DE ONDEUGENDE VISSER
Ook in vroegere jaren was men wel eens ondeugend. Zo was er eens een zeker iemand die graag eens hengel mocht uitgooien of een visfuik zetten om het toen toch doorgaans kleine inkomen iets te verhogen. Maar ja een ieder weet het, in verboden wateren zit vaak meer vis dan waar het vissen is toegestaan. Ook de in dit verhaaltje bedoelde visser wist dit natuurlijk. Hij kon het op zekere dag dan ook niet laten zijn hengel eens uit gooien in verboden water. Helaas de plaatselijke politieagent kreeg dit ook in de gaten. Hij stapte, met het bonnenboekje reeds in de hand, met ferme passen op deze visser toe en vroeg jij weet toch wel dat het hier verboden is om te vissen.
Maar och wat jammer voor mijnheer de agent, de visser had natuurlijk allang bemerkt dat de politie in aantocht was. Met een heel onschuldig gezicht maar met een grijns om zijn mond antwoordde hij de agent ja natuurlijk weet ik dat, maar het is toch niet verboden om een stukje touw in het water te hangen. En ja hoor, bij controle van oom agent bleek er inderdaad alleen maar een snoer aan de hengel te zitten en was een vishaak noch iets wat op aas leek nergens te vinden. Wetend dat hij behoorlijk bij de neus genomen was droop de politieagent met een onbeschreven bonnenboekje weer af. Maar dat dit hem niet lekker zat valt te begrijpen. Hij besloot dan ook een volgende keer het iets slimmer aan te pakken.
Deze volgende keer liet niet zo lang op zich wachten. Na enkele dagen ontdekte hij dat er in de Indijk nabij de spoorbrug, in verboden viswater, een aantal palingfuiken stonden. En zijn ingezetenen goed kennende was hij er vrijwel zeker van dat deze gezet waren door eerder aangehaalde hengelaar. s Morgens in alle vroegte stelde hij zich dan ook ergens verdekt op en wachtte op wie deze fuiken kwam ophalen. En ja hoor, al snel had onze agent de dader in het vizier. Het was inderdaad, zo hij al vermoedde, onze hengelaar. Maar een ervaring rijker van de vorige keer besloot hij niet om via het open veld naar de visser toe te lopen. Want dan, zo wist hij inmiddels uit ervaring, zouden de fuiken al weg zijn als hij op de plaats van het delict aankwam. Hij besloot terug te gaan naar Hindeloopen en hem daar op de haven op te wachten zodat hij hem met de clandestien gevangen vis en de fuiken kon betrappen.
Helaas, helaas voor onze slimme agent, de clandestiene visser altijd alert op onraad, had allang bemerkt dat de politieagent hem in de gaten had en deze weer richting Hindeloopen was gegaan. En logisch nadenkend had hij natuulijk wel in gaten wat hem in Hindeloopen te wachten stond als hij de vis meenam. Maar om de vangst, die toch vrij behoorlijk was achter te laten ging hem ook te ver. Na enig nadenken werd de oplossing van dit probleem gevonden bij een bevriende boer uit Hindeloopen die daar vlakbij zat te melken. Hij vertelde deze boer zijn dilemma en zei als jij nu eens die vis meeneemt in een melkbus dan kan oom agent mij niets maken. En dat er vis in jou melkbus zit heeft hij vast niet in gaten. En zo gezegd, zo gedaan. De vis kwam in de melkbus en de visserman stapte op zijn fiets met achterop een paar half gevulde zakken met gras en reed rustig richting Hindeloopen. En ja hoor, aangekomen op de haven werd hij met een voldaan gezicht opgewacht door de agent. Terwijl oom agent druk met de visser stond te discuseren waar de vis gebleven was reed de boer met paard en wagen met daarop de melkbus met vis, zonder dat ook maar iemand iets in gaten had, over de haven. En werderom was onze politieman beetgenomen.
Bron: Eerste gedeelte een algemeen bekend verhaaltje. Tweede gedeelte historisch. De boer was mijn vader.
|