Met een stralend gezicht kwam de buurvrouw vertellen dat haar dochter een kindje gekocht had. Een meisje. Kerngezond en alles was prima verlopen. Er was nog meer reden om gelukkig te zijn. Het was haar eerste kleinkind. Voortaan zou ik haar dus aanspreken als oma. Zo gaat dat in het leven, je bent jong en knap en voor je het zelf beseft ben je oud en versleten. Niet dat mijn buurvrouw er uitzag als oud en versleten. Integendeel. Ze mocht er nog best zijn. Zoals de meeste grootouders tegenwoordig. Dat is toch een verschil met vroeger. Een mens van 60 lijkt in de verste verte niet meer op een oudje van vijftig jaar geleden. Toen waren zestigers oude mensen. Of is dat maar een idee. Zie ik dat met andere ogen. Misschien zijn mijn ogen ook niet meer zoals het geweest was. Maar ik stel toch vast dat de meeste grootouders nog best vitaal zijn. Ze nemen ook nog steeds deel aan de samenleving. Nemen allerlei taken op zich. Ze maken zich nuttig waar ze maar kunnen. Zo ook in haar geval. Er waren blijkbaar al plannen gemaakt voor de opvang van het kleine mensje. Oma zou de opvang volledig voor haar rekening nemen. Geen kinderoppas, geen crèche, niks van dat alles. Het kleintje zou met liefde opgevangen worden door oma. Zo gaat dat tegenwoordig. Het kindje zelf had nog geen flauw benul van het geluk dat haar overkomen was. Pas geboren en alle geluk van de wereld was haar deel. Het feit alleen al dat ze in dit deel van de wereld het levenslicht zag was voldoende om van hoerenchance te spreken. Honger en dorst zal ze nooit kennen. Ze kan opgroeien in een wereld van overvloed. Omringd door de beste zorgen. Haar overlevingskansen zijn maximaal. Er zijn slechtere vooruitzichten voor veel kinderen. Toch was er iets dat me intrigeerde. Was ik een tijd uit deze wereld verdwenen en door een soort tijdmachine jaren later teruggekomen? Want.. wie koopt er nu een kind? In mijn tijd moesten we dat nog zelf maken.
|