Door een stom toeval en volledig buiten mijn wil, natuurlijk, raakte ik in een drankgelegenheid verzeild. Daar raakte ik aan de praat met een oude vriend. Na een tijdje ging het gesprek over de zin van het leven. Een moeilijk onderwerp. Vooral na de derde duvel. Want dan durf ik nogal eens beginnen te filosoferen. Maar vermits we toch al een tijdje in de drank zaten begon ik maar te lullen. En tot mijn eigen stomme verbazing verkondigde ik wijsheden waar menig beroepsluller een puntje kan aan zuigen. Tenminste voor zover ik het zelf kon beoordelen. Wat mijn gesprekspartner ervan vond kon ik moeilijk inschatten. Het gesprek liep niettemin heel vlot. En na de vierde duvel begon het pas echt helemaal uit de hand te lopen. We stelden ons vragen over het nut van de mensheid op aarde. De bigbangtheorie kwam er aan te pas. We gingen nog verder. Was de bigbang een georganiseerde chaos? Gecreëerd door een hogere macht? Met een doel. Of was het allemaal toeval. Een toevallige samenloop van omstandigheden waar niks of niemand schuld aan had. Was het leven op aarde misschien niks meer dan gewoon vervuiling. Een vervuiling die ontstaan is door ruimtestof. Door blikseminslag, vulkanische activiteit en inslagen van meteoren. Of was er toch een hogere macht in het spel. Maar welk doel had die hogere macht dan wel voor ogen. En waarom zou de mensheid een uitverkoren soort zijn? Waarom de mens en niet het dondervliegje. Waarom zou een mens meer waard zijn dan, pakweg, de schaamluis? En wat met leven op andere planeten? Dat er elders leven moet zijn, daarover waren we het snel eens. Maar hoe zou dat er uitzien? Aangepast aan de omstandigheden waarschijnlijk. En misschien verder in de ontwikkeling dan de mensheid. Of primitiever. Zouden die wezens er al achter zijn dat er geen hogere macht bestaat. Maar alles het gevolg is van de bigbang. Van gewone vervuiling. Het leven als één grote misser. Allemaal theorieën die tijdens de vierde duvel onderwerp waren van diepgaande en, vooral, geestverruimende gesprekken. Maar na de vijfde duvel waren we er eindelijk uit. Het kon niet anders dan alles was het gevolg van die ene grote oerknal. Niks meer of niks minder. Geen hogere macht. Geen uitverkoren mensheid. Nietige wezens waren we. Wezens die niks in de pap te brokkelen hadden. En na de zesde duvel kon het ons allemaal niet meer schelen. Niks deed er nog toe. We besloten om de consumptieplaats te verlaten en bij hem thuis een druppeltje te gaan nuttigen. Als afsluiter. Zijn vrouw zag ons komen. En normaal ken ik die als een goedlachs serpent. Maar het geluid dat er nu uitkwam deed me denken aan wat de oerknal ooit geweest moet zijn... Ach, dat druppeltje zal voor een andere keer zijn zeker.
|