Als er één konijnenras is waar vele fabels de ronde over doen dan is dat wel de Belgische haas. Zo werd vroeger beweerd dat het hier ging om een kruising tussen een haas en een konijn, of dat de Belgische haas van Engelse oorsprong zou zijn.
De Belgische haas is wel degelijk een Belgisch konijnenras. Slank gebouwde konijnen bestonden reeds in de 18de eeuw in de Zuidelijke Nederlanden. Wat wel zeker is is dat het Belgisch haaskonijn vooral "veredeld" is in Engeland. De eerste 'Belgian Hare' op Engelse bodem werd tentoongesteld door een zekere Mr. Lumb in 1874. Hij selecteerde het ras uit dieren die hij vanuit Antwerpen ingevoerd had.
Het oudste bericht over de Belgian Hare is te vinden bij Bonnington Monbray, die in zijn Pratical Treatise for poultry and rabbits (1822), waarin hij duidelijk het prototype van de Belgian Hare bedoeld. Daar toont hij ook aan dat de Belgian Hare geen kruising is van een Haas met een konijn.
Het Belgisch haaskonijn is het meest opvallende typedier onder de Belgische konijnenrassen. Het is een middelgroot konijn dat qua uiterlijk sterk op een haas gelijkt maar is er dus niet aan verwant.
Het ras is erkend in de kleuren haaskleur, zwart, tanpatroon en wit. De Belgische haas is het sierstuk onder de konijnenrassen.
Belgische haas E.V.K.V.P.
Het zijn bijzonder elegante dieren, fijn van gestel. Alles wat nog maar in de buurt komt van plompheid of grofheid wordt niet getolereerd. De slanke kop harmonieert bij een lang en gestrekt lichaam waarbij de gespierde rug opvalt. Het heeft lange, slanke, gespierde poten en billen. De ogen zijn groot en komen bijzonder tot hun recht wat deze dieren nog meer uitstraling geeft. De oren staan rechtop en zijn tussen 12 en 15 cm lang.
Het Belgisch zilver is van Franse oorsprong want het zijn eigenlijk 'bleke' Zilveren van Champagne.
Het is ontstaan in 1960 uit onvrede van de Belgische kwekers. In België ging de voorkeur naar lichte Zilveren van Champagne, in Frankrijk hadden de keurmeesters meer een voorkeur voor donkere dieren. Omdat de Franse keurmeesters vonden dat de Belgische dieren niet goed waren op kleurgebied, was er heel wat onvrede bij onze Belgische keurmeesters.
Belgisch zilver SLE
Er werd dan maar besloten om het Belgisch zilver te laten erkennen als een apart ras. Vanaf oktober 1960 is het Belgisch zilver in Vlaanderen erkend. Sindsdien komt het voor als sportras. Daarnaast is het ook als nutras gewaardeerd.
Belgisch zilver foto : Geerinckx Peggy & Verheyden Frederik
Het behoort tot de middenrassen en weegt tussen de 4 en 5,5 kg.
Het is een middelgroot konijn met een lang en goed gespierd lichaam en een goed bevleesde rug. Het heeft middellange gespierde poten, een korte hals, grote ruitvormige kop met rechtop gedragen oren van 13 a 14,5 cm.
De zilverkleur is een tussenliggende schakering tussen bleek- en donkergrijs, gelijkvormig op alle delen van het lichaam, de onderkleur is donker blauw, bijna zwart.
De beisa of Oost-Afrikaanse spiesbok (Oryx beisa) is een Afrikaanse oryx, verwant aan de gemsbok (Oryx gazella). Soms wordt de beisa als een ondersoort van de spiesbok gezien.
De beisa leeft voornamelijk in droge halfwoestijnen met gras en enkele struiken en in open savannes. Deze soort komt ook in vochtigere streken voor dan de andere oryxen. Hij komt voor in de Hoorn van Afrika, zuidwaarts tot Centraal-Tanzania en westwaarts tot Zuid-Soedan en Noordoost-Uganda. De Tanarivier vormt de scheiding tussen de beisa en de kwastoorspiesbok.
De beisa is een grote, gespierde antilope met een stevige nek, lange kop en lange, dunne hoorns. Beide geslachten dragen hoorns. Deze kunnen 60 tot 120 centimeter lang worden. De staart bestaat uit lange, zwart haren. De poten zijn smal en stevig en eindigen in grote, zwarte hoeven.
De korte vacht is bruinig grijs van kleur aan de bovenzijde, en wit aan de buikzijde. Over het onderste gedeelte van de flank loopt een zwarte streep. Ook over de voorpoten, boven de knieën, loopt een zwarte band. De kwastoorspiesbok heeft een bruinere vacht en haarkwastjes aan de oren. Het gezicht heeft een opvallende tekening: over beide zijden van het gezicht loopt een brede zwarte streep, van de hoornbasis over de ogen naar het onderste gedeelte van de wangen. Deze sluit aan op een grote vlek op het bovenste deel van de snuit. De vacht op de onderste deel van de snuit is wit, waardoor de donkere neusgaten duidelijk opvallen. Ook heeft hij een zwarte vlek op het voorhoofd, een zwarte vlek die loopt van de keel omhoog naar de oren en in een dun lijntje naar de kin.
De beisa heeft een kop-romplengte van 153 tot 170 centimeter, een schofthoogte van 110 tot 120 centimeter en een staartlengte van 45 tot 50 centimeter. De vrouwtjes zijn kleiner dan de mannetjes: mannetjes wegen tussen de 167 en 209 kilogram, vrouwtjes tussen de 116 en 188 kilogram.
De beisa leeft voornamelijk van gras. Hij eet ook soms bladeren van bomen en struiken, knollen en plantenwortels, voornamelijk in de droge tijd. Ze kunnen langere tijd zonder water, zelfs langer dan een dromedaris, maar drinken dagelijks als er een waterbron in de buurt is. Hij is de gehele dag door actief. Op het heetst van de dag zoekt de beisa de schaduw op.
De beisa leeft in gemengde kudden van zes tot meer dan zestig dieren. Een enkele keer voegen deze kudden zich samen tot grote kudden van meer dan tweehonderd dieren. Onder beide geslachten bestaat een hiërarchie. Oudere vrouwtjes bepalen de richting waarin een kudde zich beweegt. Dieren leven vaak binnen de kudde in kleinere, meer permanente subgroepen. Bij gevaar vlucht hij weg, maar soms valt de beisa aan, waarbij hij met de scherpe hoorns ernstige verwondingen kan toebrengen.
Één jong wordt geboren na een draagtijd van ongeveer 265 dagen. Als een vrouwtje moet werpen, zondert ze zich af van de kudde. Het jong blijft minstens twee weken lang liggen. Twee tot drie weken later keert ze terug met haar jong. Een jong blijft bij het moederdier totdat het een jaar oud is. Na 18 tot 24 maanden is het dier geslachtsrijp. Een beisa kan tot 22 jaar oud worden in gevangenschap.
De beermarter of bintoerong (Arctictis binturong) is geen beer of marter, maar een Aziatische civetkatachtige uit de onderfamilie der palmrollers (Paradoxurinae).
Beermarters komen voor in de regenwouden van India, Nepal, Bhutan, Myanmar, Thailand, Indochina, Maleisië, Sumatra, Java, Borneo en Palawan (Filipijnen). Hij heeft een voorkeur voor bergbossen. In deze landen wordt de beermarter soms als huisdier gehouden. Beermarters zijn eenvoudig te temmen en niet agressief.
Duits: Binturong of Marderbär Engels: Sulawesi Bear Cuscus of Sulawesi Bear Phalanger Frans: Binturong soms chat-ours
De beermarter brengt het grootste gedeelte van zijn leven door in bomen. Het is de enige civetkatachtige en één van de weinige roofdieren met een grijpstaart. Deze dient als steun als de beermarter met zijn voorpoten een tak met vruchten naar zich toetrekt. Beermarters zijn omnivoren: ze eten behalve vruchten (voornamelijk bessen) ook scheuten, bladeren, kadavers, insecten, eieren en knaagdieren. Er zijn gevallen bekend van beermarters die in het water zwommen om vissen te vangen. Vogels worden met veren en al gegeten.
Arctictis binturong auteur : onbekend
De beermarter heeft een lange, ruige, zwarte vacht. De haarpunten zijn soms wit of geel, waardoor de dieren een gelige of grijzige waas kunnen hebben. Op de oren zitten lange, zwarte pluimpjes. De staart is lang en stevig gespierd, het puntje is zeer beweeglijk en kan dienen als grijpstaart. Beermarters worden 61 tot 96 centimeter lang en 7,6 tot 14 kilogram zwaar. Vrouwtjes worden groter dan mannetjes. De staart is tot 56 tot 89 centimeter lang.
De beerkoeskoes (Ailurops ursinus) is een buideldier dat voorkomt op Celebes en enkele omliggende eilanden. Op Celebes komt hij het meeste voor op zo'n 400 m hoogte.
Engels: Sulawesi Bear Cuscus of Sulawesi Bear Phalanger
Het is de grootste koeskoes die er bestaat op de gevlekte koeskoezen (Spilocuscus) na. Daarvan verschilt hij in de ronde pupillen, lange ledematen, zwarte kleur (vaak met geelgepunte vacht). Hij heeft een stompe, bijna naakte bek. De ronde pupil suggereert dat de beerkoeskoes, als enige van de Phalangeridae, overdag actief is.
Ailurops ursinus foto : Tropical Wildlife of Southeast Asia
De soort van de Talaud-eilanden, de Talaudbeerkoeskoes (Ailurops melanotis), die wat kleiner is, werd tot 2003 tot dezelfde soort gerekend. De soortnaam ursinus is afgeleid van het Latijnse woord ursus "beer".
Het Baweanhert (Axis kuhlii) is een hertensoort die uitsluitend op het Indonesische eiland Bawean voorkomt. Ze leven vooral in rivierrijke en moerasgebieden. Ze worden ongeveer 140 cm lang en ongeveer 50 - 60 kg zwaar. De schouderhoogte is 65 - 70 cm. Deze dieren zijn vooral grazers maar eten ook vruchten en bloemen.
Baweanhert, volwassen mannetje in de Ragunan Zoo in Jakarta auteur : Midori CC 3.0 Japan
Het baweanhert (Axis kuhlii) is een lief hertje uit de klasse der zoogdieren (Mammalia), de orde der evenhoevigen (Artiodactyla) & de familie der hertachtigen (Cervidae) en de onderfamilie der echte herten (Cervinae), waartoe het geslacht Axis behoort dat ongeveer vier soorten telt, waaronder dus het Bewaenhert & het Filipijnse zwijnshert, dat ook wel Calamianenhert wordt genoemd. Het Bewaenhert is verwant aan het axishert & het zwijnshert.
Baweanhert in de Ragunan Zoo in Jakarta auteur : Midori CC 3.0 Japan
Baweanhertjes zijn echte grazers, maar ze eten ook wel eens vruchten en bloemen. Het baweanhert is een zeldzame en bedreigde diersoort. Tijdens de Japanse bezetting werd het baweanhert door de lokale, hongerende bevolking bijna uitgeroeid. Nog altijd is de populatie baweanhertjes kritiek te noemen. Het baweanhert wordt ook nauwelijks in dierentuinen gehouden. Yossarian roept derhalve dus op om het baweanhert te Redden. Het baweanhert werd ontdekt in 1840 wetenschappelijk beschreven door Salomon Müller (1804-1864), de jonggestorven Duitse natuurbioloog en Indiëganger.
Bavianen (Papio) vormen een geslacht van apen binnen de familie Cercopithecidae. Het verspreidingsgebied is het zuidelijke Arabisch schiereiland en Afrika ten zuiden van de Sahara. Het zijn op de mensapen na de grootste apensoorten. Er worden over het algemeen vijf verschillende soorten onderscheiden. De nauwste verwanten van de bavianen zijn de mangabeys van het geslacht Lophocebus.
Bavianen zijn grote grondbewonende apen. De dieren hebben meestal een grijzig bruine vacht en een lange snuit. De staart is niet lang. Vaak hebben de dieren opgezwollen achtersten. Ook hebben de dieren grote hoektanden. Volwassen mannetjes zijn groter en hebben langere snuiten dan vrouwtjes. Het zijn bodemdieren, die op handpalm en voetzool lopen.
mantelbaviaan in dierenpark te Emmen auteur : Dick Mudde
Bavianen trekken rond in groepen van 10 tot 200 exemplaren meestal bestaande uit enkele dominante mannetjes, vrouwen met hun jongen en onvolwassen dieren. De mannetjes leven in een hiërarchie. De grootste, sterkste en agressiefste baviaan is het dominantst. De meest dominante mannetjes hebben het recht om te paren, het beste voedsel en de beste slaapplaats. Meestal is dreigen (grommen, schijnaanvallen) genoeg om minder dominante dieren op hun plaats te wijzen. Soms dagen lager geplaatste mannetjes een dominante baviaan uit tot een gevecht. Bij deze gevechten kunnen gewonden en zelfs doden vallen. Dominante mannetjes houden zich enkel bezig met bronstige vrouwtjes, andere vrouwtjes negeren ze. Door middel van vlooien halen dieren de banden aan binnen de groep.
mantelbaviaan in dierentuin van Munchen auteur : Thomas Netsch
Vrouwtjes krijgen per worp één jong, dat ze gedurende enkele dagen bij zich dragen. Na een week of twee gaat het op onderzoek uit, maar blijft in de buurt van de moeder, die hem nauwlettend in de gaten houdt. Na drie maanden verzwakt de aandacht van de moeder, en gaat het jong vaker op eigen ontdekkingstochten. De twee trekken alleen nog met elkaar op bij groot gevaar. Na een jaar houdt hij zich meer bezig met zijn leeftijdsgenootjes. Vrouwtjes blijven hun hele leven bij de groep, mannetjes vertrekken zodra ze volwassen zijn geworden.
Papio ursinus (beerbaviaan) auteur : Harald Süpfle CC 3.0
Bavianen leven voornamelijk in beboste savannes en steppen. Eigenlijk kunnen ze overal overleven, zolang er maar een (tijdelijke) drinkplaats is en een plek om in te schuilen bij gevaar (bijvoorbeeld rotsen of bomen). Ze ontbreken in volledig open gebieden en in dichte bossen. Ze komen voor in bijna geheel Afrika ten zuiden van de Sahara, met uitzondering van de regenwouden in West- & Centraal-Afrika. De mantelbaviaan leeft ook in de halfwoestijnen van Jemen en het zuidoosten van Saoedi-Arabië.
Bavianen zijn opportunisten. Ze eten vrijwel alles, voornamelijk plantaardig voedsel als gras, bollen en knollen. Ook eten ze riet, bladeren, vruchten, zaden, peulen en acaciahars en -schors. Ook eten ze dierlijk voedsel, als sprinkhanen, slakken, schorpioenen, honingraten, hagedissen, eieren, vissen en kikkers. Soms jagen ze ook op vogels en middelgrote zoogdieren, van jonge apen, galago's en hazen tot jonge antilopen.
Groene baviaan (papio anubis) auteur : Stolz, Gary M.
Bavianen hebben veel vijanden. De belangrijkste vijand is de luipaard, maar ook andere roofdieren als leeuw, gevlekte hyena, jachtluipaard, Afrikaanse wilde hond, roofvogels en zadeljakhals, en zelfs chimpansees en pythons grijpen wel eens een baviaan. Bij gevaar waarschuwt een baviaan de andere dieren met een krijs, waarna de dieren luid schreeuwend alle kanten op rennen.
Bavianen leven soms in gemengde groepen met antilopen als impala en Grants gazelle en met groene meerkatten. Alhoewel beide soorten elkaar waarschuwen bij gevaar, kan een baviaan zich wel eens vergrijpen aan een jong van de andere soort.
Batomys is een geslacht van knaagdieren uit de Murinae dat voorkomt op de eilanden Luzon, Mindanao, Leyte, Biliran en Dinagat in de Filipijnen. Het geslacht is het nauwste verwant aan Carpomys, Crateromys en Phloeomys, waarmee het een aparte groep vormt die niet bijzonder nauw verwant is aan de andere Murinae. Uiterlijk lijken ze het meeste op Crateromys.
Batomys granti
Het zijn middelgrote muizen met een korte staart en een korte, dikke, bruine vacht. De kop-romplengte bedraagt 18 tot 20 cm, de staartlengte 14 tot 18 cm. De rug kan allerlei bruinachtige kleuren hebben. Ze hebben een vrij korte staart en een spitse schedel.
hamiguitan
Het geslacht omvat de volgende soorten:
- Batomys dentatus (Luzon) - Batomys granti (Luzon) - Batomys hamiguitan (Mount Hamiguitan op Mindanao) - Batomys russatus (Dinagat) - Batomys salomonseni (Kitangladgebergte op Mindanao, Leyte, Dinagat, Biliran) Alle Batomys-soorten komen voor in regenwoud; de meesten komen voor op grote hoogte (behalve B. russatus). Alle soorten zijn slecht bekend.
De Baikalrob of Nerpa (Pusa sibirica, verouderd Phoca sibirica) is een soort zeehond, die enkel voorkomt in het Zuid-Siberische Baikalmeer. Samen met twee ondersoorten van de ringelrob (Pusa hispida) is het de enige zeehond die enkel in zoetwater leeft. Zoölogen vermoeden dat deze soort afstamt van een groep ringelrobben die enkele miljoenen jaren geleden de Yenisej en de Angara opgezwommen zijn en in het meer terechtgekomen. Daar hebben ze zich tot een nieuwe soort ontwikkeld, de enige zoetwaterrob ter wereld. De robben, ongeveer zo'n 60.000 tot 100.000, zijn over het hele meer verspreid, maar komen in juli in grote aantallen voor bij de Uskeny-eilanden waar ze hun wintervacht afschuren langs de rotsen. De Uskeny-eilanden zijn daarom streng beschermd.
Baikalrob
De Baikalrob wordt 100 tot 140 centimeter lang (gemiddeld 122 centimeter) en 50 tot 130 kilogram zwaar. De Baikalrob heeft een ongevlekte, donker- tot zilvergrijze vacht met een lichtere buik en zijden. De Baikalrob lijkt qua uiterlijk veel op de verwante ringelrob. De schedel is echter veel korter en ronder, waardoor de oogkassen nog groter lijken. Ook zijn de voorpoten en klauwen groter en sterker.
zonnende baikalrob
De Baikalrob leeft voornamelijk solitair. 's Winters trekken de dieren naar het koudere noordelijke gedeelte van het meer. Vrouwtjes klimmen 's winters op het ijs om hun jongen te werpen, terwijl de volwassen mannetjes in het water blijven, onder het ijs. Door middel van ademgaten in het ijs komen de dieren weer naar het oppervlak. Het aantal ademgaten verschilt per individu, geslacht en leeftijd. Zomers houden de robben zich op in het zuidelijke gedeelte van het meer. Als de zon schijnt, liggen de robben te zonnen op kleine rotseilandjes.
baikalrob jong
Op een diepte van 50 tot 200 meter (soms tot 300 meter) jaagt hij voornamelijk op vis als donderpadden en olievissen (Comephoridae), maar ook op kreeftachtigen. Ze blijven gemiddeld 10 tot 20 minuten onder water. De rob is monogaam: vrouwtjes paren ieder jaar met hetzelfde mannetje. De draagtijd bedraagt zo'n elf maanden. Tussen februari en maart wordt het ene jong geboren in een leger in het ijs. De jongen wegen bij de geboorte ongeveer vier kilogram en zijn 64 tot 66 centimeter lang. Bij de geboorte heeft het jong een wollige, witte vacht, die na zes tot acht weken wordt verwisseld voor een zilvergrijze vacht. De Baikalrob kan 50 tot 56 jaar oud worden, waarmee het dier van alle zeehonden de langste levensverwachting heeft. Slecht nieuws voor de Baikalrob is de afname van het aantal dagen dat het meer is dichtgevroren. Deze periode duurt nu al 18 dagen korter dan een eeuw geleden
Bron :Wikipedia www.zeehondencreche.nl www.hier.nu/klimaatnieuws