In zaal Weduwe Huybrechts, aanvang 19u30. Het orkest “Danny Rivers” zorgde voor een gezellige avond. (DB)
1961 – Zondag 19 februari – G.v.A. : Familiefilmavond
De Boerengilde van Leest richtte een filmavond in waarop alle filmliefhebbers uitgenodigd waren. De voorstelling ging door in “Ons Parochiehuis” om 19 uur. Op het programma : “ernst, lach, spanning en…muziek.” Werden vertoond : een kluchtfilm, een landbouwdocumentaire “Wij landbouwers gaan mee met onze tijd. Wij willen technisch vooruitstrevende bedrijven, rationeel ingericht en economisch verantwoord”. Een prachtige kleurenfilm : “De schoonste dag van mijn leven” met de Wienersangerknaben”. (G.v.A., 17/2)
1961 – Maandag 20 februari : Algemene Vergadering over Veeziektenbestrijding
Deze jaarlijkse algemene vergadering vond plaats op maandag 20 februari om 19u30 bij de gebroeders Apers in het Brughuis. De ingenieur De Meuter, een veeteeltconsulent, sprak er over de nieuwe wetgeving inzake de bruccellosebestrijding en over de toekomst van de veehouderij in Euromarktverband.
1961 – 25 februari : Waterleiding
“Aan de gemeentes Hombeek, Leest en Heffen zal de waterleiding eerst worden toegewezen. Voor deze gemeenten is deze beslissing van vitaal belang, aangezien de vestiging van nieuwe fabrieken in het Mechelse de kans groter maakt om industrie in deze aanpalende gemeenten te bekomen. Er werden 480 werkdagen voorzien voor de aanleg van deze waterleiding. De watertoren zal worden gebouwd op het grondgebied van de gemeente Leest en wel in de Juniorslaan”. (KH-GvM)
In 1963 werden de eerste Hombeekse bewoners aangesloten op de waterleiding, dit tegen 408 fr huur per jaar. Tot 36 kubieke meter was het verbruik gratis en men betaalde 8 fr. per bijkomende kubieke meter. Het aandeel van de gemeente Hombeek voor het waterleidingsnet bedroeg 3.317.000 fr. daarbij inbegrepen de 57.458 fr voor de watertoren te Leest. (KH)
De watertoren van Leest werd in 1963 gebouwd (zie verder in deze Kronieken)
1961 – Zondag 26 februari : C.V.P.- poll in gans het Arrondissement Mechelen
Het poll-reglement van kracht in het Arrondissement Mechelen voorzag dat met het oog op de samenstelling van de kandidatenlijsten voor de verkiezingen voor Kamer, Senaat en Provincie, alle regelmatig ingeschreven C.V.P.-leden van de partij opgeroepen werden om deel te nemen aan de poll. Te Leest ging die poll door in de Parochiezaal van 7u15 tot 11 uur.
1961 – 26 februari : Maurits Dourlens werd Maurice Van Camp
G.v.A. van 24 februari : “Maurits Dourlens, uit Leest, veranderde van naam en nationaliteit. Vanaf 26 jan. l.l. (Noot : er staat wel degelijk “jan.”) : heet hij nu Van Camp, terwijl zijn nationaliteit van Fransman Belg werd.”
De moeder van Maurice was een Française, Yolande Louise Hélène Dourlens. (°Blendecques 8/3/1910, +28/5/1973) Maurice werd geboren in Leest op 15 november 1942, zijn moeder huwde Karel Lodewijk Van Camp (°Leest 4/2/1920, +Mechelen 19/6/1997) in Leest op 14 juli 1949. Maurice was een uitstekend wielrenner en in de kranten kwamen zijn prestaties tot zijn naamsverandering onder zijn oorspronkelijke naam te staan. Zijn bijnaam in Leest was : “de Jitte van den Bats”.
1961 – Maartnummer “De Band” : Pater Clementiaan vanuit Sint Niklaas
“Beste vrienden van De Band ! Toen wij begin februari onze Milacavond hielden te Leest, heb ik u bij mijn dank- en afscheidswoord gezegd : “ik zeg u geen vaarwel, maar tot weerziens”. En hier zijn we dan, als ’n goede vriend, die niet alleen als priester bij u aan huis kwam, maar die u allen heeft mogen leren waarderen om uw goedheid en eenvoud. Uw genegenheid en sympathie; en ik ben oprecht blij u langs deze weg te mogen bedanken, u te kunnen groeten en ook enkele regels aan onze vrienden soldaten te mogen richten. Dat het arbeidsveld veel verschilt van dat uwer landelijke gemeente moet ik u wel niet vertellen. ’n Stad is geen dorp, het uiterlijke alleen reeds verschilt er zo enorm veel van. Ook de mensen –alhoewel in de grond overal dezelfde- moeten anders worden aangesproken en op ’n andere manier worden geïnteresseerd aan hun eigen midden en aan het godsdienstig leven. Gelijk een jonge recruut zich moet aanpassen aan zijn nieuwe omgeving, kazerne, kameraden en legeroversten, moeten wij ons ook als priester en als medemens in de verschillende sociale middens weten aan te passen. Gelukkig, de ervaring en de aard van onze apostolaat vergemakkelijken veel onze taak. Sint-Niklaas en Leest : ze liggen eigenlijk niet zo ver van elkander, slechts ‘n 25 km, maar in onze geest en onze gedachten raken ze aan elkaar. ’n Mens leeft van herinneringen, staat er ergens geschreven. Hoe ouder men wordt, hoe meer dat men zulks ondervindt. Dat zullen zelfs onze soldaatjes –die nog in de fleur zijn van hun leven- wel ondervinden ; want hoe dikwijls denken zij niet aan hun lieve thuis en aan hun dorpje, daar langs de Zenne ? Over Leest moet ik u niet meer vertellen, dat zult u doen in De Band, die ik steeds met nieuwsgierigheid zal openslaan, in die stille ogenblikken dat wij tussendoor eens op onze kamer kunnen zijn of even voor het slapen gaan, om er dan te kunnen van dromen. Misschien beste vrienden, interesseert het u iets te vernemen over Sint Niklaas en ons nieuw werkterrein ? De stad Sint Niklaas telt nagenoeg 50.000 inwoners. Alom is het bekend dat het ’n zeer nijvere stad is in het hart van het welige Waasland. Door haar gestadige economische en industriële ontwikkeling is ze geworden één der schitterendste parels aan de kroon van Oost-Vlaanderen. Onder de verschillende nijverheden die hier gedijen neemt de textielnijverheid veruit de belangrijkste plaats in; ik zou kunnen zeggen, de atmosfeer is hier textiel en haast in alle straten van de stad ademt men “textiel”. Overal winkels en magazijnen van bonneterie met hun werkhuizen van weverij, spinnerij en twijnderij. Bij ’n heel groot gedeelte van de bevolking moet men zeggen dat het weven hen als ’t ware in het bloed zit. Wie eens naar Sint Niklaas op bezoek komt –en allen zijn welkom- zullen niet alleen in bewondering staan voor de Grote Markt van deze stad – maar zullen hun ogen ruimschoots de kost kunnen geven aan de schone winkels van kledingsstoffen en fantasie-artikelen- daarvoor komt men natuurlijk het best in de week. Sjaals, sjerpen of hoofddoeken vindt men er in ’n bonte kleurenwemeling. Wie een mooi tapijt wenst in zijn kamer of ’n voettapijtje voor zijn bed, brenge een bezoek aan de tapijtweverijen dezer stad. En om de lezers van De Band te doen watertanden kan ik er al vast op wijzen, dat ze in de verschillende winkels en magazijnen, naast de voetmatjes en traplopers, wandtapijten zullen te bezichtigen krijgen die als echte meesterwerken kunnen aangezien worden. Ook de bidmatjes waarop de Oosterlingen hun gebeden uitvoeren zijn van ’n onberispelijk schoon, werkelijk een schoonheid. Dat is de omgeving, beste vrienden, waarin wij thans ’n goei maand leven. Wat nu het kerkelijk leven betreft, wel er zijn nu in de stad zes parochies. De hoofdkerk is de Sint Niklaaskerk. Onze Paterskerk sedert 26 februari parochiekerk geworden is de H. Hartkerk. Wij bedienen dus deze ; ’s zondags zijn er zeven missen ; om kwart na vijf ’s morgens de eerste mis, dan om 06u30, 7u30, 10 u, 11u30 en ’s avonds te 18 uur. De meeste van onze parochianen zijn werklieden, voor de rest enkele nieuwe straten met veel burgerij ; in ’t geheel 25 straten met een bevolking van ongeveer 5.000 zielen. Daarvoor zijn we voor ’t ogenblik slechts nog maar met 2 Paters. En hiermee ga ik sluiten. Ik wens u allen van harte het beste, vele, vele groeten aan onze vrienden de soldaten, aan alle zieke en bejaarde mensen van Leest. Pater Clementiaan te Sint Niklaas.”
Foto’s :
-Maurice Van Camp op oudere leeftijd.
-Zijn doodsbrief en gedachtenisprentje.
-Twee afbeeldingen van de zeer populaire pater Clementiaan.
1961 – Zondag 5 februari : Algemene Vergadering Vrouwengilde
De hoofdpunten van de dagorde waren : -de godsdienstige spreekbeurt door de pastoor over het “vernieuwde christendom en de vernieuwing in de verhouding vrouw-man. -voordracht door juffrouw Segers over “Geneesmiddelen-ontsmettingsstoffen-inspuitingen”. -de trekking van de twee afgevaardigden bij de Lourdesbedevaart-Jubelbedevaart van 24 tot 31 mei. De winnaressen waren Alida Hellemans-Scheers en Marie De Greef-Lauwens. (Foto’s onderaan)
1961 – Maandag 6 februari : Milac-Verassingsavond
Een feestavond ter gelegenheid van de week van de soldaat. Een verslag verscheen in “De Band” van februari 1961 : “Eens te meer heeft de bevolking van onze plattelandsgemeente bewezen het ernstig te nemen voor onze soldaten. In een periode dat langs alle kanten d’ ene of d’ andere avond gegeven werd, is het feest ter gelegenheid van de “Week van de Soldaat” een succes geweest. Van bij de inzet door de heer Jean Everaert, accordeonist, was de zaal reeds onder druk van de gewenste atmosfeer. De nummertjes door deze muzikant ten gehore gebracht getuigden van een kunstenaarstalent ; de dankbetuigingen onder vorm van een geweldig applaus, onderlijnden dit en ’t was ten zeerste verdiend. De twee andere figuren van den avond, Carlo BERTELS en Flup VAN MARKEN, mogen gerust zeggen, de volle bekwaamheid te bezitten wat naar voren te brengen dat de moeilijksten moet bevredigen. De verscheidenheid in de opgevoerde nummers waren zeer gewenst en werden dan ook op prijs gesteld, men zou niet zeggen dat men met twee lijkbidders te doen had. Laat ons niet vergeten het spelletje met de drie koppels, waaraan de “Prosper en de Miel” een kluchtig iets wisten van te maken, en wat voor het publieke oog steeds verborgen was gebleven kwam nu in volle daglicht te staan, n.l. “het tekenen met gezwinde hand en met vakkennis van “non-figuratieve” zaken”. Onder de tweede pauze werd door de E.H. Proost op een zeer bondige, maar overtuigende wijze, een dankwoord gezegd tot allen die hun medewerking hadden gegeven, ook aan de talrijke aanwezigen, en meteen was het voor hem, de enige gelegenheid, zijn afscheid te nemen van hen die voor hem het beste onder de besten waren…dit afscheidswoord was echter een…tot weerzien, en het moet niet gezegd dat de zaal daverde van het hem toegebrachte applaus. Voor de tweede maal, een gezellige avond, een schakel te meer die gesmeed is geworden tussen kazerne en thuis. Milac dankt allen van ganser harte en zegt tot de volgende maal.” (DB, februari ’61)
1961 – 8 februari : Soldatenbrieven van Jan Boey :
Elsenborn 8/2/61 : Ik kom een brief te schrijven uit het kamp van Elsenborn. De 1ste februari kwam ik uit verlof, ik was maar juist in de kazerne, en daags nadien konden we ons boeltje maken voor de maneuvers tot de 17de februari. Als ge maneuvers hebt kennen ze geen uur en in de dag sneeuw en regen daar zien ze niet naar. Als we de eerste dag hier waren dan viel de sneeuw een halve meter dik, doch die was rap weg, nu is het weer slijk zodat g’er niet door kunt en alle dagen zitten we daar in. Ik ben maar alleen content van het eten. Als we de stoof niet aan houden dan bibberen we van de koude, ik zal er niet kwaad om zijn als de maneuvers gedaan zijn. De maandag hebben we geschoten met oorlogsmunitie en zo brengen we onze dagen door. Tegenwoordig ben ik met mijn meter bezig, nog 140 dagen dan vergeet ik den troep, dan keer ik terug naar mijn burgerleven, het is nogal wat beter thuis, maar ja, we moeten toch de tijd doen, en proberen van zonder scheuren er door te komen. Ik ga nu mijn brief sluiten en een goeden dag aan Frans Piessens, het kleine Leest en vooral de soldaten en ik hoop De Band nog regelmatig te mogen ontvangen.
Euskirchten (niet gedateerd) : Ik kom een brief te schrijven uit Duitsland, ik ben nu ongeveer 8 maanden in Euskirchen, kazerne Loncin en ik heb 2 maand in Brasschaat geweest, waar is de tijd dat ik nog 365 dagen moest doen, en nu nog 74 dagen, nog 2 en half maand geduld dan keer ik terug naar mijn burgerleven. Ze zeggen altijd dat het bij den troep goed is, ja maar ge moet ze eerst gedaan hebben en dan kunt ge zeggen dat het bij het leger goed is. Ik ben toch ergens geweest, want als ik in België had gelegen dan was ik nergens geweest. Voorts is hier alles goed, in het begin was het niet alles : dril, oefeningen en mars, nu denken wij daar niet meer aan. Nu nog iets. Milac is zeer bedankt voor mijn geschenk en k’zal het nooit vergeten. En nu sluit ik met de beste groeten aan allen.
Boey Jan, 60/06624, 26/6/61: Hij volbracht met de meeste onderscheiding zijn legerdienst en werd Ridder geslagen in de Orde der grote pinten en volle flessen Oude Klaren; hij was lid van de Blancoschilders en de langslapersclub. Verkreeg zijn vrijheid te Euskirchen en hernam zijn burgersleven.
1961 – 9 februari – G.v.A. : Karel De Bie had een aanrijding
“Karel De Bie, uit Leest, liep een gescheurde lip op in een aanrijding op de oversteek Boomse steenweg-Krijgsbaan, met de camion gevoerd door Joan Van Gil, wonende te Schoten.”
1961 – 13 februari : Vergadering Boerengilde
De aangekondigde spreker de heer Van der Kuylen, die het wou hebben over “Korrelmeststoffen” was niet komen opdagen en op de Proost diende niet meer gewacht te worden, die hadden ze niet meer aldus “De Band” van februari. De redder in nood was Jan Casteels die voor een 25-tal leden een voordracht hield over “grondbelasting”. De hierboven aangehaalde proost Pater Clementiaan was overgeplaatst naar Sint-Niklaas. In hetzelfde nummer van De Band verscheen volgend afscheidsbericht : “We zouden aan onze plicht te kort komen, moest hier niet publiek hulde gebracht worden aan E.P. Clementiaan, die zoveel gedaan heeft voor de onderscheidene parochiale werken, en voor de bevolking in ’t algemeen, en voor wat door hem werd gepresteerd. E.P. Clementiaan werd een nieuw werkterrein toegewezen en wel te St.Niklaas. Wij sturen hem langs deze weg onze hartelijkste wensen toe, en vragen dat God hem moge steunen in al zijn ondernemingen.”
Foto’s :
-Alida Scheers, °Leest 20/1/1902, +Mechelen 29/5/1997. Zij was gehuwd met Alfons Hellemans.
-Maria Lauwens, °Mechelen 25/6/1890, +Mechelen 18/5/1976. Zij was gehuwd met Karel Lodewijk De Greef.
-Twee afbeeldingen van de kazerne in Euskirchen.
-Jan Casteels was de redder in nood, hij hield een voordracht over “grondbelasting”.
“Te kp kinderwagen, zo goed als nw. J. Van Beersel, Molenstraat 5 Leest.”
1961 – 19 januari – G.v.A : Brugleuning beschadigd
Op de grensscheiding Mechelen-Leest werd de brugleuning van de beek beschadigd door een auto bestuurd door de Leestenaar Albert De Prins.
1961 – Zaterdag 28 januari : Jaarlijks Teerfeest van KWB-Leest
In de parochiezaal. Voorzitter Emiel Polfliet zette het feest in met gebed en welkomstwoord. Na de soep gaf hij de 91 aanwezigen een overzicht van de werking van het voorbije jaar. Dan volgde de hoofdschotel : kip, aardappelen en appelmoes. Er werden tombolaloten verkocht en onmiddellijk daarna werd hulde gebracht aan pater Clementiaan ter gelegenheid van zijn afscheid en zijn vertrek naar Sint-Niklaas. Na het nagerecht behandelde pater Marinus het onderwerp “de liefde tussen man en vrouw” en werd de avond besloten met “de Muziekkampioen”. (DB)
1961 – Zondag 29 januari : Jaarlijkse Dansavond van de Koninklijke Fanfare St.-Cecilia
Locatie : zaal van weduwe Huybrechts. Met Jazzorkest van Danny Rivers en zanger-gitarist en dorpsgenoot Alfons Beterams.
“Het zal een gezellige avond zijn, en we willen de wetsbepalingen in herinneringen brengen inzake het verbod voor toegang voor de minder dan 18 jarigen niet vergezeld van ouders of voogd.” (DB, januari ’61)
1961 – Februari 1961 : Advertentie in De Band :
Wij hebben het genoegen u aan te kondigen dat ook Leest zijn agentschap heeft voor de ALGEMENE VERZEKERINGEN. De AG zijn vertegenwoordigd door de heer VAN PRAET RICHARD, Tisseltbaan 4 Leest. Voor al uw verzekeringen : brand, ongeval en levensverzekeringen... Autovoerders, landbouwers, wanneer u aan verzekeren denkt, neem dan een goede. Speciale tarieven voor sedentaire beroepen.
Richard Van Praet werd te Leest geboren op 26 augustus 1927 als zoon van Karel Lodewijk “Charel” en van Leontine Clara Maes, de tweede vrouw van Charel. Richard had een tweelingbroer Theofiel “Fille” Van Praet. Hij was eerst gehuwd met Josée Lauwers, een zus van burgemeester Gust en na haar overlijden hertrouwd met Els De Prins. Richard Van Praet overleed te Leest op 11 januari 1986.
1961 – 2 februari : Lesnamiddag Vrouwengilde
De heer Hellemans uit Duffel gaf een zeer gesmaakte uiteenzetting over “mechanisch melken”. Een kleine tombola van enkele pakjes “Surfina” was het bloemige slot van deze namiddag. (DB, februari ’61)
Foto’s :
-Albert De Prins reed tegen een brugleuning.
-Pater Clementiaan werd gehuldigd op het KWB-teerfeest.
-Richard Van Praet naast zijn eerste echtgenote Josée Lauwers.
-Dorpsgenoot Van Camp werd, aan de brouwerij Versailles te Mechelen, slachtoffer van een ongeval met zijn bromfiets. (DB) -Aan het kruispunt, steenweg op Blaasveld en deze van Leest, deed er zich een aanrijding voor tussen de personenwagen horende aan Petrus Van de Plas uit Leuven en onze dorpsgenoot Jan Vloeberghen. Laatstgenoemde werd tamelijk erg gewond naar de St Romboutskliniek overgebracht. (DB) -Bij het oversteken van de baan aan het kruispunt te Leest, werd de kleine Donders uit de Tisseltbaan, aangereden door een personenwagen. Aanvankelijk werd het ergste gevreesd, doch gelukkig was hij er minder erg aan toe dan gedacht en kon de kleine na enkele dagen huiswaarts keren. (DB)
Pastoor Coosemans : “Wat vliegen de dagen toch snel voorbij in deze tijd van straaljagers, Boeiings en Caravelles! Me dunkt, mijn vorige wensen zijn nog niet helemaal koud en daar doet 1961 reeds ongegeneerd en overhaastig zijn intrede ! Voor de jongeren onder u gaat het misschien nog niet snel genoeg, maar wij, ouderen, voelen het steeds meer en meer aan, hoe wij het ritme van de tijd haast niet meer kunnen bijhouden. Maar kom, dat deert ons niet en allen samen, jeugd en volwassenen, kinderen en ouden van dagen, wij begroeten blij en hoopvol het jonge jaar dat wij aanvaarden als een nieuw en kostelijk geschenk uit Gods Vaderhand, een geschenk dat ons weer vele schoons en goeds zal aanbrengen. Zo beschouwt, heeft dit nieuwe, dit ongekende niets angstwekkends, want een Vader geeft zijn kinderen enkel dat wat goed en dienstig kan zijn voor hun tijdelijk en eeuwig geluk. Zeker, we kunnen dat niet wegcijferen, in 1961 gaan wij ook moeilijkheden, strijd en strubbelingen kennen. Gehuwden zullen nog wel eens een meningsverschil hebben en zullen zich steeds te weer moeten stellen tegen sleur en slenter in hun huwelijksleven. Ouders zullen opvoedingsproblemen kennen. De jeugd zal zich nog steeds flink moeten trainen tot schone volwassenheid en de volwassenen zullen, als altijd, hun man moeten staan. De ouderen van dagen zullen de tand van de tijd nog immer voelen knagen aan hun vroegere kracht en gezondheid en de kinderen zullen, dartel en speelziek als steeds, weer af en toe uit de leiband springen en duchtig steigeren als zij een straffende hand voelen. Een en ander krijgen we zeker voorgeschoteld dit jaar en gelukkig maar, beminde Parochianen, want wat zouden we futloze lammelingen worden zonder de passende dosis strijd. Strijd die ons bekwaam maakt om steeds nieuwe moed op te brengen en de energiebron in ons borrelend te houden. Met frisse kracht vooruit dan ! Laat ons het jaar 1961 met blij optimisme begroeten en met een dankbaar hart aanvaarden en laat ons dan maar, één na één, vertrouwvol de dagen plukken die ons zullen toebedeeld worden, ze brengen allicht veel warme goedheid en vredige klaarheid, tenminste zo wij haar “van goede wille zijn” en over dat laatste beschikken wij toch zelf, zou ik denken. Maar, eigenlijk is het nu meer den tijd dat ik mijn wensenlitatie ga opsommen. Dat ga ik doen in zakformaat, wat niet betekent dat ze niet volledig zullen zijn en zo maar “pro forma” zouden gevormd zijn. Wel, van al het goede, zo tijdelijk als geestelijk wens ik u elk, volgens uw staat en ouderdom, een goed geschudde, overlopende maat en van het min goede juist genoeg opdat uw leven niet zouteloos zou worden, maar opdat het, integendeel schoon geslepen en blinkende facetten van sterk idealisme en christelijke levensvreugde zou vertonen. Eén van mijn vurigste wensen wil ik echter veel scherper belichten, mijn duurbare Parochianen. Moge 1961 van onze parochie maken een paradijselijk oord van liefde waar het goed is als broers en zusters te leven en te wonen. Van die liefde waarvan Jezus zegt dat zij het onbetwistbaar kenmerk is van Zijn trouwe volgelingen. Wel, laten wij allen er naar streven opdat die schone christelijke naastenliefde in ons allen tot zeer grote bloei moge komen, dan krijgen wij hier bij ons al een voorsmaakje van de “zevende hemel der Godsliefde” die ik u met heel de vurigheid van mijn priesterhart toewens. En voor u, mijn beste jongens-soldaten, nog een toemaatje, daar hebt gij recht op ! Moge uw dienstjaar, ver van huis, ver van onze parochie, ja misschien wel in een ander werelddeel, u omvormen tot die flinke plichtsgetrouwe soldaat, tot die fijne jonge kerel, waar wij allen op rekenen en waaraan onze samenleving zo’n dringende behoefte heeft. Daarom, jonge man, houd u rein en sterk en blijf dat onder de veilige leiding van uw legeraalmoezenier en van de Milac-afdeling daar ter plaatse. Mijn duurbare Parochianen, het spreekt vanzelf, dat mijn trouw en vurig Priesterhart u steeds toegezegd blijft en om te besluiten krijgt ge nu allen nog mijn beste priesterzegen. Uw Pastoor.”
1961 – Januarinummer “De Band” : “Warke van ’t Kouterke”.
“Gisteren hebben ze hem begraven…’t vers gedolven graf, ’n nieuw kruis : “Hier rust Edward Van Oudenhoven !” ‘k Hoor u al zeggen : ’t zal weer gaan over een heilige ! Dan zijt ge mis mannen. Warke was de derde van vier. Jeanne de oudste, Juul, Warke en klein Fonske. Vader Van Oudenhove was een boerke en woonde op de Kouter, zo kreeg Edward de naam van “Warke van ’t Kouterke”. “Warre, (als men kwaad was dan riep men Warre !) als ge nu nog één keer gooit dan roep ik vader”. ’t Was Jeanne, die niet uit de stal durfde komen, omdat Warke haar bekogelde met sneeuwballen. Hij scheidde niet uit voor zijn zuster getroffen was. Dan als een pijl uit een boog de straat op, op zoek naar nieuwe slachtoffers. Onderweg schopte hij de kat van de gebuur zo hard, dat ze miauwend over de haag vloog, in tussentijd had hij al een berg sneeuwballen gemaakt, want achter het hoekske kwam Liza van de burgemeester aangereden : die zou er van meekrijgen. Juist als zijn prooi bijna in zijn bereik was : “Warre, kom eens hier !” Warke verschoot er van. ’t Was vader die van uit de keuken riep. Hij zegde niets maar met tegenzin liet hij zijn munitie sneeuwballen vallen en sleepvoetend ging hij binnen tot groot plezier van Liza. Warke ging de keuken in. “Luister eens, als ge niet braaf zijt dan vliegt ge naar bed !” “Ja vader”, “En nu blijft ge binnen.” Dat was voor Warke een grote straf “binnen blijven”. Kan ne mens zich nu amuseren in de keuken ? Warke begon rond te neuzen, schuift van de ene stoel op de andere, zuchtte, prutste wat aan de hangklok, zodanig dat het op moeders zenuwen begon te werken : “Warre, trap het af !” In twee tellen was Warke buiten. Hij vroeg niet beter. Iedereen kende Warke van ’t Kouterke. “Warke van ’t Kouterke, d’er steekt geen een goei in !” zegden de mensen. Op school was Warke altijd de eerste. Dat was ook zijn groot geluk, waar anders kreeg hij elke dag een ferm pak rammel. Nu mocht hij al iets meedoen. ’t Was immers de eerste van de klas, dan zag men al eens door de vingers. –Dat kon Warke eigenlijk niet goed verdragen, hij was al liefst niet de eerste geweest en dat “door de vingers kijken” maakte hem soms razend. Wat Warke deed als hij niet op school was of niet aan ’t ravotten was ? Wel dan zat hij in de hof. Daar had hij een hoekske grond. Dat was van hem. Hij plantte of zaaide er alle mogelijke bloemen of groenten. Daar kon hij aan wroeten, dan wist hij van uur noch tijd. “Hij zal wel weer in den hof zitten”, zei moeder wanneer ze Warke nodig hadden om boodschappen te doen. Daar kon hij ganse namiddagen in werken, en als alles dan in orde was dan moest iedereen komen kijken. “’t Is schoon Warke !” zei moeder dan. Toch was er iets veranderd die laatste grote vakantie. Warke werd langs Mr Pastoor rond naar ’t college gestuurd. –De vogel was gevangen. Niets meer om tegen te stampen, geen Jeanneke meer om met sneeuwballen te bekogelen, maar vooral…geen hofke meer. Geen wonder dat, wanneer hij in verlof kwam, hij voor de helft op zijn stukske grond zat te werken, en zijn zuster het dubbel en dik van hem te verduren had. Met Kerstmis was Warke niet meer de eerste. Vader was eerst kwaad, maar Mr Pastoor had gezegd dat het daar veel moeilijker was voor een jongen van de buiten.- Toch was het dat niet, Warke wist wel beter, maar durfde er niemand iets over zeggen. Alleen Juul die wist het. ”Juul,” had hij gezegd, “daar hou ik het niet uit ; ik moet daar stikken tussen al die muren, ‘k gaf graag twintig frank als ik in uw plaats was”. “Warke, ge weet niet goed wat ge zegt. ’t Is zo plezant niet, elke dag datzelfde vuile werk. Stallen schoonmaken, koeien naar de wei brengen, met de paarden naar het veld gaan”. “Ruilen ,” vraagt Warke. “Nee, nee, later gaat gij ’n heel geleerde tiep zijn, heeft vader gezegd, ’n doktoor of zo iets !” Boem ! Daar had ge het. Iedereen was van gedacht dat Warke ’n geleerde man ging worden, behalve hijzelf. Twee jaar heeft hij het uitgehouden op het college. Op ’n avond, ‘t was in de grote vakantie, vraagt Warke : “Mag ik ook in de B.J.B. gaan vader ?” “Hé manneke, dat is goed voor Jeanne of Juul, gij wordt immers geen boer !” Warke had kunnen schreeuwen : “’n Boer misschien niet maar dan toch iets in dien aard.” Warke zweeg en trok naar buiten naar zijn hofke. Daar had hij tenminste iets om zijn gedachten op wat anders te zetten. De leider van de B.J.B. was ook komen vragen of Warke er niet mocht bijkomen, ook Juul deed er een woordje bij. Warke mocht gaan. Met de kapelaan was Warke goed bevriend. Op ’n namiddag trok hij er op af : “Mr Kapelaan ik zou graag naar een landbouwschool gaan, in plaats van terug naar het college, maar thuis hebben zij het niet graag.” “Jamaar Warke, gij zoudt toch wat anders moeten studeren, gij leert zo gemakkelijk !” “Maar daar moet ik toch ook leren.” Warke was niet van zijn besluit af te brengen. Hij zou niet meer naar het college gaan. Vader wilde er echter niet van weten. Warke moest terug. Op ’t einde van het schooljaar, toen vader en moeder in hun beste pak op de prijsuitdeling waren, is de bom gebarsten. “Vijfde latijnse…heeft de eerste plaats bekomen ?” geen Warke. Hij had zelfs de helft niet van de punten. Vader was razend. De leraar nam vader mee naar zijn kamer. Warke bleef bij moeder in de spreekzaal. Toen vader terugkwam zei hij geen enkel woord… Stuur Warke naar een landbouwschool had die professor gezegd. Warke is naar een landbouwschool gegaan. Het was weer het oude Warke van vroeger, ’n blije kerel. Vader was er een beetje overheen en dacht : “Warke wordt landbouwingenieur, toch ook ’n schone titel.” Warke hield er een ander gedacht op na. Toen zijn studies af waren is Warke broeder geworden en is naar de Kongo getrokken om daar te gaan werken. Iedereen stond paf op ’t dorp. “Warke van ’t Kouterke naar de Kongo, als broeder !” Reuzenwerk heeft hij daar verricht. Hij heeft de zwarten daar leren boeren, hij heeft die mannen leren hun werk beminnen. Hij was missionaris op zijn manier. Om de maand schreef hij naar huis. ’t Ging over niets anders dan over zijn werk. Zijn laatste brief die hij schreef, ligt hier voor mij : “Liefste vader, moeder, broers en zuster. ’t Werk gaat goed vooruit. De 75 ha zijn volledig in orde. De mannen werken. Hier kan ik eigenlijk niet veel meer doen, maar op 50 km van hier ligt nog een groot terrein braak. Morgen vertrek ik misschien al. Ah ja, ik zou het nog vergeten. ‘k Ben al een paar dagen ziek, maar dat komt wel in orde. Veel groeten aan de mannen van de B.J.B. en aan Mr Kapelaan. Vele kussen van Warke.” Zo is Warke stillekens gestorven. Aan zijn graf stond een gebroken oude man, zijn vader. Warke was geen heilige, maar Warke had een overtuiging, waarmee hij alle werk kon gedaan krijgen. Hij deed alles voor de anderen. ’t Binkske.”
Foto’s : -Een jonge pastoor Jan Baptist Coosemans. (°Perk 19/11/1898, +Erps-Kwerps 17/11/1979) -Een vertrouwd beeld uit de jaren ’50-60 : een fietsende pastoor Coosemans. -Pastoor Coosemans centraal vooraan tijdens een culturele dag in 1958. -De pastoor van Leest door de ogen van Georges Herregods. -Zijn gedachtenisprentje.