Bovy is een historisch Belgisch fiets-, auto-, vrachtauto- en motorfietsmerk.
A. Bovy, Constructeur, Molenbeek.
Rond 1900 werden de eerste motorfietsen geproduceerd.
Dit waren in feite fietsen met een Aubier-Dunne 98 cc tweetaktmotortje.
|
Bovy uit 1906 of 1907 |
Op het einde van de 19e eeuw werd "Les ateliers de Construction Albert Bovy" te Molenbeek opgericht.
Rond 1902 werden aldaar de eerste eenvoudige maar degelijke auto's gefabriceerd aangedreven door een tweecilinderige motor.
De bedrijfsslogan "Simple et Robuste" die op deze eerste voertuigen al toepasselijk was zou als een rode draad door alle toekomstige modellen lopen.
Tussen 1908 en 1914 begon Bovy met de bouw van vrachtwagens.
Deze hadden laadvermogens van 300 kg, 500kg, 700kg, 1,5 ton tot zelfs 2,5 ton en werden verkocht onder de naam Bovy-Dheyne.
|
Bovy-Dheine 1907
foto : transportmuseum |
Na de eerste wereldoorlog werd de naam omgedoopt tot "S.A. des Automobiles Industriels Bovy" en profileerde Bovy zich nog sterker als vrachtwagenbouwer voor het "lichtere" zwaar vervoer waardoor het een groot en trouw klantenbestand opbouwde.
In 1928 bracht men een nieuw 4 ton chassis op de markt aangedreven door een 6-cilinder motor met een inhoud van 4,5 liter.
Deze pk's werden door de versnellingsbak met 4 versnellingen en cardanas overgebracht naar de uit een stuk gegoten achterpont.
Volledig beladen haalden deze modellen reeds snelheden tot 55 km per uur.
|
Bovy autocar uit 1928
foto : transportmuseum |
Voor de lichtere vrachtwagens werd een 4-cilinder motor gebruikt van 3 of 3,6 liter met Solex-carburateur en magneto-ontsteking van Scintilla.
De reminstallatie bestond standaard uit een handrem op de achterwielen.
Voor de remmen die met het rempedaal bediend werden had men de keuze uit remmen op de vier wielen of remmen enkel op de achteras.
In 1930 kwam echter een einde aan het bestaan van Bovy als zelfstandig constructeur toen het werd overgenomen door Brossel.
Bovy bleef nog wel voortbestaan tot na de tweede wereldoorlog als onderdeel van Brossel.
|
|
Vanaf 1920 kwam de motorfietsproductie goed op gang met verschillende modellen die voornamelijk van Britse inbouwmotoren werden voorzien: 100-, 150-, 175- en 250 cc Villiers, 350-, 500- en 600 cc Blackburne, JAP en Python.
Vanaf 1927 werden deze Britse motoren echter te duur en ging men weer over op Franse motorblokken van Aubier-Dunne, van 100 tot 1000 cc.
Er kwam ook een 250 cc-model voorzien van een Anzani-motor.
In 1929 volgde een 500 cc met MAG-blok.
In 1930 kwamen de Britse blokken weer terug: er werden JAP- en Blackburne-motoren gebruikt, zowel in zij- als kopklep-uitvoering.
In de crisisjaren leverde Bovy ook nog een goedkope 100 cc-versie met een Villiers-blokje.
|
Na 1920 voerde Bovy ook vele trucks uit naar Belgisch Congo.
Deze "Gazogenes" waren voorzien van een extra installatie die uit hout of steenkool een gas fabriceerde dat dienst deed als brandstof.
Dit was vooral handig in streken waar geen brandstofvoorziening voor handen was.
|
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- www.transportmuseum.be/
- tinternet |