De Hindelooper Kaaig is verhaal uit Sagen en Legenden rondom de Zuiderzee.
DE HINDELOOPER KAAIG.
Voor meer dan honderd jaar is het volgende gebeurd met de Hindelooper Kaaig.De Hindelooper Kaaig was het beurtschip tusschen Hindeloopen en Amsterdam. De schipper en de knechts waren stoere zeelieden en voor geen kleintje vervaard, maar ze stonden toch op een keer voor een raadselachtig geval waar ze geen weg mee wisten. Of is het misschien niet wonderlijk als men ziet dat de knoopen in de touwen 's morgens anders liggen dan men ze er 's avonds ingedraaid heeft? En toch was dat het geval met die Kaaig. Wanneer de schuit aankwam en aan wal lag goed en weI gooide de schipper de trossen uit en de knecht legden het schip aan de meerpalen vast met een schippersknoop in de touwen. Een echte schippers knoop, die niet los ging, wanneer men aan het touw trok. Maar wanneer ze 's morgens bij de schuit kwamen lag het aan de wal, ja, maar in de touwen lagen ouw wijvenknoopen, van die knoffelknoopen; wanneer je er aan trok gingen ze los. Was dat niet vreemd? De schipper maakte zich kwaad er over en schold op de knechts op de hartige manier waarop schippers dat kunnen doen. Was dat een manier van doen? Welke schippers knecht maakte nu een ouwewijvenknoop? De knechts verontschuldigden zich; ze konden het niet helpen. Maar de schipper haalde de schouders op. De oudste knecht echter liet het niet op zich zitten. Die wilde er meer van weten. Hij wist vast en zeker, 's avonds werden goede knoopen gelegd; er moest wat achter zitten, of de schipper het dan gelooven wou of niet. Die ouwe knecht zei niets, maar op een avond om een uur of negen stapte ie zijn deur uit en ging door de verlaten straten van Hindeloopen naar de haven waar de Kaaig lag. Behoedzaam maakte ie het luik van het vooronder los en kroop er door. Zie zoo, dacht die ouwe knecht, ik moet weten wat er 's nachts met de Kaaig gebeurd. Van te voren had ie zich er van overtuigd, dat alles wel was aan boord. De Kaaig lag behoorlijk gemeerd en met goede schippersknoopen in de touwen. Er was niets bijzonders te zien. Dus ging die knecht die nacht, inplaats van bij zijn vrouw, in het vooronder slapen. Tja, men moet er wat voor over hebben om achter de geheimenissen van ouwewijvenknoopen te komen. Toen ie dan zoo een uur of drie geslapen had, tegen middernacht dus, werd de knecht wakker door gerommel en gestommel aan boord. Het scheen of er met vaten gerold werd en of men bezig was kisten te kantelen en ook of de zeilen geheschen werden. De man ging rechtop in zijn kooi zitten en luisterde scherp en gespannen. Ja hoor, Ze heeschen het zeil, ze waren met de touwen bezig. Voetstappen hoorde ie duidelijk op het dek en het piepen en knarsen van de helmstok kon ie zeer goed waarnemen. Een oogenblik dacht ie er over op te staan maar het was hem, of ie in zijn kooi teruggedrukt werd. Voer het schip nu? Natuurlijk, dat borrelen en bruisen voor aan de boeg en langs de zijden van het schip was hem vertrouwd genoeg; daarin kon ie zich niet vergissen. Dat was het lied van het water. Het stond boven alle twijfel vast dat het schip voer, dat het zeilde. Nu sprong de angst de ouwe knecht van achter op de rug. Ja, het is gemakkelijk, bij klaar lichten dag een besluit te nemen. Om te zeggen ,,spookt het op de Kaaig? Dan ga ik daar vannacht eens slapen en uitvisschen wat er eigenlijk gebeurt. "Maar als de nacht eenmaal zwart over de wateren ligt en het gespook aan de gang is. Wanneer de hekser eenmaal de touwen losgemaakt hebben, het zeil geheschen en het schip in volle zee gestuurd. Dan komt het er op aan. De ouwe knecht durfde dan ook niet gaan kijken. Voor geen geld van de wereld. Stilletjes bleef ie in zijn kooi en haalde de deken zoo ver mogelijk over de ooren opdat ie maar niets hooren zou. Maar jawel. Niets hooren. Hooren en zien verging. Het schip voer niet, het vloog. Het scheen of er een orkaan woedde. De zeilen klapperden en flapperden en alles aan het sterke schip kreunde en steunde. Het roer piepte en knarste en de wind gierde akelig door de touwen. Het was een gehuil om er naar van te worden en zoo snel voer het schip dat je niet op je beenen zou hebben kunnen staan. Nee, die ouwe knecht kwam niet aan dek om te kijken wat er gebeurde maar hield zich stilletjes schuil. Misschien had de kaaig een half uur met die razende vaart gezeild, toen het van lieverlede stiller begon te worden aan boord. Het gegier en gehuil in het want verminderde en er voor in de plaats kwam weer het zachte vertrouwelijke murmelen en borrelen zooals de knecht dat zoo goed kende van zijn tochten bij goed weer over de Zuiderzee. En na eenige tijd trad er volkomen stilte in. Geen geluid werd meer vernomen. Geen gehuil meer van de woedende orkaan, geen gepiep en geknars, geen voetstappen en kistengekantel, zelfs geen gemurmel meer. 't Werd alles volkomen rustig. Toen dit zoo een poosje geduurd had kreeg de oude knecht weer moed. Hij besloot toch maar eens te gaan zien wat er van was. Voorzichtig ontgrendelde ie het vooronder, kroop door het luik en...... keek in de heldere verblindende zonneschijn. Hij kon zijn oogen niet gelooven, want het was toch nacht meende ie. Hij kneep zich in de beenen om te zien of ie wel wakker was, en ja, er volgde pijn, dus droomen deed ie niet. Ten hoogste verwonderd stapte ie op het dek en nu zag ie dat ie zich bevond in een hem volslagen vreemd en onbekend land. Het was klaar lichte dag en de zee lag fonkelend van goud onder de strak blauwe hemel. Voorzichtig ging ie van boord en keek om zich heen. De plantengroei was hem gansch onbekend. Hier groeiden heel andere boomen en struiken dan te Hindeloopen en vreemde bedwelmend geurende bloemen bloeiden er in weelderige overvloed. De knecht die op zijn tijd wel eens bang was,. miste toch geenszins praktische zin. Dus dacht ie ,,ik moet een bewijs hebben." Vlug liep ie naar een oranjeboom, die vol vruchten hing, schudde die zoodat de appels rond hem heen in het gras tuimelden en stak daar eenige van in de zakken van zijn wijde pikbroek. En toen weer aan boord terug. En dadelijk in het vooronder, de grendel voor het luik en te kooi. Slapen als het mogelijk was. Niet lang lag ie onder de wol of het lieve leven van daar straks begon weer. Eerst voetstappen, gerol van tonnen, gekantel van kisten, hijschen van zeilen, piepen, knarsen, borrelen, murmelen en daarna loeien, gieren, huilen van de wind door het want, precies zooals op de heenreis. Het duurde ook ongeveer weer een half uur waarna alles geleidelijk aan stil werd. De ouwe knecht bleef nog in zijn kooi liggen, tot het aanbreken van de dag. Toen kroop ie naar buiten en zag dat ie te Hindeloopen aan de wal lag. Alles op het schip was in de beste orde, er was niets vermist of vernield. Aan niets was te zien dat het er zoo doorgegaan was 's nachts. Alleen lagen er in de touwen weer ouwe wijvenknoopen. De knecht begreep nu best waar die vandaan kwamen. Hij spoedde zich in de ochtendschemering naar huis en even voor zijn deur zag ie een vrouw een steegje ingaan. Hé, dacht ie, wat moet die daar zou je zeggen. Toen iè haar voorbijging bleef ze naar hem staan loenzen, maar hij, ook niet mis, haalde een oranje appel uit zijn zak en hield haar die voor. Op het gezicht van de appel gaf de vrouw een ijselijke gil viel flauw en was drie dagen daarna een lijk. Tja, 't is gevaarlijk werk met de duivel uit varen te gaan. Maar de ouwe knecht had het er, dank zij zijn voorzichtigheid, goed afgebracht en iedereen wist sedert dien wie de ouwewijvenknoopen in de touwen van de Hindelooper Kaaig draaiden. Dat deden de heksen natuurlijk, wanneer ze een uitstapje maakten.
|