot in de 21ste eeuw. De naam was afgeleid van Bentleys vroege race-verleden op het circuit van LeMans in de periode 1924 - 1930. Het stuk waarop de hoogste snelheden werden behaald heette "Mulsanne straight".
Bentley Mulsanne
Door de "Badge-engineering" werd de Bentley Mulsanne gescheiden van de Rolls-Royce Silver Spirit. Het meest opvallende kenmerk was de radiator.
Bentley Mulsanne (1980)
Bosch brandstof injectie op de uitvoer modellen voor Noord-Amerika en Japan, van 1986 Bosch brandstofinjectie standaard op alle wagens. 3-versnelling automatische versnellingsbak, onafhankelijke wielophanging met schroefveren voor en achter, hydraulische zelfnivellerende hoogteregeling achteraan. Geventileerde schijfremmen voor, gewone schijven achter. Wielbasis van 3.061 mm of 3.161 mm.
Bentley Mulsanne LWB (1981)
Er werden twee Bentley Mulsanne L limousine gebouwd van 1984 tot 1988.
Vermoedelijk was de stuwende kracht achter dit idee om een Rolls Royce "incognito" in het verkeer te brengen.
Door hun opvallende lengte hadden ze wel een heel apparte plaats in het verkeer.
De Bentley Camargue was eigenlijk een RR-Camargue maar er werd er slechts één van gebouwd.
De Rolls-Royce Camargue wordt door velen beschouwd als de meest unieke Rolls-Royce ooit. Deze 2-deurs coupé werd in maart 1975 geïntroduceerd en bleef tot 1986 in productie. Het koetswerk was getekend door de Italiaanse ontwerper Sergio Pininfarina en voor het eerst na de Tweede Wereldoorlog niet binnen het bedrijf. De Camargue was tevens de eerste Rolls-Royce die ontworpen werd gebruik makend van het metrisch stelsel. 525 Exemplaren werden gebouwd, plus een speciaal bestelde Bentley Camargue.
Bentley Camargue
De Camargue was de eerste auto ooit die een volledig automatische airconditioning met verschillende niveaus had. Naar verluidt werd 8 jaar aan dat systeem gewerkt. De auto had ook als eerste Rolls-Royce een hellend radiatorrooster dat in een hoek van 7° stond. Het ontwerp van de Camargue is uniek binnen Rolls-Royce. De lijnen zijn hoekig en glad wat typisch is voor Italiaanse luxewagens. De auto is ook lang en breed en onmiskenbaar een coupe. Die breedte wordt nog benadrukt door een breed radiatorrooster, en gerekte voor- en achterlichten.
Bentley Camargue (1985)
RR Camargue
De Camargue deelt haar platform met de Silver Shadow en de Corniche. Ook de 6750 cc 90° V8 werd hiervan overgenomen hoewel hij iets krachtiger werd. Ook de automatische Turbo-Hydramatic 3-versnellingsbak van General Motors-origine werd overgenomen. In 1977 kreeg de Camargue het stuursysteem van de Silver Shadow II en in 1979 de onafhankelijke wielophanging van de Silver Spirit. De Camargue had een wielbasis van 3048 mm, vanaf 1979 3061 mm, en een topsnelheid van 192 km/u.
Bentley Camargue (1985)
De enige echte Bentley Camargue heeft chassisnummer SCBYJ000XFCH10150 Een uniek Pininfarina design. Dezelfde wieldeksels als de Corniche. Geen identificatieplaatje.
Later werden door RR-Camargue eigenaars meerdere wagens voorzien van een Bentley radiatorrooster, maar ze behielden allemaal hun RR-chassisnummer.
De Bentley Corniche was technisch gelijk aan de RR-Corniche.
Voor de echt rijken gold deze Bentley badge wagen als "niet echt onze klasse".
Zowat het enige verschil met de RR was echter de front grille.
Bentley Corniche
In 1977 werd de Corniche lichtjes herwerkt tot de Corniche II. De verchroomde bumpers werden vervangen door legering met rubber, het radiatorrooster door een exemplaar van aluminium en er werd oliekoeling toegevoegd. De exemplaren voor Noord-Amerika kregen een airbag voor de bestuurder terwijl die voor Europa en het Midden-Oosten ABS kregen. Vanaf 1982 verdween de coupéversie en was de Corniche enkel als cabriolet te verkrijgen.
Een 6750cc V8 RR motor met dubbele SU carburator (vanaf 1975 een enkele Solex carburator voor de Europese modellen).
In 1939 had een prototype van Rolls-Royce, gebaseerd op de Bentley Mark V, reeds de naam Corniche gedragen maar door de Tweede Wereldoorlog kwam die nooit in produktie.
Bentley Corniche (1976) auteur : niet gekend
Aantal gebouwd van 1971 tot 1984 : Bentley Cornice coupé (1971-1982) : 63 (wielbasis 3041,6mm vanaf 1974 3048mm en vanaf 1979 3061mm) Bentley Corniche Cabriolet (1971-1984) : 77
Bentley CornicheII (1980) auteur : niet gekend
Enkele foto's tijdens de bouw van de Corniche in de werkplaats in Crewe
produktielijn
de koetswerken werden gemaakt door H.J Mulliner Park Ward in London maar meestal geassembleerd bij RR in Ctewe
De Bentley T-serie was de Bentley badged versie van de Rolls-Royce Silver Shadow.
Hij was beschikbaar als een vier-deurs sedan of een twee-deurs sedan met koetswerk gemaakt door James Young en Mulliner Park Ward.
Een twee-deurs cabriolet werd ingevoerd in september 1967 met een carrosserie van Mulliner Park Ward en een elektrisch bediende kap.
De Bentley werd onderscheiden van de Rolls Royce broer of zus door haar eenvoudiger en lichter front grill.
De lagere verkoopsprijs was ook zogezegd het gevolg van een lagere produktiekost van de Bentley grill.
Bentley T1 (1966)
Met deze wagens was het voorheen meer sportieve imago van de Bentleys verdwenen.
Technisch is de wagen gelijk aan de RR Silver Shadow enkel de motorkap is iets lager en meer dynamisch gevormd.
Een 6230cc/V8 Rolls-Royce motor en vanaf 1970 standaard een 6750cc V8 RR motor.
Toen de Bentley klepdeksels waren opgebruikt werden deze eenvoudigweg vervangen door RR-klepdeksels zodat er zelfs bij de motoren geen onderscheid meer was.
De opgewaardeerde T2 had een tandheugel stuurinrichting, verbeterde airconditioning, rubber-faced bumpers, een nieuw dashboard (met RR symbolen) en een front-lucht-dam, op dezelfde wijze als in de Rolls-Royce Silver Shadow II.
De T1 is vervaardigd van 1965 tot 1977 en de T2 werd gemaakt van 1977-1980.
Aantal gebouwd van 1965 tot 1980 : Bentley T1 sedan (1965-1977) : 1703 (wielbasis 3035,3mm) Bentley T1 lange wielbasis (1971-1976) : 9 (wielbasis 3136,9mm) Bentley T1 twee-deurs sedan (1966-1971 : 114 (15 van James Young) Bentley T1 coupé : 1 door Pininfarina (1968) Bentley T1 Convertible (1967-1971) : 41
De standaard carrosserie van de S3 had enkele subtiele verschillen met de S2.
Zo hadden ze de nieuwe richtingsaanwijzers in de front en zijvleugels vooraan.
Kleinere overriders op de bumpers - hoewel voor de uitvoer naar de VS en voor sommige klanten - de zwaardere uitvoering werd behouden.
Samen met een lagere motorkap, vierlichtindeling en een gewijzigde grille werd de weg vrijgemaakt voor de Bentley T-1 in 1965.
Bentley S3 Veuve Clicquot edition
De 6.2L motor van de S2 werd behouden maar met grotere carburatoren en het inductiesysteem en de compressieverhouding werd gewijzigd.
Ook werd de stuurbekrachtiging verbeterd.
Er werd ook een S3 Continental versie gebouwd de meeste met koetswerk van H. J. Mulliner & Co..
Zoals bij eerdere Continentals was het sportievere "fast back" koetswerk volledig in aluminium.
Dit, in combinatie met hogere versnelling en de betere compressie ratio's zorgde voor een aanzienlijk snellere auto.
Bentley S3 (1965)
Vier-deurs Continentals door H.J. Mulliner stonden bekend als de "Flying Spur", hoewel vier-deur Continentals door andere carrosseriebouwers werden soms ten onrechte aangeduid als "Flying Spurs".
Ondanks dat de Continentals aanzienlijk duurder waren, was er veel vraag, maar toch werden ze in veel kleinere aantallen geproduceerd dan de standaard S3 sedan.
Aantal gebouwd van 1962 tot 1965 : S3 : 1286 (waarvan 1 drophead coupé van H. J. Mulliner & Co.) S3 lange wielbasis : 32 (7 met koetswerk van James Young) Bentley S2 Continental : 311 (291 van H.J. Mulliner en 20 van James Young)
De nieuwe aluminium V8 motor met een cilinderinhoud van 6230cc leverde heel wat betere prestaties dan zijn voorganger.
Deze motor was ruim krachtig genoeg voor het aansturen van de automatische versnellingsbak, stuurbekrachtiging en eventuele air-condioning.
Bentley S2 LWB (1961) S2 met lange wielbasis foto : heritageclassics
Aantal gebouwd : S2 : 1863 (waarvan 15 drophead coupé van H.J.Mulliner) S2 lange wielbasis : 57 (waarvan 6 door James Young en één door Wendler) Bentley S2 Continental : 388
Bentley S2 Continental Park Ward (1962) auteur : John Sweney CC 3.0
Na de Tweede Wereldoorlog werd de produktie van Rolls-Royce en Bentley auto's verplaatst naar een ex-motorenfabriek in Crewe, Cheshire.
Bentley's werden in toenemende mate iets lager geprijsde Rolls-Royces zonder onderscheid, maar zonder de overbekende RR motor grille.
In de jaren 1970 en vroege jaren 1980 liep de verkoop sterk terug, op een punt droeg minder dan 5% van de gecombineerde produktie de Bentley badge.
Gedurende deze periode faalde de moedermaatschappij Rolls-Royce, niet volledig, maar in de jaren '70 kwamen ze in de problemen met de ontwikkeling van vliegtuigmotoren.
De automobiel divisie werd ondergebracht in de Rolls-Royce Motors Ltd, die onafhankelijk is gebleven tot ze gekocht door Vickers in augustus 1980.
Bentley S1
De Bentley S1 was een luxewagen door Bentley Motors Limited gebouwd van 1955 tot 1959.
Nu kwam de vermindering van de verschillen tussen hun Bentley en Rolls-Royce-modellen tot uiting.
Er was nog enkel een verschil in de radiator design en badging met de Rolls-Royce Silver Cloud I.
Deze modellen gebruikten de 4.9 L (4887 cc) straight-6 motor, en waren hiermee de laatste die de originele motor uit de Rolls-Royce Twenty uit 1922 tot 1929 gebruikten.
Twin SU carburatoren werden voorzien, op de verbeterde modellen vanaf 1957.
Een automatische 4-versnelling was standaard, maar er was een manuele 4-versnellingsbak als optie tot 1957.
Twee wielbases werden geproduceerd: 3124 mm en, vanaf 1957, 3226 mm.
De R-Type is de tweede reeks na-oorlogse Bentley auto's, ter vervanging van de Mark VI.
In wezen een grotere kofferbak-versie van de Mk VI, het R-type wordt door sommigen als een overgangsmodel gezien voor de invoering van de S-reeks in 1955.
Net als bij zijn voorganger was een standaard koetswerk beschikbaar en kon worden geleverd met koetswerk van o.a. H.J.Mulliner, Park Ward, Harold Radford, Freestone, Webb en anderen.
Zelfs toen was er weinig verschil (behalve de radiator roosters en de carburator) tussen de standaard Bentley R-Type en de Rolls Royce Silver Dawn.
Toch was Bentley nog steeds het meest populaire merk. De overgrote meerderheid van de geproduceerde auto's waren Bentleys.
Bentley R-Type (Harold Radford uitvoering) gebruiker : Jamesroyle CC 3.0
Tijdens de ontwikkeling werd de wagen aangeduid als de Bentley Mark VII Inderdaad de chassis kaarten voor deze auto's beschrijven hen als Bentley VII.
De R-Type, de naam die nu meestal wordt toegepast vloeit voort uit chassis serie RT.
De voorzijde van het sedan model was identiek aan de Mark VI, maar de koffer is bijna dubbel zo groot en de motor was een 4,5 liter (zoals gemonteerd op de latere Mark VI).
Voor kopers op zoek naar een meer onderscheidende auto, was er een op maat carrosserie verkrijgbaar bij een afnemend aantal Britse carrosseriebouwers.
Deze varieerden van de grote vloeiende lijnen van Freestone & Webb's voorzichtige, bijna vooroorlogse vormen, tot de praktische vormen van Harold Radford, met inbegrip van een uitklapbare achterklep en opklapbare achterstoelen.
Een vier-deurs Saloon, getest door het Britse auto-magazine The Motor in 1953 haalde een top van 163,7km/h. Een verbruik van 18,2l/100km werd genoteerd.
De testwagen kostte £4481 incl.taksen. Aantal gebouwd : R-Type : 2323
De Mark VI was de eerste na-oorlogse luxe-wagen van Bentley.
Gebouwd van 1946 tot 1952 was het ook de eerste wagen van Rolls Royce met eigen koetswerk, maar de chassis werden ook nog altijd geleverd aan onafhankelijke koetswerkbouwers.
Het chassis en motor welke werden gebruikt waren die van de Rolls-Royce Silver Wraith van 1946 en de Silver Dawn van 1949.
Bentley Mark VI Drophead(1947) auteur : Chris 73 CC 3.0
De Mark VI had een straight-6 motor van 4,3l, in 1951 werd er een 4,6l versie uitgebracht.
Een gesynchroniseerde vier-versnellingsbak.
De 4,3l was uitgerust met een enkele uitlaat en de 4,6l met een dubbele uitlaat.
Bentley Mark VI 4-deurs Saloon (1948) auteur : Lars-Göran Lindgren Sweden CC 2.5
Het eigen koetswerk werd gemaakt door Pressed Steel Ltd in Coventry en bij Bentley works in Crewe geschildert en afgewerkt met hout en leder.
De Mark VI werd op de markt gebracht in een periode van staal tekort in Europa wat zich vertaalde in een tekort aan nieuwe wagens op de markt.
Uit een tweedehands rapport uit 1951 bleek dat een 3 jaar oude Mark VI met 16.815km op de teller en een nieuwwaarde van £4.038 werd aangeboden voor £5.335. Hieruit blijkt wel de deugdelijkheid en kwaliteit van de wagen.
Bentley Mark VI Park Ward Drophead (1951) auteur : Charles01 CC 3.0
De Bentley Mark V was het tweede Bentley model van Rolls Royce en werd uitgebracht in 1939. Om de steeds duurdere ontwikkelingskosten van nieuwe motoren te beperken werd besloten om zoveel mogelijk onderdelen van motoren te gebruiken bij de verschillende modellen.
Dit werd de nieuwe generatie straight-6 motor motorinhoud 4,3l (4257cc).
Een lichtgewicht en aerodynamisch Cornische model werd gepland, maar de tweede wereldoorlog kwam met slechts één volledig afgewerkte wagen.
Deze wagen werd ontworpen door Georges Paulin en gemaakt door carrosseriebouwer Pourtout uit Parijs. Deze auto was gemaakt voor Prinses Kemal el Din, de zuster van koning Farouk van Egypte.
Bentley Mark V MXT3 (1939) foto bron : conceptcarz
De Mark V had een wielbasis van 3.150mm een 4-versnellingsbak, onafhankelijke ophanging vooraan en trommelremmen voor en achter.
Het was de eerste Bentley met onafhankelijke ophanging vooraan.
Aantal gebouwd : 15 Bentley Mark V (11 volledig afgewerkt). 4 Bentley Corniche (1 volledig afgewerkt)
Deze word momenteel gerestaureerd in de Rolls-Royce Heritage Trust in Derby.
Begin maart 1936 werd een 4¼ Litre versie van de auto aangeboden als vervanging voor de 3 ½ Litre, met het oog op het toenemende gewicht van de carrosserie en het sportieve imago van de auto te behouden tegen de sterke concurrentie.
De motor was uitgeboord tot 88,9 mm 4,3 L (4257 cc).
Het model werd vervangen in 1939 door de MkV.
Bentley 4¼ Litre Saloon (1939) auteur : Lars-Göran Lindgren Sweden CC 2.5
Er werden 1234 4 ¼ Litre auto's gebouwd, met Park Ward als de meest populaire carrosseriebouwer.
Veel auto's kregen een koetswerk in staal in plaats van het veel duurdere aluminium.
Een Drophead 4 ¼ Litre was James Bond's auto in de film Never Say Never Again uit 1983.
Bentley 4¼ Litre Tourer (1936) auteur : Lars-Göran Lindgren Sweden CC 2.5
De Derby Bentley was niet bedoeld om gebruikt te worden als een raceauto, in tegenstelling tot de vroegere, pre-Rolls-Royce auto's gebouwd door W.O. Bentley.
Er werden echter een aantal wagens gebruikt om te concureren op internationaal niveau, zoals:
Een 3 ½-liter gereden door E. R. Hall in RAC Tourist Trophy (TT) in Ulster in 1934, 1935 en 1936. Het was de eerste wedstrijd auto gebouwd door Rolls-Royce, sedert de auto gebouwd voor Charles Rolls om de 1906 TT te winnen, en het was ook hun laatste.
Hall racete ook in de 4 ¼ Litre-auto op Le Mans in 1950, en werd de eerste piloot die solo de hele afstand van de race uit reed.
Een 4 ¼ Litre met een gestroomlijnd koetswerk gemaakt door door Pourtout uit Parijs voor de Griekse autocoureur A.M.Embiricos zorgde voor een snelheidsrecord (185,16 km/h) op Brooklands.
Deze Embiricos auto racete op Le Mans in 1949, 1950 en 1951 en werd de eerste auto ooit die drie jaar achter elkaar de race voleindigde.
Rolls-Royce kocht Bentley volledig in het geheim onder de naam British Central Equitable Trust.
Zelfs W.O.Bentley wist niet wie de kopers waren, pas nadat de deal was afgerond werd de ware identiteit bekend.
Een nieuwe maatschapij, volledig in handen van Rolls-Royce werd opgericht, Bentley Motors (1931) Ltd.
W.O.Bentley was hier niet meer dan een gewone werknemer, en met het einde van zijn kontrakt in 1935 stapte hij over naar Lagonda, een andere Britse autobouwer.
De Criclewood fabriek werd verkocht en de volledige eenheid werd overgebracht naar de Rolls-Royce fabriek in Derby.
De 3½ Litre (en later 4¼ Litre) werd getoond aan het publiek in september 1933, kort na het overlijden van Henri Royce. Het was het eerste Bentley model na de overname door RR in 1931.
Deze wagens zijn ook gekend als de Derby Bentleys, omdat ze werden gebouwd in de Rolls-Royce fabriek in Derby
Vanaf het begin was de auto bedoeld om te concurreren op kwaliteit en sierlijkheid in plaats van de sportieve reputatie die de hoeksteen was van de pre-1931 onderneming Bentley.
Bentley 3½-Litre Airline Saloon (1934) auteur : Lars-Göran Lindgren Sweden CC 2.5
De wagens behielden de gebogen radiatorvorm bekend van Bentley, en toch was het duidelijk een Rolls-Royce.
Alhoewel sommige Bentley-klanten waren ontgoochelt waren er vele anderen die zegden, waaronder zelfs W.O.Bentley,"liever eigenaar van deze Bentley dan enige andere wagen verkocht onder dit merk".
In een tijd dat een nieuwe Ford8 kon worden gekocht voor £100 kostte de Bentley 3½ Litre £1500 en lag deze wagen slechts in het bereik van de allerrijksten.
Bentley 3½-Liter Sport Saloon (1935) auteur : Lars-Göran Lindgren Sweden CC 2.5
Hoewel het niet een auto was van opmerkelijke prestaties, was het een auto met een unieke mix van stijl en sierlijkheid, en dit bleek populair bij de elite en het werd bekend als de "stille sportwagen."
Er wordt gezegd dat meer dan 70% van de auto's gebouwd tussen 1933 en 1939 nog steeds bestaat en dit 80 jaar later.
Hierbij moet worden opgemerkt dat, hoewel de chassis productie werd gestaakt in 1939, een aantal auto's nog steeds werden afgewerkt en geleverd in 1940. De laatste wagens werden afgeleverd en voor het eerst geregistreerd in 1941.
Bentley 3½-Liter 2-seater Sports (1934) auteur : Lars-Göran Lindgren Sweden CC 2.5
De motor was gebaseerd op een experimenteel Rolls-Royce project "Peregrine" een supercharged 2 ¾ L motor, de 3 ½ Litre werd tenslotte uitgerust met een minder avontuurlijke motor ontwikkeld van Rolls ' straight-6 aangebracht op de Rolls-Royce 20/25.
De Bentley variant werd gekenmerkt door een hogere compressieverhouding, Sportievere nokkenas en twee SU carburateurs. Het werkelijke vermogen was ongeveer 110 pk (82 kW) bij 4500 rpm, zodat de auto een snelheid haalde van 145 km/h.
Het sterke chassis was met 1140kg vrij licht ten opzichte van zijn voorgangers. 1177 Bentley 3 ½ litre auto's werden gebouwd.
De wagen werd geleverd met een koetswerk gebouwd door een koetswerkbouwer naar keuze, ongeveer 50% door Park Ward. De rest werd "aangekleed" door bekende carrosseriebouwers als Barker, Freestone & Webb, Gurney Nutting, Hooper, Mann Egerton, Mulliner (zowel A en HJ), Rippon, Thrupp & Maberly, James Young, Vanden Plas en Windovers in Engeland; Figoni, Kellner, Saoutchik en Vanvooren in Parijs, en kleinere bedrijven die elders in het Verenigd Koninkrijk en Europa.
Een Drophead 3 ½ Litre werd gebruikt in de film uit 1963 From Russia with Love.
In een poging het bedrijf financieel gezond te krijgen werd in 1931 de Bentley 4 litre geïntroduceerd.
Het typische Bentley kliënteel was echter niet geïnteresseerd en het trok ook geen nieuwe kopers. Kort daarna ging het bedrijf in curatele, en aartsrivaal Rolls Royce ronde de koop met succes.
Bentley 4-Litre (1931)
De conventionele 6-cilinder in lijn motor werd gebruikt, met een boring van 85mm en een slag van 115mm. Het ontbrak echter aan het hoge vermogen en de technologie van de vorige Bentley ontwerpen.
Een groep van rijke Britse automobilisten bekend als de Bentley Boys(Woolf Barnato, Sir Henry Birkin, steeplechaser George Duller, vliegenier Glen Kidston, Automotive journalist S.C.H. "Sammy" Davis en Dr Dudley Benjafield onder hen) hielden de reputatie van het merk hoog.
Dankzij de toewijding van deze groep aan het racen , werd het bedrijf, gelegen aan Cricklewood, Noord-Londen, bekend door zijn vier opeenvolgende overwinningen in de 24 uur van Le Mans van 1927 tot 1930.
Hun grootste concurrent op dat moment, Bugatti - waarvan de lichtgewicht en elegante maar kwetsbare creaties contrasteerde met de robuuste Bentley's - verwees naar de Bentley's die spottend werden genoemd als 's werelds "snelste vrachtwagens".
Bentley 8 Litre
De 8 Litre was de grootste en meest luxueuze Bentley wagen voorafgaand aan de aankoop van het merk door Rolls-Royce.
Met een 8 L (7983 cc) straight-6 motor en met een lange 3658 mm of een extra-lange 3962 mm wielbasis was het de grootste auto geproduceerd in de Verenigd Koninkrijk in die tijd.
De auto werd op dezelfde wijze opgevat Bugatti Royale - Als vlaggeschip kwam hij in een positie als een van de luxe auto's in de wereld. Echter, net zoals de Bugatti, was de 8 liter Bentley niet te verkopen in voldoende aantallen om winst te maken.
Gelanceerd op de 1930 London Olympia Motor Show in oktober, werd het 1.850£ kostende chassis een exclusief en prijzig voertuig.
Bentley 8-Litre Tourer
De zes-cilinder motor, een massief ijzeren blok en cilinderkop met een carter gemaakt van elektron (een magnesiumlegering).
Vier kleppen per cilinder en een dubbele elektrische ontsteking, beide waren revolutionair op dat ogenblik. De boring is 110 mm en de slag is 140 mm. De fabrikant stelde een maximale snelheid van ongeveer 125 mph (200 km / h).
Slechts 100 van deze auto's werden geproduceerd: 35 waren op een 3658mm wielbasis en 65 waren op een 3962mm wielbasis Minder dan een kwart open wagens.
Er werd gesuggereerd dat deze auto een eerste reden was voor het faillissement van Bentley Motors. Bij de aankoop door Rolls-Royce in 1931, werden onmiddellijk alle 8-Liter reserveonderdelen vernietigd.
Bentley 8-Litre vier-zitter (1930) auteur : Michael Schäfer - chilterngreen.de CC 2.5
Als gevolg van hun zeldzaamheid, zijn ze erg gewild door verzamelaars, momenteel zijn er nog zo'n 78 chassis gekend wereldwijd.
Slechts een ervan had volledig metalen koetswerk van meet af aan, gemaakt door de WM Murphy Company in Pasadena voor een klant in San Diego.
Het is ook de enige Bentley met Amerikaans koetswerk.
De Bentley Speed Six werd geïntroduceerd in 1928 als een meer sportieve versie van de Bentley 6½ Litre. Het zou de meest succesvolle race-Bentley worden, beweert overwinning op de 24 Uren van Le Mans in 1929 en 1930 met Bentley Boys drivers Woolf Barnato, "Tim" Birkin en Glen Kidston.
Maar de Speed Six was ook uitgerust als een conventionele weg-auto, en velen werden inderdaad gebruikt voor dagelijks vervoer. Bentley Motors voorzitter Woolf Barnato gebruikte ze met op maat gemaakt koetswerk als zijn persoonlijke auto's. Twee als sedan uitgerustte Speed Six hebben zelfs als patrouille auto gediend voor het Criminal Investigation Department van de West-Australia Police.
6½-Litre Speed Six Tourer auteur : Lars-Göran Lindgren Sweden CC 2.5
Barnato won de Blue Train Race in 1930 in een H.J. Mullinger Bentley Speed Six sedan, deze wagen is voledig gerestaureerd en staat bekend als de "Blue Train Bentley".
Er werden 182 Speed Six wagens geproduceerd.
Bentley Speed Six klaargemaakt voor een race auteur : Writegeist CC 2.5
Vóór de Eerste Wereldoorlog verkocht Walter Owen Bentley in samenwerking met zijn broer HM Bentley auto's van het Franse merk DFP. Maar hij had altijd al willen ontwerpen en bouwen aan een eigen reeks van auto's die zijn naam droeg. In augustus 1919 werd Bentley Motors Ltd geregistreerd.
Het was tijdens een bezoek aan de DFP-fabriek in 1913 dat Walter Owen een aluminium presse-papier opmerkte, en dat inspireerde hem tot het gebruik van de lichtgewicht metalen in plaats van gietijzeren zuigers te maken.
De eerste Bentley aluminium zuigers werden gebruikt in vliegtuigmotoren van de Sopwith Camel (Brits eenpersoons jachtvliegtuig), in dienst tijdens de Grote Oorlog.
Het bedrijf was altijd in geldnood, en Bentley wendde zich tot miljonair Woolf Barnato voor financiële hulp in 1925. Als onderdeel van een deal krijgt Barnato het voorzitterschap, en W.O. komt effectief in het bezit van de onderneming.
Een groot deel van zijn fortuin gebruikte Barnato voor het in stand houden van de Bentley-fabriek, maar de Grote Depressie vernietigde de vraag naar dure produkten van het bedrijf, en het werd uiteindelijk verkocht aan Rolls-Royce in 1931.
Joel Woolf Barnato
Bentley 6½ Litre
De reguliere Bentley 6½ Litre en de high-performance Bentley Speed Six waren Bentley auto's in produktie van1926 tot 1930.
Ze zijn ontstaan uit het verlangen naar meer motorvermogen door Walter Owen Bentley door toevoeging van twee cilinders aan de straight-4 motor gebruikt in zijn Bentley 4½ Litre auto.
De Speed Six, geïntroduceerd in 1928, zou de meest succesvolle race-Bentley worden. Twee Bentley Speed Six's werden bekend als de Blue Train Bentleys, door hun eigenaar Woolf Barnato's betrokkenheid bij de Blue Train Wedstrijden (wedstrijden tussen trein en auto) van 1930.
Bentley 6½-Litre Tourer auteur : Lars-Göran Lindgren Sweden CC 2.5
De 6 ½ Litre werd geïnspireerd door de Rolls-Royce Phantom I als een gesloten-body auto. Hoewel gebaseerd op de Bentley 3-Litre waarin een aantal verbeteringen werden aangebracht.
De kegel-type koppeling werd vervangen door een droge-plaat ontwerp, waarin een koppeling rem voor snel schakelen zorgde, en vier op de vier wielen werden vin-trommelremmen geplaatst.
Een anderre aanpassing zorgde voor een gelijkmatige slijtage van vier remschoenen per wiel (een ingenieus gepatenteerd apparaat). Dit was per wiel instelbaar vanaf de bestuurdersstoel tijdens het rijden. Dit was bijzonder gunstig tijdens het racen.
Bentley 6½-Liter koetswerk van H.J. Mulliner
Net als de vier cilinder motor had de Bentley's straight-6 een bovenliggende nokkenas, 4 kleppen per cilinder en twee bougies per cilinder, allen exotische technologieën op het moment.
Boring en slag afmetingen waren identiek aan de Bentley 4 ½ Litre auto op 100 mm (3,9 inch) en 140 mm (5,5 inch). Er werd 180-200 pk (134-149 kW) vermogen bekomen, en de auto was sneller en betrouwbaarder dan de supercharged Bentley 4 ½ Litre.
Een grote verscheidenheid aan wielbases werden geproduceerd voor een dergelijke lage productie-auto, variërend van 3353 mm tot 3873 mm.
Van de Bentley 6½ Litre werden 363 wagens geproduceerd.
In oktober 1919 kwam de eerste Bentley motor - een 3 liter- tot leven, in een klein atelier in New Street Mews, nabij Baker Street, Londen. Er werd gebruik gemaakt van aluminium zuigers, een vinding van Bentley en nu gebruikelijk in de autoindustrie. Kort na de bouw van de EXP-1 (zowel mator als chassis hadden codenummers) werd de motor tentoongesteld op de 1919 Olympia motor show in Londen.
Daarna begon de produktie langzaam, en in 1921 startte men in een nieuwe fabriek in Cricklewood, Noord Londen. De eerste 3-litre -de eerste wagen genoemd naar zijn cilinderinhoud- werd geleverd in september dat jaar.
De nieuwe fabriek in Cricklewood. foto : Bentley
Bentley 4½ Litre
De Bentley 4½-litre was een evolutie van de 3-litre.
Het chassis, de ophanging en het remsysteem van de 3-litre werden gebruikt.
De cilinders werden uitgeboord tot 100mm tot een inhoud van 4398cc, goed voor 110pk voor het weg-model en 130pk voor het race-model.
Deze wagens met een vier-cilinder motor hadden een wielbasis van 2984mm en 3302mm.
4½-Litre Sporting Four Seater (1929) auteur : Lars-Göran Lindgren Sweden CC 2.5
In 1927 was er een 4½-Litre aan de start van de 24 uren van LeMans, maar crashte.
In 1928 was er winst voor de piloten Woolf Barnato en Bernard Rubin.
Er werden 665 4½-Litre Bentleys gebouwd (inclusief 6 wagens gebouwd na de overname door Rolls Royce).
Bentley 4½-Litre Drophead Coupé (1930) auteur : Lars-Göran Lindgren Sweden CC 2.5
4½-Litre Supercharged ("Blower Bentley")
De eerste "blown" Bentley was een supercharged 3-litre, gebouwd in de eigen werkplaats in 1926.
W. O. Bentley verwierp de gedwongen inductie en Henry "Tim" Birkin werd toegezegd de blazer Bentley te ontwikkelen als een particuliere onderneming. In januari 1929 pacht hij een workshop in Welwyn Garden City, huurde een team van ex-Bentley mechaniciens, en creëerde een team van vier supercharged Bentleys (drie straat-auto's voor de race op Le Mans) en een éénzitter auto bestemd voor gebruik op Brooklands circuit.
4½-Litre SC Tourer (1930) auteur : Lars-Göran Lindgren Sweden CC 2.5
De grote rootscompresser werd geplaatst buiten de motorkap welke hem een uniek voorkomen gaf.
Deze roostscompressor had een enorm verbruik, de gewone 4½-Litre had een verbruik van 16l/100km.
De wagen met rootsblower slikte maar liefst 102l/100km.
Met een vermogen van 175 pk waren de verwachtingen voor race succes hoog, maar duurzaamheid ontbrak en de Blowers wonnen nooit een belangrijke race. Op het einde was het WO Bentley's grotere 6 ½ Litre auto die overwinningen zou veilig stellen voor Bentley in Le Mans in 1929 en 1930.
Birkin's beroemde rode single-seater Blower, gebouwd en onderhouden in zijn Welwyn Garden City atelier, bracht echter het Brooklands Outer Circuit ronde record op 137.96 mph (222,03 km / h) in 1932.
Het record stond nog twee jaar op het bord voordat het verbroken werd door John Cobb's 24 liter Napier Railton.
Bentley 4½Litre SC Drophead Coupé (1931) auteur : Lars-Göran Lindgren Sweden CC 2.5
Deze wagen werd door Ian Fleming als eerste gekozen voor James Bond, en werd gebruikt in drie van zijn novellen, Casino Royale, Live en Let Die en Moonraker.
Ian Fleming himself was eigenaar van een "Blower Bentley" vandaar zijn inspiratie om de wagen te gebruiken voor zijn personage 007.
Fleming kocht de wagen van Amherst Villiers nadat deze was gebouwd voor hem door Bentley.
Deze wagen was recent nog te zien in het Yorkshire Motor Museum in Batley maar na het sluiten van het museum verdween deze in een private collectie.
Er werden 55 4½-Litre Supercharged Bentley's gebouwd.
Bentley Motors Limited is een Britse fabrikant van luxueuze automobielen en sportwagens. Het bedrijf is opgericht in Engeland op 18 januari 1919 door Walter Owen Bentley (1888-1971). Sinds 1998 maakt het deel uit van de Volkswagen Group.
De wereldberoemde Bentley Continental GT is na de Ferrari 612 Scaglietti de snelste vierpersoonsauto ter wereld, hoewel het met zijn prijs van zo'n 200 000 euro het goedkoopste model is uit het Bentley-gamma. De wagen werd ontworpen door de Belg Dirk van Braeckel.
Frank Clement, W. O. Bentley en John Duff na winst in de 1924 Le Mans race. foto : Bentley
Bentley 3 Litre
De Bentley 3-litre was een wagen die Bentley op de auto-wereldkaart heeft geplaatst.
Het was een grote wagen in vergelijking met de lichtgewicht Bugattis die toen de racewereld dommineerden.
Maar de innovatieve technologie en zijn kracht compenseerden zijn gewicht.
De 1800kg zware wagen won de 24uren van LeMans in 1924 met piloten John Duff en Frank Clement, en nogmaals in 1927, in de Super Sports form, met de piloten S. C. H. "Sammy" Davis en Dudley Benjafield.
Zijn gewicht, omvang en snelheid brachten Ettore Bugatti tot de uitspraak "the fastest lorry in the world" (de snelste vrachtwagen ter wereld).
3-Litre Drophead Coupe (1921) auteur : Lars-Göran Lindgren Sweden CC 2.5
De 3-litre werd geleverd als een rijdend chassis, voor het koetswerk werd door Bentley doorverwezen naar Carrosserie Vanden Plas de bekende Belgische koetswerkbouwer.
De meeste wagens hadden een open koetswerk, maar voor sommige klanten, waaronder Prins George en Gertrude Lawrence was een speciaal koetswerk vereist.
Bentley 3-Litre Tourer 1924 auteur : Lars-Göran Lindgren Sweden CC 2.5
De 3.0L (2996cc) 4-cilinder motor was groot in die jaren maar zijn technische inovaties waren het meest opvallend. Zo was het één van de eerste produktiemotoren met 4 kleppen per cilinder welke werden aangedreven met een bovenliggende nokkenas. Het was ook een van de eerste met twee bougies per cilinder, pent-dak verbrandingskamers en twin - carburateurs.
Met deze motor bereikte de Touring versie 130km/h, de Speed Model 145km/h en de Super Sport 160km/h.
3-Litre Speed Model 4-Seater Tourer 1925 auteur : Lars-Göran Lindgren Sweden CC 2.5
Er waren drie belangrijke varianten van de 3 liter en zij werden bekend door de kleuren vaak gebruikt op de radiator badge.
Blue label Dit was het standaard model met een 2985 mm wielbasis gebouwd van 1921 tot 1929 of een lange 3302 mm wielbasis gebouwd van 1923 tot 1929.
Red Label Deze gebruikte een 5.3:1 hoge compressie motor in de 2985 mm versie en werd gebouwd van 1924 tot 1929.
Green label Gemaakt tussen 1924 en 1929 was dit het high-performance model met 6.3:1 compressie verhouding en een korte 2743 mm wielbasis. 160 km/h was gegarandeerd.
De eerste wagens waren enkel voorzien van remmen achteraan, pas vanaf 1924 werden ze voorzien op de vier wielen.
Bentley 3-Litre Boattail 1927 auteur : Lars-Göran Lindgren Sweden CC 2.5
De eerste 3-Litre Bentley werd getoond op de '1919 London Motor Show', maar de motor was nog niet klaar. Het duurde nog twee jaar om de motor optimaal te krijgen. De eerste wagen werd afgeleverd in september 1921. De produktie duurde tot 1929, toen de auto werd overtroffen door Bentley's eigen 4 ½-Litre auto.
Aantal wagens gebouwd : Experimental: 3 3-litre: 1088 Speed Model: 513 Super Sport: 18