Het is weer kassa. De hulporganisaties draaien op volle toeren. Ze hebben in Afrika plaatsen ontdekt waar mensen verhongeren. En daar gaan ze hun eens mee bemoeien. Vooreerst veel geld uitgeven aan een reclamecampagne. Om geld in te zamelen. Met dat ingezamelde geld gaan ze dan eerst en vooral de campagne betalen. Dan hun eigen zakken vullen. Vervolgens de vele firma's betalen die moeten tussenkomen om voedsel te kopen en ter plaatse te brengen. Om dan een groot deel van het voedsel te laten stelen. Om te verkopen op de zwarte markt. De restjes delen ze uit aan hongerige mensjes. Onder het oog van de internationale pers natuurlijk. Hun imago moet hoog gehouden worden. En het is alvast reclame voor de volgende campagne. Ben ik cynisch als ik zoiets beweer? Ben ik nu een grote egoïst die liever mensen laat kreperen van honger in plaats van een kleinigheidje te geven? Een kleinigheidje dat mijn luxe leven geen enkele schade zal berokkenen. Geen duvel minder zal ik drinken als ik, pakweg, honderd euro weggeef aan het zogenaamde goede doel. En toch vertik ik het. Geen eurocent krijgen ze van mij. Want als er van mijn honderd euro vijf euro ter plaatse komt zal het veel zijn. Een druppel op een hete plaat heet dat. Maar elke druppel telt, zegt u. Elke druppel kan een mensenleven redden. Kan zijn. En toch vind ik dat het geen enkel nut heeft. Er is in die landen meer nood aan andere zaken. Wat baat het om eten uit te delen aan sukkelaars als er machthebbers zijn die met het grote geld aan de haal gaan. Machthebbers die hun eigen bevolking laten verhongeren. Die profiteren van de armoede van de bevolking. Om er zelf nog rijker van te worden. Machthebbers die helemaal niks gedaan hebben om dergelijke toestanden te vermijden. Want daar zit het probleem. De droogte is een steeds wederkerend fenomeen in die landen. En daar kan wel iets aan gedaan worden. Maar daar is helaas niks aan te verdienen. Er is niet veel te verdienen aan het uitbouwen van een fatsoenlijk irrigatiesysteem zodat mensen voor zichzelf kunnen zorgen. Ook niet aan het onderwijzen van kinderen. Zodat die met enige kennis van zaken hun eigen lot in handen kunnen nemen. Net zomin als aan de aanleg van een behoorlijke infrastructuur in het algemeen. De plaatselijke economie zou immers opleven. De bevolking zou zichzelf kunnen bedruipen. En hun verstand gebruiken. Er zou protest kunnen volgen tegen de zakkenvullerij van de machthebbers. En dat laatste mag vooral niet gebeuren. Want dat zou weleens het einde van de uitbuiting kunnen betekenen. Het devies van de plaatselijke machthebbers is immers om de bevolking dom te houden. Zodat maximaal geprofiteerd kan worden van de sukkels. Want ze willen rustig kunnen doorgaan met het uitmoorden en folteren van de bevolking. En met het uitgespaarde geld kunnen ze wapens kopen om nog meer te moorden en te plunderen. Maar dat zien die hulporganisaties niet. Of willen het niet zien. Daar zit de hypocrisie van het systeem. Westerse zogenaamde humanitaire hulporganisaties werken moedwillig mee aan het uitbuiten van de plaatselijke bevolking. En dat is mijn bezwaar. Dat is de reden dat ik weiger om ook maar iets te geven. Dat is mijn vorm van protest. Als er ooit een organisatie moest komen dat de werkelijke noden van die mensen erkent en er daadwerkelijk iets aan wil doen krijgen ze mijn volle medewerking. Daar wil ik zelfs een paar duvels minder voor drinken.
|