Bruinvis
B b B b 18 u 112 |
Bruinvis |
De bruinvis (Phocoena phocoena) of het zeevarken (hoewel meerdere dieren die naam dragen) is een tandwalvis uit de familie bruinvissen (Phocoenidae).
De wetenschappelijke naam van deze soort is als voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Linnaeus in 1758.
De bruinvis komt verspreid voor in de kustwateren van het noordelijk halfrond.
Engels : Common Porpoise, Harbour Porpoise
Duits : Gewöhnliche Schweinswal
Frans : Le marsouin Commun, "cochons de mer" |
Bruinvis
auteur : Erik Christensen CC 3.0 |
De bruinvis wordt maximaal 1,80m lang met een max. gewicht van 60kg.
Bruinvissen hebben een stompe snuit, een lage, driehoekige rugvin en (zoals alle walvisachtigen) een platte staartvin.
De rug is donkergrijs, de buik helderwit.
Ze leven alleen of in kleine groepen van 2 à 10 dieren en incidenteel in grotere groepen tot enkele tientallen dieren.
De trekbewegingen van de bruinvis zijn onvoldoende bekend, maar er lijken verschillende populaties te bestaan die elk eigen zomer- en winterverblijven bezoeken.
De naam bruinvis is op het eerste gezicht vreemd, omdat deze dieren geen vissen zijn en ook geen bruine kleur hebben.
De verklaring hiervoor is dat vroeger, toen de mensen nog niet zo veel van dieren wisten, alles wat in de zee leefde vissen noemde, en grauwe kleuren, zoals bruin, grijs en zwart, werden allemaal bruin genoemd.
|
skelet van een bruinvis
auteur : André-Philippe D. Picard CC 3.0 |
Bruinvissen eten kleine levende dieren zoals vissen, garnalen enz.
Deze vinden ze met behulp van echolocatie.
Ze zwemmen voornamelijk vlak onder het zeeoppervlak.
Ze kunnen net als een dolfijn uit het water springen, maar doen dit vrijwel nooit.
Ze komen voor in ondiep zeewater van maximaal 200 meter diep en met een temperatuur beneden de zeventien graden Celsius.
Ze zijn beslist niet zeldzaam : geschatte aantallen in de Noordzee lopen uiteen van 100.000 tot 500.000 exemplaren.
De soort komt ook veel in de Nederlandse kustwateren voor, vooral in de wintermaanden en het vroege voorjaar (november - april).
Tot ongeveer het einde van de jaren 50 was de bruinvis algemeen langs de Nederlandse kust, maar in de jaren 60 was de soort hier verdwenen.
Sinds 1985 werden weer af en toe kleine aantallen bruinvissen in de Nederlandse kustwateren gezien, en vanaf 2000 nam dat aantal snel toe.
Inmiddels is de soort alleen in juni werkelijk zeldzaam langs de kust, in alle andere maanden van het jaar kunnen ze nu worden waargenomen.
In de Oosterschelde leeft een kleine populatie bruinvissen die daar in alle maanden van het jaar lijkt te blijven.
Behalve dat de aantallen langs de Nederlandse kust snel zijn toegenomen is er ook sprake van een snelle toename van het aantal strandingen.
Veel van de in Nederland aanspoelende bruinvissen blijken door verdrinking om het leven te zijn gekomen.
Vermoedelijk verdrinken de dieren in vistuig dat in ondiep water wordt gebruikt.
|
Bruinvisvangst anno 1800
auteur : K Gamborg - vrije afbeelding |
Bruinvis wordt tegenwoordig nog nauwelijks gegeten.
In de middeleeuwen stond de bruinvis echter wel vaak op het menu.
Hij werd gekookt en vervolgens gevuld met veel kruiden zoals peper, saffraan en kaneel.
De Nederlandse geslachtsnaam "Varke(n)visser" herinnert aan de bruinvis.
Het dier werd ook wel "varkensvis" genoemd.
In Brabantse archieven vindt men wel eens "waterverken" als alternatieve benaming voor bruinvis.
Ondanks het feit dat hij een zoogdier en dus geen vis is, stond de rooms-katholieke Kerk het eten van bruinvis tijdens de vasten en op vrijdagen toe.
|
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- tinternet |
|