B b B b 15 e (3) |
Boeddhisme - 2 |
"Haat eindigt niet door haat. Haat eindigt door liefde. Dit is een eeuwige wet."
Boeddha (Dhammapada vers 5) |
Basisconcepten in het boeddhisme
De Boeddha moedigde een gezonde verhouding tussen geloof en directe empirische waarneming aan. Hij zei dat geloof gebalanceerd dient te worden met wijsheid. De wijsheid in het boeddhisme is gericht op het correct begrijpen van het leven, en uit zich in een leven dat correct geleefd wordt. Geloof alléén is blind, het gelooft alles wat gezegd wordt en maakt geen onderscheid tussen waarheid en onwaarheid.
De Boeddha zette verschillende concepten uiteen, die essentieel zijn voor een correct begrip van de werkelijkheid hier en nu. Zonder een correct begrip van deze concepten is verlichting niet mogelijk. De basis van het boeddhisme handelt over het lijden (dukkha in het Sanskriet), en hoe we er definitief vanaf kunnen komen. De Vier Nobele Waarheden beschrijven het principe waardoor dit mogelijk is. Een juist begrip van hoe de werkelijkheid bestaat (wijsheid van de leegte) is essentieel in het boeddhisme om een einde te kunnen maken aan de cyclus van wedergeboorte en het lijden dat daarbij hoort. In principe worden al onze schadelijke gedachten (hechting, woede, trots enz.) veroorzaakt door een onjuist begrip van deze werkelijkheid. Hiernaast is het begrip van karma essentieel, wat ook leidt tot inzicht in de boeddhistische ethiek, zoals de Vijf Voorschriften, de Vier verheven geestestoestanden en de zes (of tien) perfecties. Boeddha zei dat als een persoon naar deze principes handelt en ze in zichzelf ontwikkelt, hij gelukkiger zal worden en beter in staat zal zijn ook de hogere leringen beter te begrijpen en toe te passen. |
Die bezonnen zijn, sterven niet, die onbezonnen zijn, zijn reeds gestorven.
Boeddha (Dhammapada vers 21) |
De vier edele of nobele waarheden
De vier nobele waarheden hebben tot doel het verkrijgen van inzicht in de aanwezigheid, oorzaak, oplossing en het overkomen van lijden en ontevredenheid. Deze waarheden worden soms ook geformuleerd in termen van de aanwezigheid van geluk, haar oorzaak, de afwezigheid ervan en de oorzaak van deze afwezigheid. De vier nobele waarheden in haar klassieke definitie zijn:
1. Er is lijden en ontevredenheid in het leven 2. Er is een oorzaak voor dit lijden: verlangens 3. Er is een einde aan het lijden wanneer er een permanent einde komt aan het ontstaan van verlangens door het behalen van de bevrijding/verlichting 4. En er is een weg die hier naartoe leidt: Het Achtvoudige Pad. |
Het achtvoudige pad
Het edele achtvoudige pad bestaat uit: juist begrijpen, juiste intenties, juist spreken, juiste handelingen, juist levensonderhoud (beroep), juiste aandacht, juiste inspanning en juiste mentale absorptie. Het achtvoudige pad wordt vaak ook kort omschreven als moraliteit (of ethisch goed gedrag), samadhi (meditatie) en wijsheid. Het achtvoudige pad wordt gezien als een pad naar de verlichting, maar veroorzaakt niet de verlichting, net zoals een pad naar de berg kan leiden, maar deze berg niet veroorzaakt. |
Dwazen zonder begrip hebben zichzelf tot ergste vijand.
Boeddha (Dhammapada vers 66) |
De vijf voorschriften
De vijf voorschriften zijn het basisniveau van moraliteit voor een praktiserende boeddhist: niet doden, stelen, liegen, seksueel wangedrag of bedwelmende middelen gebruiken. Indien gewenst, kan iemand ervoor kiezen om in plaats van de vijf voorschriften vrijwillig de acht voorschriften, de tien voorschriften of de geloften (patimokkha) voor monniken of nonnen na te leven. Deze regels zijn er voor de leken. De boeddhistische monniken houden zich aan meer regels. |
De vier verheven geestestoestanden
De Vier verheven toestanden zijn: liefdevolle vriendelijkheid, compassie (mededogen), vreugdevolle appreciatie en gelijkmoedigheid. Het zijn de vier 'goddelijke' geestestoestanden, omdat gezegd wordt dat de goden deze vier geestestoestanden in ruime mate bezitten. |
Die het ongeschapene kent en het geschapene te niet doet, die alle banden heeft verscheurd en alle begeerten terzijde gesteld, die is de grootste onder de mensen.
Boeddha (Dhammapada vers 97) |
De paramita's
De tien paramita's van het Theravada zijn: vrijgevigheid, moreel gedrag, verzaking (afstand doen), wijsheid, energieke inspanning, geduld, oprechtheid, vastberadenheid, vriendelijkheid en evenwichtigheid.
In het Mahayana-boeddhisme worden zes (of soms tien) paramita's beschreven. Deze perfecties zijn karaktereigenschappen, die door oefening kunnen groeien in het karakter van het individu. De zes perfecties van het Mahayana zijn: vrijgevigheid, moreel gedrag, geduld, vreugdevolle inspanning, concentratie en wijsheid de vier extra zijn: methode, wensen, kracht en hoogste wijsheid. |
Karma, wedergeboorte, hemel en hel
De Boeddha onderwees ook de wet van karma (kamma): 'goede' acties leiden tot resultaten zoals geluk, en 'slechte' acties hebben slechte gevolgen van lijden en problemen. De resultaten van acties (karma) komen echter vaak pas lang nadien, zoals in volgende levens. Boeddha zei dat karma vooral bestaat uit de intentie die de actie motiveert. Door de motivatie te controleren kan men dus in feite de eigen toekomst bepalen in termen van geluk of lijden. Boeddha verzon karma niet, maar vormde het om vanuit de brahmanistische traditie en legde daarbij de nadruk op de intentie achter de actie.
Het beginsel van wedergeboorte is een fundamenteel boeddhistisch concept, direct verbonden met karma, omdat de wereld waarin men herboren wordt, alles te maken heeft met de acties (karma) uit het verleden.
In de boeddhistische kosmos bestaan meerdere bestaansniveaus van voelende/bewuste wezens: van goden (een bestaan met bijna uitsluitend geluk) tot hellewezens (een bestaan met bijna uitsluitend lijden); mensen bevinden zich in de middenmoot met levens waarin geluk en lijden elkaar afwisselen. Goede acties leiden tot een wedergeboorte als een deva, een halfgod, of als een mens in een relatief comfortabele situatie. Slechte acties veroorzaken een wedergeboorte als een mens in een slechte situatie, als dier, als zogenaamde hongerige geest, of zelfs in een hel. Deze levens zijn echter allemaal slechts tijdelijk. Hoewel het boeddhisme deze goden kent, zijn deze niet onsterfelijk en kunnen ook niet gezien worden als scheppingsgoden. Als men verlicht wil raken zal dat als mens moeten, want goden lijden te weinig.
Het huidige leven wordt volgens het boeddhisme voorafgegaan door een bijna beginloze reeks vorige levens. Alleen het bereiken van verlichting brengt dit alsmaar doorgaand rad (samsara) van doodgaan en geboren worden tot een einde. Dan is er ook een einde aan ouderdom en ziekte, zorgen, spijt, pijn en wanhoop. |
Bron : - Wikipedia CC 3.0 - tinternet |
|