Heel lang geleden. Een computermuis bestond nog niet. Dat was nog een dinosaurus. Zo lang geleden is het. En geloof het of niet, maar ik ben nog voorzitter geweest van het oudercomité. Niet dat ik een pedagogische achtergrond had of heb. Zeker niet. En eigenlijk vraag ik mij nu nog af waar ik dat voorzitterschap aan te danken had. Het was meer een samenloop van omstandigheden denk ik. Want het oudercomité was een beetje verdeeld. Er waren een aantal leden die het helemaal niet eens was met de gang van zaken. Kan gebeuren. Mensen verschillen nu éénmaal van mening. Maar als er regelrechte tegenwerking is dan vind ik dat toch een beetje overdreven. Toen ook al. Ik kon er dus niet mee akkoord gaan dat het oudercomité leerkrachten voor schut zette en niet aarzelden om alle leerkrachten als profiteurs en onkundigen te bestempelen. Er zijn grenzen. Zelf was ik meer de mening toegedaan dat een samenwerking beter was dan elkaar voortdurend het bloed vanonder de nagels te halen. En op één of andere manier kreeg mijn mening een meerderheid van stemmen, zodat ik op een goede dag de verantwoordelijkheid kreeg om op te treden als een soort van bemiddelaar. En meteen ook maar tot voorzitter gebombardeerd werd. Het was nieuw voor mij. En op een totaal onbekend terrein. In eerste instantie viel het mee. En na een paar maanden begon er al een soort van vrede tussen leerkrachten en oudercomité te groeien. Geen gewapende meer. Eerder een soort van respect. De kankeraars hielden zich in. Maar dat een geschil in een klein hoekje kan liggen mocht ik algauw ondervinden. Op een dag kreeg ik een telefoontje van de directeur. Er waren enkele gevallen van hoofdluis vastgesteld. Als kersverse voorzitter vroeg hij mijn mening omtrent eventuele maatregelen. Mijn voorganger had er blijkbaar steevast voor gekozen dat zoiets in alle stilte afgehandeld werd. Kwestie van het imago van de school niet te schaden. Voor mij was het imago van de school ondergeschikt aan het welzijn van de kinderen. Een luizenplaag is wel niet levensbedreigend maar toch leek het mij nuttig om alle ouders op de hoogte te stellen. Hetgeen dan ook gebeurde. Tot de eerstvolgende vergadering van het oudercomité. Van een aantal kankeraars kreeg ik de volle lading. Waarom ik het imago van de school te grabbel gegooid had? De concurrentie zou die informatie maar al te graag misbruiken. Imago? Concurrentie? Ik had geen idee waar ze het over hadden. Maar de concurrentie bleek de naburige vrije school te zijn. En daar was nog nooit melding gemaakt van een luizenplaag. Onze school zou de reputatie krijgen van een ongezonde en vuile school. En dat was allemaal mijn schuld. Mijn argumenten dat kinderen en eerlijkheid meer waard waren dan imago deed niks ter zake. En ik stond niet alleen. Er waren ook leden die mij volledig gelijk gaven. Maar toch liep de situatie uit de hand. De discussies laaiden op. Er moest een oplossing komen. En dan schoot me een idee te binnen dat politiekers vaak gebruiken. Een werkgroep oprichten. Die zouden beslissen wat er bij een toekomstige luizenplaag moest gebeuren. Ik ben nog jaren voorzitter gebleven en elk luizenprobleem werd op mijn manier opgelost. En die luizenwerkgroep? Nooit meer van gehoord.
|