De bunzing kan een totale lichaamslengte van 45 tot 65 centimeter bereiken.
Er is een sterke seksuele dimorfie; de mannetjes worden aanzienlijk groter en zwaarder dan de vrouwtjes.
Een mannetje heeft een kop-romplengte van ongeveer 33 tot 45 cm en een staartlengte van 12 tot 18 centimeter.
Een mannetje kan een gewicht bereiken van 500 gram tot 1,8 kilo.
Het vrouwtje heeft een kop-romplengte van ongeveer 28 tot 38 cm en een staartlengte van 11 tot 15 centimeter.
Het vrouwtje kan een gewicht bereiken van 300 tot 900 gram.
|

Jonge bunzing
auteur : foto op www.natuurhulpcentrum.be |
De bunzing heeft een dikke vacht, die bruin tot zwart van kleur is.
De zichtbare vacht aan de bovenzijde bestaat uit dikkere dekharen die een zwart uiteinde hebben of geheel zwart van kleur zijn.
De ondervacht is korter en is veel lichter tot geelbruin van kleur.
In de winter echter overgroeit de dan dikkere ondervacht de zwarte dekharen.
De bunzing heeft hierdoor in de zomer een donkerbruine kleur en in de winter een lichtbruine kleur.
Door deze wintervacht lijkt de bunzing veel dikker.
De poten en de staart zijn wel altijd zwart behaard.
De kop van de bunzing is deels wit tot witgeel of grijs behaard.
Zowel het voorhoofd, de randen van de oren en de kin hebben een afstekende lichte beharing.
Op het midden van de voorzijde van de kop loopt een donkere band tussen de ogen, die het gezicht een duidelijk masker geeft.
Bij sommige exemplaren zijn de lichtere delen aan de kop kleiner, en bestaan slechts uit twee lichte vlekken onder de ogen en een witte snuitpunt.
De keel en buikzijde zijn niet wit gekleurd, zoals bij enkele gelijkende marterachtigen voorkomt. De neus is altijd donker gekleurd.
|

Bunzing
foto op www.zoogdieratlas.nl |
De schedel van de bunzing is in vergelijking met andere marters enigszins hondachtig van bouw.
De schedel heeft een scharnierend deel waardoor de schedel als een soort tang kan worden gesloten zonder dat hierbij veel spierkracht hoeft te worden gebruikt.
Hierdoor heeft de bunzing een zeer krachtige beet.
De bunzing is hierdoor niet alleen in staat om een prooi snel dood te bijten, maar kan deze ook stevig in de bek bergen als de prooi naar het nest wordt vervoerd.
Dit doet enigszins denken aan een apporterende hond.
Zelf uit de bek van een dode bunzing is een prooidier hierdoor zeer moeilijk te verwijderen.
De poten zijn relatief kort maar zijn zeer krachtig.
De nagels aan het uiteinde van de poten -de klauwen- zijn niet intrekbaar.
De nagels spelen een rol bij het graven van holen.
De bunzing is één van de zeven soorten marterachtigen in Nederland.
Een achtste soort, de Europese nerts is door menselijk toedoen verdwenen.
Ook de Amerikaanse nerts (Mustela vison) komt voor maar dit is een exoot.
Het is de grootste familie van rovende landzoogdieren in de Lage Landen.
In de onderstaande uitklapbare tabel zijn de belangrijkste verschillen weergegeven.
|

Mustela putorius
foto op www.zoogdieratlas.nl |
De bunzing is een bodembewoner die zelden klimt, ook zwemmen doet het dier niet graag.
De bunzing is minder behendig dan zijn verwanten zoals de hermelijn en de wezel.
De bunzing beweegt zich door afwisselend te lopen en te springen en nu en dan stil te staan op de achterpoten.
De voortbeweging van de bunzing is opmerkelijk snel en lijkt van de zijkant bezien meer op een zwemmende beweging.
Dit komt omdat de bunzing de voor- en achterpoten beide tegelijk gebruikt bij de voortbeweging.
Het lichaam wordt dichtbij de grond gehouden en de kop en nek worden vooruit gestoken. De rennende bunzing heeft hierdoor van de bovenzijde af gezien wel iets weg van een slang.
Het dier is nachtactief, overdag wordt gescholen in holen.
De bunzing kan zelf holen graven maar gebruikt ook wel bestaande holen van andere dieren zoals vossen en konijnen.
Meestal wordt tijdens de avondschemering gejaagd.
Van vrouwtjes die hun jongen leren jagen is bekend dat ze zich overdag laten zien.
Ook in de winter is de bunzing meer overdag actief dan in de zomer.
De bunzing kent een vorm van vocale communicatie.
Er worden verschillende geluiden gemaakt afhankelijk van de gemoedstoestand.
De zeer jonge dieren brengen een gepiep voort dat lijkt op het tjirpen van krekels.
Volwassen dieren maken zacht grommende, piepende of klok-klok achtige geluiden en als ze boos of opgewonden zijn kunnen harde geluiden worden geproduceerd.
Bij een confrontatie met een vijand of een concurrerende soortgenoot worden blazende en gillende geluiden gemaakt.
|
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- tinternet |