De botervis (Pholis gunnellus) is een straalvinnige zeevis uit de orde van baarsachtigen (Perciformes).
De naam dankt de vis aan zijn bijzonder glibberige huid.
Botervissen komen voor in de noordelijke Atlantische Oceaan, de Witte Zee, de Noordzee en de Oostzee.
Rondom IJsland komt de soort voor maar ze ontbreekt bij oostelijk Groenland, Spitsbergen en Nova Zembla.
Engels : Butterfish
Duits : Atlantische Butterfisch
Frans : La gonelle |
Botervis in de Baai van Concarneau, Frankrijk
auteur : © Wilfried Bay-Nouailhat. |
Dit palingachtige visje wordt ca. 25 cm lang.
Hij heeft, in vergelijking met zijn lijf, een klein kopje, met vlezige, kronkelachtige lippen.
Opvallend is de over de hele lengte lopende rugvin, met daarop aan de basis en soms doorlopend op het lijf, 9 tot 15 min of meer ronde zwarte vlekken met lichte randen.
Van de buikvinnen is nauwelijks meer dan een stekeltje over en de anaalvin is half zo lang als de rugvin.
De kleur van het dier zelf is tamelijk donkerbruin met een olijfgroene tint.
Aan de buikzijde wat lichter.
Op de flanken kunnen we bovendien nog een aantal nogal onregelmatige dwarsbanden onderscheiden, en in het midden een donkere lijn die in de lengte loopt.
Er zijn ook veel lichtere exemplaren bekend.
Het is niet duidelijk of dat iets met de voortplantingstijd te maken heeft.
De huid is opvallend glad en slijmerig.
Dat schijnt de oorsprong van de naam 'botervis' te zijn.
|
Pholis gunnellus
auteur : © Anne Frijsinger & Mat Vestjens op www.natuurlijkmooi.net |
De vis leeft in ondiep water, dichtbij de bodem.
Het dier is aan te treffen in rotspoeltjes en tussen zeewier, voornamelijk in het Intergetijdengebied tot ca. 40 m diepte.
In de winter gaat hij dieper: tot 100 meter.
De botervis leeft op allerlei bodems, van rotsen tot slib en tussen wier en zeegras.
Ze eten wormen, kreeftjes en weekdiertjes.
De botervis gaat vooral 's nachts op jacht. Het is een echte rover. Ze zijn ook gek op viseieren en vislarven.
De paaitijd is midden in de winter: januari of februari.
De 80-200 eitjes worden in klonten gelegd in rotsspleten of onder schelpen.
Ze worden door de volwassen vissen bewaakt.
Zo lang de broedzorg duurt - en dat duurt 1 tot 2 maanden - eten de botervissen niet.
De jonge visjes gaan zelfstandig op de bodem leven als ze ca. 4 cm lang zijn, ze eten dan onder meer wormen, kleine kreeftachtigen en eieren van andere botervissen.
|
Botervis
foto : © Øyvind Karlsen op www.haldensportsdykkere.org |
Hoewel dit visje op het eerste gezicht wat op de puitaal (Zoarces viviparus ) lijkt, zijn er bij nadere beschouwing toch een aantal duidelijke verschillen.
De puitaal is wat groter, heeft een relatief dikkere kop en de kleur is groener, terwijl het donkere patroon op de flanken duidelijk anders is dan dat van de botervis.
De puitaal mist de karakteristieke zwarte vlakken bij de rugvin van de botervis.
De botervis was in de jaren 1980 een vrij algemene vis van het Nederlandse kustwater.
De soort staat nu als kwetsbaar op de Nederlandse rode lijst maar niet op de internationale rode lijst van de IUCN.
De botervis heeft geen belang voor de visserij.
Het dier is ongevaarlijk.
Het voorkomen van de botervis wordt door de stichting ANEMOON met behulp van waarnemingen door sportduikers in de Oosterschelde en het Grevelingenmeer sinds 1994 gemonitoord.
|
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- Soortenbank.nl
- tinternet |