De bosvleermuis (Nyctalus leisleri) is een vleermuis uit de familie der gladneuzen (Vespertilionidae).
Hij lijkt op de rosse vleermuis, maar is kleiner.
De bosvleermuis is nauw verwant aan de Azorenvleermuis (Nyctalus azoreum).
Ze komen voor in Ierland, Frankrijk, Zuid-Europa, de Kaukasus, Madeira en de Canarische Eilanden, Marokko tot Libië, en in het westen van de Himalaya.
In Spanje en Engeland leven enkele verspreide kolonies.
Het is een echte bosbewoner, met name in bossen en parken komen ze voor.
Hij komt het liefst in laagland en heuvelland voor,maar is tot 1920 meter hoogte in de Alpen.
Engels : Lesser Noctule, Leisler's Bat Duits : Kleine Abendsegler, Kleinabendsegler Frans : La Noctule de Leisler
Bosvleermuis
Ze hebben een lengte van ca. 5 tot 7cm, een spanwijdte van 26 - 32 cm en een gewicht van 11 tot 20gr.
De bosvleermuis heeft veel weg van de rosse vleermuis.
Hij onderscheidt zich alleen door zijn kleiner formaat en doordat de haren van zijn glanzend bruine vacht aan de punt lichter zijn dan aan de wortel.
Evenals de rosse vleermuis heeft de bosvleermuis een korte, zeer brede snuit en in het oor een halfronde, paddestoelvormige tragus.
De bosvleermuis is veel meer dan de rosse vleermuis gebonden aan uitgestrekte bosgebieden en hoge, oude bomen met holten.
's Zomers gebruikt hij deze als slaapplaats en kraamkamer en 's winters als winterkwartier.
Ze jagen boven open plaatsen in een bos, rond lantarenpalen of boven water.
Bosvleermuizen vliegen - net zoals de rosse vleermuis - betrekkelijk hoog en gaan vaak al 10 minuten voor zonsondergang op jacht.
Hij jaagt twee keer per nacht.
Beide keren duren ongeveer een uur, waarvan de tweede ongeveer een half uur voor zonsopgang eindigt.
Zijn voornaamste prooi zijn middelgrote en grote insecten als vlinders, langpootmuggen, dansmuggen en schietmotten, die in de vlucht worden gevangen.
Nyctalus leisleri
foto : Mateusz Ciechanowski
De kraamkolonies bestaan uit 20 à 50 dieren.
De wijfjes brengen er jaarlijks in juni-juli één jong voort.
De mannetjes vormen in de zomer eigen groepjes, apart van de wijfjes en jongen.
Hun winterslaap houden rosse vleermuizen van oktober tot eind maart.
Het gebeurt dat sommige dieren tot 800 km wegtrekken naar warmere oorden.
Bosvleermuis
foto : Simon Colmer
De bosvleermuis is een Midden en Zuid-Europese soort, die in België is aangetroffen en in 1981 voor het eerst ook in Nederland.
Sedert 2009 bevindt zich op landgoed Smalenbroek bij Enschede een kraamkolonie van bosvleermuizen.
Er is één kolonie gekend in het Nederlandse St. Jansberg (bij Mook).
In België zijn er waarnemingen bekend in het Zoniënwoud en het Meerdaalwoud.
De bosvleermuis heeft weinig natuurlijke vijanden, sommige dieren bereiken een leeftijd van meer dan tien jaar.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- Natuurbeleving.be
- tinternet
Het bosviooltje (Viola riviniana) of bleeksporig bosviooltje is een plant uit de viooltjesfamilie (Violaceae).
De soort varieert in grootte.
In de zomer worden cleistogame bloemen(bloemen die niet openen) gevormd, net als bij het maarts viooltje (Viola odorata).
In het wild komt de soort in loofbossen voor.
Engels : Common Dog Violet, Wood Violet Duits : Hain-Veilchen Frans : Violette de Rivinus, violette de Rivin
De stengels ontspringen in de oksels van de rozetbladen.
Ze zijn bebladerd, weinig of niet vertakt, opstijgend en vaak zwak behaard, maar soms kaal.
De donkergroene, breed hartvormige en lang gesteelde bladeren hebben vaak een iets blauwachtige tint.
Ze zijn 3 tot 5 cm lang en hebben een gekartelde rand.
Aan de top zijn ze minder toegespitst dan die van Donkersporig bosviooltje.
De steunblaadjes zijn langwerpig, meestal met vrij korte, verspreide wimpers.
De bloemen groeien vanuit de oksels van de stengelbladen.
De grote kroonbladen zijn vrij breed en bedekken elkaar voor een deel met de randen.
De zijdelingse staan vrijwel recht opzij. Ze zijn 1,4 tot 2,5 cm groot, blauwpaars, maar aan de voet lichter van kleur met een honingmerk van lijntjes.
De spoor is roomwit of bleekblauw en vaak omhoog gekromd.
Aan de top is de spoor knotsvormig met 2 welvingen en ingedeukt in het midden.
De kelkbladen zijn spits en hebben aanhangsels, die bij de onderste 2 kelkbladen na de bloei groter worden.
Het bosviooltje heeft een driekleppige doosvrucht.
Meestal terug te vinden op beschaduwde, zelden zonnige plaatsen op vochtige tot vrij droge, matig voedselrijke, zwak zure tot kalkrijke grond (leem, löss, beekzand en duinzand).
Loofbossen, beschaduwde bermen, plantsoenen, langs oude lanen en zandige dijken.
In de wereld komt het bosviooltje voor in Europa en Noord-Afrika.
Nederland : Vrij algemeen in het oosten, midden en zuiden van het land en in de Hollandse en Zeeuwse duinen. Elders zeer zeldzaam.
Vlaanderen : Vrij algemeen, maar zeldzaam in het oosten van de Kempen en zeer zeldzaam in de kuststreek.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- wilde-planten.nl
- tinternet
Het bosvergeet-mij-nietje (Myosotis sylvatica) is in Europa in tuinen een veel voorkomende plant met blauwe bloemen uit de ruwbladigenfamilie (Boraginaceae).
In tuinen komen ook vormen voor met witte en roze-rode bloemen.
Ook zijn er gekweekte cultivars met meer dan vijf kroonslippen en met min of meer gevulde bloemen. Deze verwilderen vaak.
Engels : Wood Forget-me-not, Woodland forget-me-not Duits : Wald-Vergißmeinnicht Frans : Myosotis des bois
Deze tweejarig en soms overblijvende plant wordt 10 tot 50 cm hoog.
De vaak vertakte stengels zijn bedekt met afstaande, zachte haren.
De bladeren zijn vlak en vrij dun.
De rozetbladen zijn langwerpig-eirond met een korte steel.
Meestal zijn ze boven het midden het breedst.
De stengelbladen zijn langwerpig en spits en hebben geen steel.
De vlakke, blauwe bloemen staan op slanke stelen. Ze zijn 0,5 tot 1 cm groot.
De kelk is ongeveer 5 mm lang en tot op 1/3 vergroeid.
Ze hebben lijnvormige slippen en zijn bedekt met weinig afstaande haakvormige haren in de onderste helft.
De stelen van de vruchtkelken staan schuin af en zijn ongeveer 5 mm lang.
close-up van het bosvergeet-mij-nietje
auteur : André Karwath CC 3.0
In Nederland komen alleen in Zuid-Limburg op bosrijke heuvels echt wilde bosvergeet-mij-nietjes voor.
Het bosvergeet-mij-nietje is tweejarig (soms meerjarig) en vraagt een losse, humusrijke grond op een zonnige plaats.
De bloeitijd is van april tot augustus.
De bloemen zijn klein en variëren in grootte van 5-8 mm. De bloemkroon is vlak.
Na de zaadvorming sterft de plant af.
Hij zaait zich echter zeer gemakkelijk uit en kan dan overal in de tuin weer opkomen.
In één gram zaad zitten ongeveer 1200 zaden.
Myosotis sylvatica
auteur : Kristian Peters CC 3.0
In de wereld komt het bosvergeet-mij-nietje voor in de gematigde en koudere streken in Europa, Azië en Noord-Afrika. het meest in gebergten in Midden- en Zuidwest-Azië en Zuid- en Midden-Europa. Noordwestelijk tot in Nederland en Groot-Britannië. Ingeburgerd in Noord-Amerika, kleine delen van Australië en in Nieuw Zeeland.
Nederland : Vrij algemeen in Zuid-Limburg en zeldzaam in het zuidoosten van het land. Elders alleen verwilderd.
Vlaanderen : Vrij algemeen in de Leemstreek en de Voerstreek en vrij zeldzaam in het Maasgebied. Elders meestal alleen verwilderd.
Wallonë : Vrij algemeen in het Maasgebied en in de zuidelijke Ardennen. Elders vaak verwilderd.
Het bosvergeet-mij-nietje lijkt sterk op het akkervergeet-mij-nietje (Myosotis arvensis).
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- wilde-planten.nl
- tinternet
De bosveldkers (Cardamine flexuosa) is een eenjarige of soms tweejarige of overblijvende plant, die behoort tot de kruisbloemenfamilie (Cruciferae of Brassicaceae).
Het is een plant van natte, voedselrijke grond, die voorkomt in loofbossen en langs sloten en beken.
De plant komt van nature voor in Eurazië en Noord-Amerika.
Engels : Wavy Bittercress, Woodland Bittercress Duits : Wald-Schaumkraut Frans : Cardamine des bois
Bosveldkers
De plant wordt 5 tot 40 cm hoog en vormt een bladrozet.
Aan de basis is de plant dicht, afstaand behaard.
De stengel heeft vier tot tien oneven geveerde bladeren met meestal drie tot zes paar 0,3 - 2 cm lange, gesteelde blaadjes.
De blaadjes zijn aan de bovenzijde verspreid behaard.
De onderste blaadjes zijn breed-eivormig tot rondachtig, terwijl de bovenste smaller van vorm zijn.
het blad van de bosveldkers
De bosveldkers bloeit van april tot augustus met witte, 2,5 - 4 mm grote bloemen.
De bloeiwijze is een tros met zes tot vijfentwintig bloemen.
De 1,3 - 2,5 mm lange, elliptische kelkblaadjes zijn groenachtig met een vliezige rand.
De spatelvormige kroonbladen zijn 2,5 - 4 mm lang. De meeste bloemen hebben zes meeldraden.
De vrucht is een 1,4 - 2,5 cm lange en 1 tot 1,7 mm brede, rechtopstaande hauw.
In de wereld komt de bosveldkers voor in Europa, behalve in het meest noordoostelijke deel. Ook in Zuid- en Oost-Azië en Noord-Amerika. Ingeburgerd op een paar plaatsen in Zuid-Amerika, Australië en Nieuw Zeeland.
Nederland : Plaatselijk vrij algemeen. Zeldzaam of ontbrekend op de hooggelegen, voedselarmere zandgronden en in de zeekleigebieden.
Vlaanderen : Algemeen. Het meest in de Leemstreek, de Zand- en zandleemstreek en in de Kempen. De soort heeft zich sterk uitgebreid in de afgelopen jaren.
Wallonë : Plaatselijk vrij algemeen in Brabant, in het Maasgebied en in de zuidelijke Ardennen. Eders zeldzaam.
Bron : - Wikipedia CC 3.0
- wilde-planten.nl
- tinternet