Mijn oog is mijn waterpas
Ten noord-oosten van Hindeloopen ligt circa 30 ha riet- en weiland wat ontstaan is nadat in 1932 de afsluitdijk is aangelegd waardoor de Zuiderzee IJsselmeer werd. Deze landerijen worden de Geaëngenoemd. (Gea=Fries en Hylpers voor laag land)
In de tijd van de Zuiderzee was het daar voor kust ondiep. Bij laag water viel deze strook grond droog. Bij hoog water stond het onder water. Als zal er in die tijd daar enige begroeiing geweest zijn, het was meer een zandplaat dan een kwelder.
Na de afsluiting van de Zuiderzee in 1932 verdween het verschil in waterhoogten en viel deze kuststrook nagenoeg permanent droog. Alleen bij storm uit het ZW stuwde het water zo hoog op dat deze grond af en toe onder water stond.
Doordat deze grond min of meer permanent droog viel raakte deze grond al snel begroeit met riet en andere vegetatie. Toen er na de tweede wereldoorlog behoefte was aan landbouwgrond werd in het kader van de DUW (Dienst Uitvoering Werken) deze grond circa 1955 in cultuur gebracht. Er werden sloten en greppels gegraven.
Mede doordat er in de grond nog restanten zout zat en de grond - uitgezonderd de toplaag - in feite uit zeezand bestond ontwikkelden zich daar in de loop der jaren bijzondere planten o.a. de wilde orchidee en zoutminnende planten en ontstond er een gevarieerde plantengroei.
Circa 1970 werd door een aantal maatregels o.a. geen kunstmestgebruik en niet eerder maaien dan half juni - deze natuurontwikkeling versterkt. Circa 1980 werd het gebied aangewezen al natuurgebied.
Dit alles was voor de rijksdienst van IJsselmeer polders aanleiding het gebied in kaart te brengen. Alle plantensoorten en het aantal broedende vogels werden minutieus in kaart gebracht. Ook wilde men de hoogten van het land in kaart brengen, want daar kon men weer uit opmaken op welke plaats bepaalde planten het best groeiden en waar de vogels het liefste zaten te broeden. Hiervoor had men, zoals een ieder wel eens gezien zal hebben als landmeters aan het werk zijn, om de vijftig meter een piket paaltje in de grond geslagen. Met behulp van een waterpastoestel vanaf een vast punt kon men nauwkeurig de hoogten in kaart brengen.
Op het moment dat een man of vier met het waterpastoestel en meetlatten in de weer waren kwam de boer die het land gebruikte ter plaatse. Na zich voorgesteld te hebben vroeg hij wat het doel van de bezigheden waren. Nu dat werd hem keurig uitgelegd.
Na deze uitgebreide uitleg over het inmeten en het waarom vroeg de boer hoe lang denken jullie daar mee bezig te zijn. Na enig nadenken van de man van de rijksdienst die de leiding had, antwoordde hij ik denk dat, als het wat meezit, wij twee dagen bezig zijn. Tjonge jonge zei de boer, dat is een dure grap. Ik denk dat ik u wel in 15 minuten kan vertellen wat u wilt weten. Nu u begrijpt dat dit op lachspieren werkte van de universitair geschoolde landmeters. Maar de boer, niet gelijk uit het veld geslagen zei, geeft mij maar een kaart en zeg maar op welke punten u de hoogten wilt weten. Na nog enig gelach kreeg de boer een kaart met op een tiental plaatsen een kruisje waar de landmeters de hoogte wilde weten ten opzichte van het punt waar het waterpas toestel stond. De boer pakte de kaart en haalde een stuk potlood uit zijn zak en ging op zijn knieën zitten. Met het gezicht aan de grond, met één oog dicht, zag hij over het wijde land.
Dit herhaalde hij een keer of tien. En elke keer zette hij bij een kruisje op de kaart het aantal centimeters hoogte verschil. Toen hij klaar was gaf hij de ingevulde kaart aan de landmeters en zei ga het nu maar nameten en vertel me, als jullie klaar zijn, maar eens hoeveel ik er naast zit.
Na een week trof de boer de landmeter van de rijksdienst die de leiding had over het project weer. Zonder dat de boer er naar vroeg zei de landmeter, ik snap er niks van, maar de hoogten die u opgaf klopten aardig. Er zaten in vergelijking met ons meetwerk geen grote afwijkingen in.
Nu was het de beurt van de boer om te lachen. Hij zei lachend ja dat had ik toch al gezegd. Als jullie mij gelooft hadden hadden jullie 15 uur x f 20 per uur x 4 man kunnen besparen. Ja ja, mompelde de man van de rijksdienst, maar vertel mij liever hoe u dat doet. Och zij de boer mijn oog is mijn waterpas en ging met een glimlach op het gezicht verder met het werk waarvoor hij daar gekomen was.
Wat de boer tot op dit moment dat ik dit opschrijf niet heeft verteld is het volgende:
Zoals in het begin van dit verhaal al vertelt liep dit land met storm (in de herfst) regelmatig onder water. Vaak was voor een storm het vee al van het land gehaald. Maar bij een onverwachte storm en snel opkomend water kwam het ook met enige regelmaat voor dat reeds een groot gedeelte van het land onder water stond voordat de boer het vee er weg kon halen. Gezien de hoge stukken van het land, waar op zulke momenten het vee stond, het verst weg waren en lage stukken vooraan lagen moest hij dan door het water lopend zijn vee daar weghalen. Door deze tochten door het water wist hij precies het hoogte verschil van het land.
Conclusie: De boer zijn oog was niet het waterpas, maar het water van het IJsselmeer diende als waterpas.
O ja, dit natuurlijk niet vertellen aan de man van de rijksdienst van IJsselmeer polders want die gelooft waarschijnlijk nog steeds dat de boer een soort waterpas in het oog had.
Bron: Waar verhaal want de boer was ik zelf.
|