De bleke grasuil (Mythimna pallens, synoniem Aletia pallens) is een nachtvlinder uit de familie Noctuidae, de uilen. De voorvleugellengte bedraagt tussen de 14 en 17 millimeter. Het imago kan verward worden met de stompvleugelgrasuil en de spitsvleugelgrasuil.
De gekraagde grasuil is in Nederland en België een vrij gewone vlinder, die over het hele gebied verspreid voorkomt, vooral aan de kust.
Engels : Common Wainscot Duits : Weißadereule Frans : La Noctuelle pâle
Bleke grasuil auteur : James Lindsey at Ecology of Commanster CC 3.0
De bleke grasuil, stompvleugelgrasuil en spitsvleugelgrasuil, die alle drie vrij algemeen in Nederland en België voorkomen, zijn vrij lastig van elkaar te onderscheiden, met name bij meer afgevlogen exemplaren. Bij de bleke grasuil is de zwarte veeg over de voorvleugel langs de witte hoofdader minder duidelijk dan bij de stompvleugelgrasuil en spitsvleugelgrasuil.
Ook is bij de bleke grasuil de achtervleugel voornamelijk wit, bij de andere twee soorten donkerder grijs. De spitsvleugelgrasuil heeft verder een opvallend puntje aan de vleugel, die de stompvleugelgrasuil niet heeft.
Mythimna pallens auteur : Marrku Savela
Rups: september-mei en juli-augustus. De soort overwintert als jonge rups, laag in de vegetatie. De rups foerageert ´s nachts en verpopt zich in een cocon in de grond.
De vliegtijd is van half mei tot en half oktober in twee generaties.
De gekraagde grasuil heeft diverse grassen als waardplant, zoals kropaar en smele. Mogelijk behoren ook enkele kruidachtige planten tot de waardplanten.
40 Verjaardag VANDAAG 9 februari 2011 voor (volledige) biografie klik op de foto 325
Herman Pieter de Boer, Nederlands auteur en journalist 83 jaar (°1928)
Willem Vermandere, kleinkunstenaar, schrijver, dichter, beeldhouwer, levensfilosoof, zanger en schilder 71 jaar (°1940) Officiële website van Willem Vermandere
De bleke franjehoed is een algemene soort die voorkomt in groepen op en bij rottend hout (stronken, schuttingpalen en dergelijke).
onderzijde Psathyrella candolleana auteur : James Lindsey CC 3.0
De hoed heeft een doorsnede van 2,5-5 cm, is klokvormig tot vlak gespreid. De kleur is licht crème- of okerkleurig tot witachtig in droge toestand. Bij jonge exemplaren zitten aan de rand rafels van het velum.
De steel heeft een hoogte van 4-6 cm en een dikte van 4-5 mm. De steel is wit en hol.
De lamellen zijn witachtig tot grijslila en worden tenslotte bruinzwart. De sporen zijn bijna zwart.
De soort komt voor op diepten van range 85 tot 1410 m maar wordt meestal aangetroffen tussen de 500 tot 900 m. Tussen de 750m en 1500m is er een daling van de populatie.
De vis kan een lengte bereiken van 90 cm. Mannetjes zijn gemiddeld 60 cm en vrouwtjes 70 cm groot.
kop van de bleke draakvis WorldFish Center - FishBase CC 3.0
Jaarlijks wordt er ca. 1700 ton gevangen door bodem trawlvissers voor commerciëel gebruik
De bleke daguil (Heliothis nubigera) is een nachtvlinder uit de familie van de uilen, de Noctuidae.
De bleke daguil is in Nederland en België een zeer zeldzame trekvlinder, die hier komt vanuit Zuid-Europa. De soort kan hier niet overwinteren. De vlinder kan worden waargenomen van mei tot en met oktober.
Engels : Eastern Bordered Straw Duits : Südliche Blüteneule Frans : la Nubigère
De voorvleugellengte bedraagt tussen de 16 en 20 millimeter. De grondkleur van de voorvleugels is lichtbruin, de niervlek is een duidelijke donkere vlek. De franjelijn bestaat uit dikke zwarte stippen; soms zijn deze stippen vaag, maar die in de binnenrandhoek is doorgaans goed zichtbaar.
De soort lijkt veel op de vlekdaguil (H. peltigera) en de katoendaguil (Helicoverpa armigera).
Bleke daguil auteur : Brian Hedley
De bleke daguil gebruikt allerlei kruidachtige planten, waaronder gele ganzenbloem en tomaat, als waardplanten.
De soort komt als standvlinder in Afrika, het Midden-Oosten en mogelijk in Zuid-Europa voor. Daarbuiten is de soort bekend als trekvlinder in overig Europa.
Een bleekweide, bleekveld of bleek is een kort gemaaide grasweide, die ervoor diende om linnen te bleken. Omdat de begijnen vaak hun inkomsten verdienden door de was te doen voor anderen, was de bleekweide een onmisbaar deel van het begijnhof.
Engels : bleachfield of Croft Duits : ?????? Frans : Blanchiment sur pré
"Bleekveld in een dorp", door Jan Brueghel de Jonge
Reeds heel vroeg ontdekte men de kracht van zuurstof bij het 'bleken van linnen'. Na het wassen was het linnen vaak nog gelig en was de geur van het gebruik er niet uit. Het linnen werd echter frisser en bleker, lichter van tint, door het op een grasveld uit te spreiden en te laten drogen.
Onder invloed van de zon werden vrije zuurstofatomen gevormd, die zich binden aan het vuil, wat hetzelfde effect geeft als bleken met waterstofperoxide. Daardoor kreeg het linnen een frisse geur en een blanke kleur. Vandaar het woord "bleken".
bleekweide in Mechelen (Zandpoortvest omstreeks 1900)
Tot in de 20e eeuw werden er nog bleekweiden gebruikt in de textielindustrie. Ook thuis legden veel mensen hun was nog op de bleek te drogen.
Het Engelse stadje Whitefield ontleend zijn naam aan het gebruik door Vlaamse kolonisten eind 15e eeuw.
Bleekselderij (Apium graveolens var. dulce) is een selderij waarvan de bladstelen gegeten worden, ze worden ook verwerkt in een salade.
Van bleekselderij is er een type met: groene bladstelen en met geelgroene bladstelen, het zogenaamde witte of zelfblekende type.
Het groene type is wat minder vezelig en pittiger van smaak dan het zelfblekende type. In Nederland wordt voornamelijk het zelfblekende type gegeten.
Engels : celery (var. dulce) of de celeriac (var. rapaceum) Duits : Echter Sellerie Frans : cèleri, ache des marais, persil des marais
Bleekselderij
Van het zelfblekende type zijn er de rassen 'Goudgele zelfblekende' en 'Golden Plume'. Van deze laatste zijn de bladstelen wat korter en dikker. Van het groene type is er o.a. het ras 'Giant Pascal'.
Bleekselderij is een bijzondere groente die niet iedereen lekker vindt. Ze wordt zelden gebruikt als echte groente, gekookt op bord, maar heel veel gebruikt om samen met bijvoorbeeld ui, wortel, knoflook, etc. een heerlijke bouillon te maken, of een basis voor een gerecht. Rauw in dunne plakjes is ze lekker in salades.
verpakte bleekselderij
In salades, als tussendoortje, in sauzen (zoals authentieke Bolognesesaus) of gekookt. Bleekselderij is ook lekker in (maaltijd)soepen.
De voedingswaarde van 100 gram verse bleekselderij is: Energetische waarde 58 kJ Koolhydraten 2 gram Eiwit 1 gram Vet 0,2 gram Vitamine C 25 mg Caroteen 0,9 mg Vitamine B1 0,08 mg Vitamine B2 0,15 mg Calcium 80 mg IJzer 0,1 mg
Bleekselderij bloesem
Bleekselderij wordt gezaaid vanaf januari tot maart onder verwarmd glas. Er moet verwarmd worden, omdat anders de plant voortijdig in bloei komt. Uitgeplant wordt in april en mei en geoogst van half juli tot eind september. In de tweede helft van april kan nog gezaaid worden onder koud platglas met planttijd in juni en oogst vanaf half september tot eind oktober. De plantafstand is 30 (40) cm tussen de rijen en 30 cm in de rij.
Bleken wordt niet vaak meer gedaan, simpelweg omdat er steeds vaker wordt gekozen voor de zelfblekende rassen. Om de groenblijvende soorten te bleken plant je ze uit in een geul van 15-20 centimeter diep. Als de planten groot genoeg zijn bind je de bladeren bij elkaar met een stuk touw en breng je de aarde uit de geul weer aan. Als de plant dan weer gegroeid is breng je wat meer aarde aan, en dit doe je nog 1 of 2 keer.....tot je alleen de bladeren nog ziet en de stelen onder de grond zitten en geen licht meer krijgen. Oogst wel op tijd want als er een natte periode komt kan kunnen de stengels onder de grond natuurlijk gemakkelijk rotten.
De bleekgele vederdistel (Cirsium erisithales) is een soort vederdistel die voorkomt in gebergten.
De plant komt algemeen voor in de Oostelijke en Zuidelijke alpen. Naar het westen komt ze voor tot in de Franse middelgebergten, naar het oosten toe loopt haar verspreidingsgebied tot in de Karpaten, de Dinarische Alpen en Rusland.
Deze 30-200 cm hoge plant heeft een meestal weinig vertakte stengel, die pas bovenin in verscheidene bloemstelen vertakt en bloeien van juli tot september. De bloemstelen zijn meestal knikkend; de bloemhoofdjes staan met 1-5 bijeen, zonder omhullende schutbladen. De omwindselblaadjes zijn lancetvormig, stekelig en dicht beklierd. De bloemen zijn bleekgeel (een enkele keer paarsrood).
In het onderste deel is de plant rijk bebladerd, de bladeren zijn diep veerspletig tot veerdelig, met 8-12 stekelig getande delen per blad. De middelste en bovenste bladeren zijn stengelomvattend. De bladsegmenten zijn alleen ongeveer even groot.
Deze planten groeien op kalkhoudende grond in bossen, weilanden, en op steile hellingen. In de Kalkalpen is ze vrij algemeen.
De bleekgele hennepnetel (Galeopsis segetum) is een eenjarige plant, die behoort tot de lipbloemenfamilie (Lamiaceae). De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als vrij zeldzaam en zeer sterk afgenomen. De plant komt van nature voor in Midden- en Zuid-Europa.
De plant komt voor op open, droge, voedselarme grond langs houtwallen, spoorwegen en in bermen.
Engels : Downy hemp-nettle Duits : Gelbe Hohlzahn, Saat-Hohlzahn Frans : Galéopsis des moissons
De plant wordt 7-30 cm hoog en heeft eironde tot lancetvormige bladeren. De bovenste bladeren zijn van onderen fluwelig behaard. De stengel is onder de knopen niet of weinig verdikt en met zachte haren bezet.
De bleekgele hennepnetel bloeit vanaf juni tot de herfst met geelwitte, 2,5-3,5 cm lange bloemen. De bovenlip van de bloemkroon is ingesneden-getand. De bloemen zitten met tien tot dertig stuks in schijnkransen.
De vrucht is een vierdelige splitvrucht.
Groeiplaatsen: Houtwallen langs akkers, roggeakkers, bermen, omgewerkte grond, ruderale plaatsen, rolsteenhellingen en langs spoorwegen.
Bleek schildzaad (Alyssum alyssoides) is een eenjarige plant, die behoort tot de kruisbloemenfamilie (Brassicaceae). De soort staat op de Nederlandse Rode Lijst planten als zeer zeldzaam en sterk afgenomen. De plant komt van nature voor in Eurazië.
De plant komt voor op droge, kalkhoudende zandgrond, langs spoorwegen en op stenige plaatsen.
Engels : Small Alison, Pale Madwort Duits : Kelch-Steinkraut Frans : Herbe de la rage, Alysson calicinal
De plant wordt 5-30 cm hoog en is aan de basis vertakt. De 0,5-3 cm lange bladeren zijn lancetvormig en de onderste omgekeerd-eivormig. De witachtige onderzijde van het blad is dicht bezet met sterharen en de bovenzijde is dun behaard.
Bleek schildzaad bloeit van april tot juni met lichtgele, bij het einde van de bloei wit verblekende bloemen. De kroonbladen zijn 2,5-4 mm lang. De zeer smalle kelkbladeren zijn 2-3 mm lang. De bloem heeft zes meeldraden en bij de twee korte meeldraden zitten klieren. De bloeiwijze is een tros met twintig tot vijftig bloemen.
De behaarde, 3-4,5 mm lange, op doorsnee bijna ronde vrucht is een hauw met vier, afgeplatte zaden. De vrucht is aan de randen afgeplat en bol op de plaats van de zaden.
Het bleek nestzwammetje (Cyathus olla) is een paddenstoel uit de familie Agaricaceae. Het is een van de soorten nestzwammetjes waarbij de sporen gevormd worden in eivormige lichaampjes (peridiolen), die zelf weer in een nestvormige beker zitten. De buitenkant van de beker is bedekt met tegen de wand liggende, fijne grijsbruine haartjes.
Aanvankelijk is de beker bedekt met een vliezig dekseltje (epiphragm). Eerst zitten de eitjes met een wit draadje (funiculus)aan de binnenkant van de beker of aan elkaar vast. Later raken ze los en worden door de regen uitgespoeld. De eitjes bestaan uit een stevige wand (peridium), waarbinnen de sporen zitten, die later zoals ook bij stuifzwammen weggestoven worden.
Engels : Birds Nest fungi Duits : Topf-Teuerling, Bleigraue Teuerling Frans : Cyathus olla
Het bleek nestzwammetje onderscheidt zich van het gestreept nestzwammetje (Cyathus striatus) door het ontbreken van strepen op de beker en van Cyathus stercoreus omdat deze zwarte eitjes heeft.
De soort komt voor in groepen, vaak in een groot aantal op de grond in bossen en tuinen. Soms zitten ze ook in bloempotten. Het is vrij algemene verschijning, levend in of op plantenresten.
Het vruchtlichaam is 0,9-1,5 cm hoog en 0,7-1,3 cm breed. Het is bekervormig tot klokvormig met een omgebogen rand. Eerst is het vlokkig, later kaal. De kleur varieert van bruinachtig tot geelachtig grijsbruin. De binnenkant is glad en donkergrijs met zes tot acht 'eitjes', die grijsachtig van kleur zijn. Deze eitjes zijn schijfjes van ongeveer 2,5 mm.
Het bleek hooibeestje (Coenonympha dorus) is een dagvlinder uit de familie van de Nymphalidae, de vossen, parelmoervlinders en weerschijnvlinders, onderfamilie Satyrinae.
Engels : Dusky Heath Duits : ???? Frans : Fadet des garrigues
bleek hooibeestje auteur : Christian Widmann CC 3.0
Verspreiding: Komt in vrijwel geheel Portugal en Spanje voor, in ZO-Frankrijk (vanaf de O-Pyreneeën, via de Cevennen en Provence tot in de Alpen), het aangrenzende deel van de Italiaanse Zee-Alpen en in N- en M-Apennijnen.
Het bleek hooibeestje vliegt tot op 2200m hoogte. Komt niet in de BeNeLux voor.
Coenonympha dorus auteur : Al3Malka
Leefgebied: Droge zure graslanden Droog kalkgrasland en steppe Heide en struweel Sclerofiele struikvegetatie
De soort heeft één generatie per jaar en overwintert als rups.