A homenagem para Amália Rodrigues (PPS powerpointjos)...
Met dank aan Powerpointjos voor het gebruik van deze PPS (Om te bekijken: op de foto klikken, naar beneden scrollen en tweemaal op 'download' klikken!)
Fado is de trillende adem, die de stem van de ziel ontvangt. Het is het gekreun van het innerlijke wezen van de mens en zingt over vreugde en pijn, verwachtingen en alle andere emoties
Grãndola, vila Morena - José ou Zeca Afonso (Aveira, 2 de agosto de 1929 - Setúbal, 23 de fevereiro de 1987)...
Grãndola, vila morena / Grãndola, bruine stad Terra da fraternidade / Land van de broederschap O povo é quem mais ordena / Het is het volk dat hier beveelt Dentro de ti, ó cidade / Binnen u, o oude stad
Dentro de ti, ó cidade / Binnen u, o oude stad O povo é quem mais ordena / Is het het volk dat beveelt Terra da fraternidade / Land van broederschap Grãndola, vila morena / Grãndola, bruine stad
Em cada esquina um amigo / Op elke hoek vind je een vriend Em cada rosto igualdade / In alle ogen is er gelijkheid Grãndola, vila morena / Grãndola, bruine stad Terra da fraternidade / Land van broederschap
Terra da fraternidade / Land van broederschap Grãndola, vila morena / Grãndola, bruine stad Em cada rosto igualdade / In alle ogen is er gelijkheid O povo é quem mais ordena / Het is het volk dat hier beveelt
À sombra duma azinheira / In de schaduw van een steeneik Que já não sabia a idade / Waarvan je de ouderdom niet kan schatten Jurei ter por companheira / Is het dat ik beloofde, om als gezelschap Grãndola a tua vontade / Grãndola, uw wil te aanvaarden
Grãndola a tua vontade / Grãndola, uw wil beloofde Jurei ter por companheira / Ik als gezelschap te aanvaarden À sombra duma azinheira / In de schaduw van een steeneik Que já não sabia a idade / Waarvan je de ouderdom niet kan schatten
Zeca Afonso Eigen vertaling en interpretatie
Fado is niet links of rechts, fado is het leven zelf. Dat fado ook in linkse kring - in Portugal nog altijd een werkelijke macht van betekenis - niet taboe werd verklaard, is grotendeels de verdienste van de legendarische troubadour José Afonso, ook wel liefdevol kortweg Zeca genoemd. Afonso, geboren op 2 augustus 1929 te Aveiro, mag gerust als het geweten van de Portugese muziek worden omschreven. Zijn vroege jeugd bracht hij voor een groot deel door in Angola en Mozambique, daarna ging hij letteren studeren in Coimbra. Zijn eerste plaat, Baladas de Coimbra, kwam uit in 1958, en was een grote liefdesbetuiging aan de stad van de verstilde melancholie. Afonso bleef de muziek van zijn studententijd altijd trouw, maar bleef er niet in hangen. Hij werkte als leraar op de armste scholen, in Portugal en Afrika, en groeide uit tot de eerste protestzanger van het Portugese rijk. Eind jaren vijftig zong hij al openlijk steun toe aan generaal Humberto Delgado, een links geïnspireerde oppositieleider van Salazar die dan ook al snel in Spanje zou worden vermoord, voordat hij de verkiezingen kon winnen. Na de moord op Delgado werd Afonso een echte revolutionaire zanger. Hij combineerde de fado met Afrikaanse en Braziliaanse patronen, en bracht een soort Portugese world music. Vele maanden van zijn leven bracht de zanger door in de kelders van de PIDE, menigmaal vluchtte hij naar het buitenland, maar hoe meer de Estado Novo hem de mond wilde snoeren, des te harder sloeg hij terug. Afonso werd een soort Portugese Woody Guthrie of Victor Jara, die met zijn liederen, vol van onderhuidse kritiek op het regime en de koloniale oorlogen in Angola en Mozambique, een permanente bedreiging vormde voor de machthebbers. Zijn lied 'Os vampiros' ('De vampiers', tekst geschreven door Manuel Alegre, een schrijver wiens vriendschap met de Portugese president Jorge Sampaio onlangs voor grote polemieken zorgde in Portugal), met het terugkerende refrein 'Eles comem tudo, E nao deixam nada' ('Ze eten alles, en laten niets over') werd in de jaren zestig gezongen door iedere naar verandering smachtende Portugees. Het was met Afonso's nummer 'Grãndola vila Morena' dat de militairen van april 1974 op de radio de Anjerrevolutie aankondigden. Afonso bleef een revolutionair tot de laatste snik en droeg 'Os vampiros' na de revolutie nog vaak op aan de sociaal-democraten en socialisten die volgens hem de ware idealen van de Anjerrevolutie hadden verraden. Zeca droomde van de realisering van de ultieme utopische heilsstaat in Portugal en steunde om die reden in 1976 de presidentiële campagne van Otelo Saraiva de Carvalho, kortweg Otelo, een radicaal door het revolutionaire ideaal aangedreven majoor die met een klein legertje getrouwen al snel in een guerrillaoorlog met de nieuwe machthebbers belandde. Ondanks al dit politieke pathos bleef Afonso zoals gezegd de fado trouw. Toen hij in 1985, al jaren doodziek als gevolg van een soort botkanker die hij in de vochtige cellen van de PIDE zou hebben opgelopen, zijn laatste optreden verzorgde - in het Coliseu te Lissabon - begon Afonso met enkele klassieke fado's van Coimbra en eindige hij met de revolutionaire hymne 'Grãndola', die door de gehele zaal - inclusief de inmiddels weer vrijgelaten Otelo - met opgeheven vuist werd meegezongen. Afonso stierf twintig jaar geleden, in uiterst kommervolle omstandigheden in Setubal, de meest door armoede en depressies geteisterde plek van geheel Portugal. Vijfhonderdduizend mensen gaven acte de présence bij zijn begrafenis. De Portugese tv- en radiostations, toen nog altijd kampend met overheersing vanuit rechtse politieke hemisfeer, maakten zich er met een Jantje van Leiden van af, maar in Spanje werd zijn muziek op de dag dat zijn overlijden bekend werd gemaakt de gehele dag gedraaid. De Spaanse flamenco-gitarist Paco de Lucia organiseerde een benefietconcert ten behoeve van de arm achtergebleven familie. In Portugal werd Afonso postuum herontdekt en alsnog de verschuldigde eer gebracht. Zijn experimenten met de fado, zowel muzikaal als tekstueel, vormen nu de hartslag van de moderne Portugese muziek.
BRON: Uittreksel van het artikel: "Fado, eredienst voor het verdriet" gepubliceerd in De Groene Amsterdammer en geschreven door René Zwaap.
De Lusitano wordt in Portugal gebruikt bij het stierenvechten. Anders dan in andere landen wordt hier vanaf het paard met de stier gevochten, en wordt de stier niet gedood. De stier wordt uitgedaagd door de stierenvechter en het paard; het paard moet erg behendig zijn om niet door de hoorns van de stier geraakt te worden.
FOI NA TRAVESSA DA PALHA
HET WAS IN DE TRAVESSA DA PALHA (= Steegje van Stro)
Foi na Travessa da Palha /
Het was in de Travessa da Palha Que o meu amante, um canalha, / dat mijn geliefde, de schoft Fez sangrar meu coraçao: / mijn hart deed bloeden: Trazendo ao lado outra amante / door naast mij nog een minnares te nemen Vinha a gingar petulante / hij kwam brutaal heupwiegend aan Em ar de provocaçao. / met een provocerende blik.
Na taberna de friagem /
In de koele taverne Entre muita fadistagem / tussen vele fadistas Enfrentei os seus rancores, / heb ik hun wrok onder ogen gezien, Porque a mulher que trazia / want die vrouw die hij meebracht Com certeza nao valia / was zeker waardeloos Nem sombra do meu amor. / zelfs geen schaduw van mijn liefde.
A ver quem tinha mais brio /
Dit moet glansrijk geweest zijn Cantamos ao desafio / wij zongen als uitdaging Eu e essa qualquer. / ik en die ander. Deixei-a perder de vista / Zij heeft door mij haar gezicht verloren Mostrando ser mais fadista / want ik toonde mij meer fadista Provando ser mais mulher. / en ik bewees meer vrouw te zijn.
Foi uma cena vivida /
Het was een levendige scene De muitas da minha vida / de beste van mijn leven Que nao se esquecem depois, / niemand zal dit gauw vergeten Só sei que de madrugada / ik weet alleen nog dat bij dageraad Após a cena acabada / nadat de voorstelling afgelopen was Voltamos para casa os dois. / wij met z'n tweeën naar huis gingen.
Sequência sobre as Divas do Fado Novo - o episódio 3: Margarida Guerreiro
Minha terra é linda - Mijn land is mooi
Onder één van de fotos zit de muziek, beide andere hebben een link naar websites van respectievelijk Wiki en een weblog van Margarida herself
Margarida Guerreiro komt uit Montemor-o-Novo, een oud plaatsje uit de Alentejo, een streek met een belangrijke vocale traditie. Haar eerste contacten met fado ontstaan door het luisteren naar de oude fado platen van haar ouders met grote fadosterren als Amália Rodrigues, Manuel de Almeida en Maria Teresa de Noronha. Deze maken grote indruk op haar en ontsteken bij Margarida een grote passie voor deze zang vanuit het hart. Zo ontstaat bij haar de liefde voor wat voor velen hét symbool van Portugese cultuur is: de fado.
Aangemoedigd door haar streekgenoot Manuel Justino Ferreira, ook auteur van de meeste teksten die zij zingt, zingt Margarida haar eerste concert in het Convento de São Domingos, in Montemor-o-Novo. Het is de start van een alom gerespecteerde internationale muzikale carrière.
Van de vele concerten die zij gaf in Portugal, Spanje, Venezuela, Frankrijk, Zwitserland, de Verenigde Staten en Canada springt er één die er voor haar emotioneel in het bijzonder uit: een concert van Amália Rodrigues, waarvoor deze haar als gast uitnodigde.
In 2003 komt Sal e mel uit, Margaridas eerste CD. Deze wordt bijzonder goed ontvangen. Margarida Guerreiro is regelmatig te horen (en te zien) op radio en TV, culturele evenementen en op haar vele concerten overal in Portugal. In 2004, is zij één van de zangeressen op het album Divas do Fado Novo, naast hier inmiddels bekende namen als Mísia, Cristina Branco en Ana Moura.
Fabuloso e Arrepiante ! à Gente da Minha Terra - Mariza (e uma tradução)
Prachtig en huiveringwekkend!
Ó Gente da Minha Terra Mensen van mijn land
Letra:
Amália Rodrigues Música: Tiago Machado
É meu e vosso este fado / Deze fado is van mij en jullie Destino que nos amarra / Een noodlot dat ons verbindt Por mais que seja negado / Hoe zeer dit ook ontkend wordt Às cordas de uma guitarra / Door de snaren van een gitaar
Sempre que se ouve o gemido / Telkens als zich de klaagzangen De uma guitarra a cantar / Van een gitaar laten horen Fica-se logo perdido / Ben ik onmiddellijk verloren Com vontade de chorar / En wil ik huilen
Ó gente da minha terra / Mensen van mijn land Agora é que eu percebi / Nu pas heb ik gevoeld Esta tristeza que trago / Deze droefheid die jullie breng Foi de vós que a recebi / Heb ik van jullie gekregen
E pareceria ternura / Door een schijn van tederheid Se eu me deixasse embalar / Liet ik mij inpakken Era maior a amargura / Daardoor groeide een bitterheid Menos triste o meu cantar / En minder droef werd mijn gezang
Ó gente da minha terra / Mensen van mijn land Agora é que eu percebi / Nu pas heb ik gevoeld Esta tristeza que trago / Deze droefheid die jullie breng Foi de vós que a recebi / Heb ik van jullie gekregen Door mezelf vertaald.
Van Powerpointjos mocht ik volgende PPS gebruiken... waarvoor hartelijk dank...!
Een oude zoniet de oudste fadolegende is ongetwijfeld Maria Severa. Zij werd geboren in de wijk Madragoa en verhuisde later met haar moeder naar de Mouraria. Zij groeide uit tot een ware mythe.
Klik op de foto...! Maria Severa Carlos Zel Letra: João Galhardo Música: Raul Ferrão
Num beco da mouraria, / in een steegje van Mouraria Onde a alegria / waar de vreugde Do sol não vem / van de zon nooit komt, Morreu Maria Severa / stierf Maria Severa. Sabem quem era?... / weten jullie wie zij was?... Talvez ninguém. / misschien wel niemand.
Uma voz sentida e quente /
een warme stem, vol gevoel, Que hoje à terra disse adeus / nam vandaag afscheid van de aarde. Voz saudosa, voz ausente / een stem, weemoedig en afwezig, Mas que vive eternamente / leeft nu voor eeuwig Dentro em nós e junto a Deus / in ons hart en ginder Além nos céus / in de hemel - één met God
Refrão / Refrein Bem longe o luar / daar ginder in de verte waar de maneschijn No azul tem mais luz / en blauwe lucht meer licht verspreiden, Eu vejo-a rezar / zie ik haar bidden Aos pés de uma cruz / aan de voet van een kruis. Guitarras trinai / guitaren, trilt, Viradas p'ro céu / naar de hemel gericht Fadistas chorai / fadistas, weent, Porque ela morreu / omwille van haar dood.
Caíu a noite na viela / de nacht viel in de steeg Quando o olhar dela / toen haar blik Deixou de olhar / ophield te kijken. Partiu pra sempre, vencida / geknakt voor altijd ging zij heen, Deixando a vida que a fez penar./ het leven dat kwetste achter zich.
Deixa um filho idolatrado /
verweesd liet zij een verafgode zoon achter Que outro afeto igual não tem / die geen vergelijkbare liefde kent. Chama-se ele o triste fado / zijn naam is trieste fado Que vai ser desse enjeitado / wat is het lot van dit verlaten kind, Se perdeu o maior bem / verstoken van het grootste goed, O amor de mãe? / de moederliefde?
Vertaling: Dirk Lambrechts, cd 'Fado. As lagrimas do Tejo', uitgeverij EPO, april 2001, ISBN 90 6445 219 9 (verkrijgbaar samen met het boek - zie hieronder)
Volgend uittreksel komt uit het boek: Fado - De tranen van de Taag, geschreven door Dirk Lambrechts.
Maria Severa - De legende van de Mouraria
Door de nachtelijke straten van Alfama en Mouraria, nauwelijks door gaslantaarns verlicht, zwierf het duistere allegaartje dat zich er veilig voelde voor de politie. De eerst fadospelers werden dan ook voorgesteld als vileine types met hoed, dolkmes en een hangende sigaret. Gruwels die meestal obscene liedjes zongen, tot de verbeelding sprekende-bizarre figuren.
De fado in die tijd werd in 1820 verpersoonlijkt met de geboorte van Maria Severa Onofriana in de wijk Madragoa. Zij zou uitgroeien tot de grootste mythe en legende van de fado. Buiten haar geboorte- en sterfdatum is er historisch weinig met absolute zekerheid te bewijzen, maar de verhalen uit die tijd geven toch een volledig beeld van deze merkwaardige vrouw die door velen wordt beschouwd als de eerste echte fadista.
Haar moeder, een ruw iemand met de volkse bijnaam A Barbuda vanwege haar overvloedige baardhaar, baatte een kroeg uit en verhuisde samen met haar dochter naar Mouraria om er te gaan wonen in een goedkope kroeg/bordeel in de Rua do Capelão, die bezocht werd door rovers en smokkelaars. ( )
Volgens de verhalen was Severa echter een gracieuze vrouw die zeer goed zong en zichzelf begeleidde op de Portugese giaar. Haar stem was rauw door overmatig roken en drinken en het buitensporig gebruik van sterke koffie. ( ) Wat Severa uiteindelijk deed uitstijgen tot een echte legende was haar verhouding met de Marques de Vimioso. De markies kwam uit een bekend adellijk geslacht en bezat een paleis op het Campo Grande. Hijzelf was artistiek, een fervent jager maar vooral een uitstekend ruiter bij de Touradas. Het vreemde, exotische imago van de fadowijken moet soms voorname, bijna literaire adellijke figuren hebben aangetrokken, want toen hij Severa rond 1843 leerde kennen, mochten zij en haar moeder gratis in een van zijn huizen in Moouraria wonen. Waarschijnlijk, zo vertelt men, was hij geobsedeerd door haar kwaliteiten als fadozangeres en haar volkse, spontane en heftige karakter. Zij van haar kant moet in hem vooral zijn kwaliteit als een van de beste aristocratische ruiters in de arena bewonderd hebben.
( ) Belangrijk was het feit dat adel en volk elkaar in de arena ontmoetten en dat er tijdens de Espera do Toiro - het wachten op de stier - fados gezongen werden. Hoe dan ook, de wederzijdse liefde of bewondering moet intens geweest zijn, want ze duurde drie jaar, tot in 1845, en gedurende al die jaren werd Severa uitgenodigd op het paleis. De markies moet die vrijgevochten vrouw met de sigaret in de mond wel degelijk bewonderd hebben. Severa hield niet van zwakke vrouwen maar evenmin van vulgaire fado. De markies kon niet op tegen haar rebelse karakter. Hij probeerde haar tevergeefs wijn en tabak te doen afzweren. ( )
Toen Severa in 1946 stierf, was de jonge fadowereld in rouw. Volgens sommigen stierf ze aan een beroerte na het eten van overdadig veel jonge duiven, overspoeld met wijn. Volgens anderen stierf ze aan TBC: Ze was alleenstaand en werd in een eenvoudig laken in een gemeenschappelijk graf begraven op het kerkhof Alto de S. João, zoals ze zelf gewenst had.
( )Zon suggestief levensverhaal leverde natuurlijk overvloedig stof voor kleurrijke bewerkingen. De bekendste is het toneelstuk Severa van Julio Dantas, dat in 1901 met enorm succes in Lissabon werd opgevoerd. Het was een sterk geromantiseerd stuk waarin Severa als zigeunerin werd voorgesteld. Op verzoek had Dantas de echte naam van de markies, Vimioso, veranderd in Marialva, iemand die nooit heeft bestaan. In 1909 werd het bewerkt tot een operette en in 1931 tot de eerste Portugese speelfilm met geluid; de rol van de markies werd vertolkt door torero Antonio Luis Lopes en die van Severa door de fadozangeres Dina Teresa.
De hierna volgende uitspraak van Paul Van Nevel over de fadista Maria Severa, heb ik overgenomen uit zijn boek: Dertig jaar verslaafd aan Lissabon'.
Eén fadozangeres heeft echter terecht een stenen memento mori gekregen: de in 1820 geboren Maria Severa Onofri-ana, de eerste fadoszangeres, een hoertje van de Mouraria. Zij verborg haar leed en miserie tussen de tonen van haar klaagzangen en werd een mythische figuur. Severa stierf op zesentwintigjarige leeftijd, en in de Largo da Severa in de Mourariawijk loopt er een rilling over mijn rug als ik het opschrift lees, boven de ingang van het armoedige huisje waar eens de vernedering van het bestaan, met gebroken zangen bedekt werd.
Beide boeken zijn uitgegeven door uitgeverij EPO en nog steeds verkrijgbaar in de boekhandel. Fado - De tranen van de Taag, Dirk Lambrechts, ISBN 90 6445 167 2 Dertig jaar verslaafd aan Lissabon, Paul Van Nevel, ISBN 90 6445 428 0
Sequência sobre as Divas do Fado Novo - o episódio 2: MÃsia
GARRAS DOS SENTIDOS
KLAUWEN VAN ZINNELIJKHEID
Poema Agustina Bessa-Luis Traditionnel Arrt : Ricardo J. Dias
Não quero cantar amores, /
Ik wil niet zingen over liefdes(-relaties) Amores são passos perdidos. / Liefdes(-relaties) zijn zinloos São frios raios solares /Zij zijn als koude zonnestralen Verdes garras dos sentidos / Jonge klauwen van zinnelijkheid São cavalos corredores / Het zijn renpaarden Com asas de ferro e chumbo / Met vleugels van ijzer en lood Caídos nas águas fundas / Gevallen in diepe wateren Não quero cantar amores. / Ik wil niet over liefdes(-relaties) zingen Paraísos prohibidos, / Verboden paradijzen Contentamentos injustos, / Van onrechtvaardige bevrediging Feliz adversidade / Een gelukkige tegenslag Amores são passos perdidos. / Liefdes(-relaties) zijn zinloos São demência dos olhares / Zij zijn de oogcontacten die verkeerd lopen Alegre festa de pranto. / Een vrolijk tranenfeest São furor obediente, / Zij zijn een onderdanige passie São frios raios solares. / Zij zijn koude zonnestralen Da má sorte defendidos / Beschermelingen van het slechte soort Os homens de bom juízo / Mannen met verstand Têm nas mãos prodigiosas / Hebben in hun wonderbaarlijke handen Verdes garras dos sentidos / Jonge klauwen van zinnelijkheid Não quero cantar amores, / Ik wil niet zingen over liefdes(-relaties) Nem falar dos seus motivos / Noch praten over hun motieven
Wil je haar horen zingen ga dan met het pijltje over haar fotos en klik...
"Mísia - BIOGRAFIE"
"De blik van Mísia is heet als bloed, rond als parels, zout als de zee Haar gloedvolle, fluwelen, amber bruine ogen delen de ongewone glans van staal dat gloeiend rood wordt verhit. Alle kennis van een vrouw en alle onschuldigheid van een klein meisje; passie en speelsheid, lach en tranen
Mísia ontstijgt de woorden van een biografie, net zoals ze zich onttrekt aan de gevangenis van een muzikaal genre. Ze strekt veel verder dan haar geboorteplek of de grenzen van een land Mísia werd in Porto geboren, veroverde Barcelona en woont tegenwoordig in Lissabon, ook al heeft ze veel van haar favoriete plekke en kappers in Parijs, Tokyo en Mexico. Ze heeft bergen beklommen en belegerde territoria, maar heeft bovenal een ruimte tijdcontinuüm gecreëerd: haar wereld, een weefpatroon van geluiden, begraven in de diepte van haar eigen lichaam, woorden uit het echte leven gegrepen
Mísia heeft sinds haar kindertijd al op het podium gestaan: Ik volgde mijn oma overal waar ze ging. Zelf een frivole ster, wilde ze het meisje slapeloze nachten, koude hotelkamers en eenzaamheid besparen. Mísia beschrijft haar grootmoeder bijna nooit, dus stellen we ons Colettes Vagabond voor, zich bewegend van muziekpodia in de havens van de arbeidersklasse naar treinstations in de vroege ochtend.
Dus, hoe kwamen haar oma en moeder, twee vrouwen uit Barcelona, terecht in Porto? Het was een liefdesgeschiedenis, eentje die tegen de borst stuitte van de Portugese hogere middelklasse, waar haar vader uit voortkwam Haar moeder Luisa, een zeldzame schoonheid, compleet in de ban van haar passie, klassiek ballet, had een grote aantrekkingskracht op de jonge Portugees met de blauwe ogen, die haar op het podium zag van Maxime in Lissabon, verblind door haar Spaanse kostuum en prachtige benen Ze trouwden en maakten hun thuis in de aristocratische stad Porto waar Mísia werd geboren. Haar geboorte naam was Susana Maria. Ze droeg een marineblauw uniform en moest rechtop staan zonder iets te zeggen, een modelmeisje in het grote huis van de familie van haar vader. Ze vluchtte dus geregeld naar de warme, geparfumeerde omhelzing van haar grootmoeder Lolita, die haar, met sigaret in haar hand, de avonturen van haar bohémien jeugd vertelde
Op die manier werden Mísias zintuigen wakker en begon de roep om het voetlicht en de coulissen van het theater, de droom van een ridder op een paard die haar zou redden uit de klauwen van een monster, een verschrikkelijk schepsel, geboren uit haar gevoel van verwaarlozing. Sinds de scheiding van haar ouders, was haar moeder vaak afwezig geweest, te druk met dansen en haar carrière. Dus vluchtte het meisje in een wereld van verboden boeken, gedrapeerd in oude theaterkostuums, van haar voeten geveegd door de geluiden en teksten van Fado die door de lucht dreven en via het open raam de innerlijke leegte vulde, die haar vader achterliet, nu ver weg
Mísias moed, doortastendheid en extravagante levensstijl kunnen alleen begrepen worden in de context van deze twee vrouwen, de eerste en tweede mier, zoals ze hen en zichzelf ziet: drie hardwerkende mieren, de een na de ander, altijd zoekend naar het absolute, in de liefde en in de kunst. Mísia en haar komaf, drie vrouwen, die durfden de conventie te tarten, buiten de korsetten van de muzikale genres en buiten de veilige, gladde muren van de middelklasse.
Het onverzoenlijke aspect van Mísias mysterie - essentie van wilde bloemen, een schets van vormen, spirituele bovenzinnelijkheid, wijsheid van gedichten, de reis door boeken, bekoring en besef van het wezenlijke - is geworteld in haar geschiedenis van inwendige en emotionele ballingschap, die haar op een dag verwijderde van haar geboorteland. Op twintigjarige leeftijd verliet Mísia haar land om haar oma te vergezellen in Barcelona. Daar zong ze op alle soorten podia en werkte aan haar stem, terwijl ze haar leven meer vorm gaf: zorgeloos, zonder reserve, met moed en humor Op een zeer vroege leeftijd, besloot Mísia dat ze zangeres wilde worden en ze begon zich dan ook in die richting te ontwikkelen, ondanks haar moeders waarschuwingen en haar omas angsten, ondanks the beproeving, hardheid en slapeloze nachten. In Madrid, waar een nieuwe wind het bewind van Franco wegwaaide, maakte ze haar eigen naam.
Mísia heeft tenminste twee landen, verschillende talen en vele gezichten. Ze is een nomade en heeft tegelijkertijd ook een vaste verblijfplaats - haar huis, haar schuilplaats is binnenin haarzelf, zodat ze kan vertrekken, waar haar artiesten bestemming haar dan ook naar toe leidt. Interieurs zo warm als die van haar grootmoeder een warboel van boeken en dagboeken die met zijde bekleed zijn, vaalgroene muren, waar de schilderijen van kunstenaarsvrienden je meteen grijpen, zodra je haar huis in Lissabon betreedt.
Mísia is een begaande vrouw, zoals de vrouwen van Sartre. Ze maakt zich zorgen over de wereld, is woest over onrecht en verafschuwt hypocrisie en lafheid. Onder haar vrienden, haar stam, zijn schrijvers als Lidia Jorge en José Saramago, poëten als Graça Moura, actrices als Maria de Medeiros, zangers als Maria Bethania, schilders als Bela Silva en Carlos Torres en artiesten als Sophie Calle. Zulke ontmoetingen verrijken haar leven en voorzien haar kunst van brandstof.
Mísia experimenteert op elk moment, zonder spijt of klaaglijke nostalgie voor een gefantaseerd verleden. Ze zwicht niet gedwee voor obstakels of gezond verstand. Mísia weet dat het leven iets subliems is, iets dat niets te maken heeft met de fletse, onechte gelukkigheid waar onze consumptiemaatschappij ogenschijnlijk naar streeft. Mísia weet dat het echte leven ook de dood inhoudt, dat passie verwoestend kan zijn en dat liefde benauwt. Ze weet dat de dingen gewoon zo gaan, dus ze blijft zo dicht mogelijk bij de emotie als ze zingt. Ze boetseert haar lied, haar ziel, met toewijding en zorg Alleen de stem van een vrouw die de lidtekens van het lot op haar lichaam draagt, kan liefde bedrijven en passie tastbaar beleven. Een vrouw, die verliefd is, soeverein en puur, ontembaar en nog steeds begeerd, vrij Een vrouw die droomt als ze wakker is.
In de niet flexibele, kleinzielige realiteit van vandaag de dag, lijkt er soms weinig hoop voor wederzijds begrip tussen mannen en vrouwen. Als het in de nacht wordt bezongen door Mísia, wordt de miraculeuze samenkomst van man en vrouw wel degelijk mogelijk, draaglijk De teksten spreken van ontmoetingen vol passie, krachtige nostalgie, een verleden dat niet vervaagt, verraad, vervoering, liefde
Politieke ethiek is overduidelijk in al haar nummers: ethiek van vrijheid, tolerantie en vreugde, ethiek van leven tegenover dood. Wat ik wil, is praten over leven, de mysteries en grandeur Mísia tart de routine van donkere, gesloten dagen en wil ons door de emoties laten reizen, ons laten liefhebben, huilen en lachen, zoals zij elke dag doet.
Ondanks tegenslagen, is Mísia terug gekeerd van haar ballingschap. Ze moest terugkeren naar de ware Fado van het volk, een Fado die was teruggetrokken in donkere, verouderde taveernes. Ze heeft zich gevestigd in Lissabon, in een Portugese maatschappij die haar niet altijd met open armen ontving. Haar manier van zijn, verjaagt het statische imago van de fado zanger. Mísia volhardt in eenzaamheid en durf. Alleen poëten en muzikanten vergezellen haar op het pad waar Fado - opnieuw overdacht, opnieuw bewerkt en uitgevoerd in haar unieke stem - is herboren en zich verspreid. Ze is niet gekalmeerd door succes, maar waagt zich nog steeds op onbekende wegen. Vandaag met haar Drama Box, heeft ze de muren die de muzikale genres omringen, vernietigd, terwijl ze een Tango en Bolero in de hand neemt en ons dwingt er op een andere manier naar te luisteren. Eerlijk ten opzichte van zichzelf en haar innerlijke gevoel, Mísia is weer begonnen met haar reis terug en vooruit, op haar eigen risico, tussen hier en ergens anders, tussen het gemis van een thuishaven en een onophoudelijk verlangen naar anderen en de rest van de wereld "
Carmen Castillo (februari 2005) Regisseur van de film Misias Fado
Sequência sobre as Divas do Fado Novo - o episódio 1: Ana Sofia Varela
De traan
Vervuld van pijn vol ellende ga ik slapen en met nog meer smart met nog meer leed word ik wakker in mijn hart blijft nog het gevoel intens van u te houden
Wanhoop voor mijn wanhoop vind ik in mezelf de straf. Verdwijn, wanhoop ik zeg u dat ik u niet wil en s nachts en s nachts droom ik van u
Als ik bedenk dat ik op een dag moet sterven als de wanhoop komt omdat ik u niet meer zie spreid ik mijn sjaal op de grond en slaap zachtjes in
Als ik zou weten dat terwijl ik stierf gij voor mij één traan zou laten weet gij voor deze ene traan kon ik van geluk in vrede sterven
Vertaling: Dirk Lambrechts - Fado, De tranen van de Taag, pag. 125
Lágrima Letra: Amália Rodrigues
Cheia de penas Cheia de penas, me deito E com mais penas Com mas penas me levanto No meu peito Já me ficou no meu peito Este jeito O jeito de te querer tanto
Desespero Tenho por meu desespero Dentro de mim, o castigo Não te quero Eu digo, que não te quero E de noite A noite, sonho contigo
Se considero Que um dia, hei-de morrer O desespero Que tenho de te não ver Estendo o meu xaile Estendo o meu xaile, no chão Estendo o meu xaile E deixo-me adormecer
Se eu soubesse Se eu soubesse, que morrendo Tu me havias Tu me havias, de chorar Uma lagrima Por uma lágrima tua Que alegria me deixaria matar
Ana Sofia Varela is 30 jaar oud, zij werd geboren in Lissabon, maar groeide op in Serpa (Alentejo) het platteland, waar zij een aantal jaren verbleef tot zij terugkeerde naar de stad.
Als 10-jarige had ze haar eerste contact met Fado toen ze luisterde naar de platen van Amália. Wanneer ze 14 was begon ze Amálias fados te zingen op Fado-nachten in Serpa, op scholen en in clubs. Later trad zij op met lokale fadistas.
De uitnodiging om te zingen in de fadohuizen van Lissabon vond plaats in 1997 en tezelfdertijd stelde Carlos Zel haar aan de gitarist Mário Pacheco voor met wie ze verschillende concerten gaf (Macao, Japan, Italië ) en later werd ze gevraagd om op te treden in de Clube de Fado waar ze nu nog regelmatig zingt.
Doordat zij zich midden de fado-scène bevond kon zij haar talent tonen en daardoor volgden de uitnodigingen elkaar op: om te beginnen werd zij gevraagd voor een opname met António Chaínho op de CD A Guitarra e Outras Mulheres (De gitaar en andere vrouwen); vervolgens met Marta Dias, Teresa Salgueiro (Madredeus) en Filipa Pais; met Camané in de show "De Sol a Lua - Flamenco e Fado"; op de CD "Cem Anos de Fado" (100 jaren Fado) en met João Braga en Carlos Zel er tussendoor.
Nadat ze met de grote namen van de fado ofwel opgetreden was of opnames gemaakt had, vond ze haar eigen weg en kwam een oude droom uit door de opname van haar eerste CD Ana Sofia Varela uitgegeven in 2002. Haar debuutalbum werd goed ontvangen door het publiek en de media: Ana Sofia Varela biedt ons één van de origineelst fado-albums van de laatste jaren, hoofdzakelijk omdat deze traditie en vernieuwing samenbrengt, uitdaagt zonder te vernietigen, lacht en huilt tezelfdertijd. Ana Sofia Verela biedt een rijkdom aan elementen waardoor ze stijgt in de lijst van de beste albums van het jaar (in Jornal de Letras)
Sindsdien treed Ana Sofia Varela op in zowel Portugal als daarbuiten.
A minha capa velhinha É da cor da noite escura, Nela quero amortalhar-me, Quando for p'ra sepultura.
A minha capa ondulante Feita de negro tecido, Não é capa de estudante É mortalha de vencido.
Ai!... Eu quero que o meu caixão Tenha uma forma bizarra, A forma de um coração, Ai!... A forma de uma guitarra.
Played in Guimarães. Na Serenata de Caloiro da Universidade do Minho em 15/10/06.
"De vele geleerden van Coimbra strijden nog hevig over de herkomst van de fado. Gesproken wordt over een Moors-Arabische erfenis, invloed van de middeleeuwse troubadours uit Zuid-Frankrijk, anderen lokaliseren de wieg van de fado bij de Portugese zeemannen, terwijl er ook dissidente studies zijn die stellen dat de fado pas in het midden van de vorige eeuw begon, toen er in Coimbra studenten uit Brazilië neerstreken en daar hun heimwee naar hun geboorteland vastlegden. In Coimbra is de fado nog steeds een zaak voor de studenten, die vanaf hun debuut aan deze - naar men zegt - oudste universiteit van Europa worden ingewijd in de geheimen van de allersmartelijkste muziek en poëzie. Daarbij gelden strenge regels op het gebied van vormvastheid en traditie, hetgeen weer verder duidt op het bijna sacrale karakter van deze eredienst voor het verdriet. De studenten van Coimbra cultiveren het lijden, hun saudade, ze kweken het in feite, wonend in een soort vrijplaatsen in de oude stad, die als republicas worden aangeduid, zwaar vervallen holen van alcoholisch aangedreven bohème. Het maakt ze tot de meest a-typische studenten van de twintigste eeuw, vleesgeworden ontkenningen van de no-nonsensmentaliteit. Zij koesteren de nutteloosheid en het verdriet zoals hun Amerikaanse collega's dromen van sterrendom in football of basketbal. Zij zingen van verloren liefdes, dwalen eenzaam door O Choupal, het bos bij Coimbra en laten hun meest melancholieke strofen voor eeuwig in het marmer beitelen van een soort grafsteen, die wordt geplaatst bij Os Penedos da Saudade e da Meditação, vrij vertaald de rots van de treurnis en de overpeinzing, ook te vinden in de oude stad. Traditioneel wordt de fado van Coimbra gezongen door een man, begeleid door een gitaar en een twaalfsnarige Portugese guitarra. Verplicht tenue is een zwarte, Zorro-achtige cape. De eerste grote ster van de fado van Coimbra was Augusto Hilário da Costa Alves, een in 1861 te Viseu geboren zanger-gitarist, die na zijn studententijd in Coimbra een leven als rondtrekkend bohémien begon. Hilario's dood in 1896 bracht een schok teweeg onder de gehele Portugese natie. 'Fado de Hilario' is nog steeds een gangbare naam voor de fado van Coimbra. Ook de fado van Coimbra ontkomt niet aan de feministische golf, zodat tegenwoordig ook hier vrouwelijke fadistas optreden. Enige fado-fundamentalisten bieden verzet tegen deze ontwikkeling. Fysieke represailles bleven vooralsnog beperkt tot aanslagen op huisdieren."
Uittreksel van het artikel:
"Fado, eredienst voor het verdriet" gepubliceerd in DeGroene Amsterdammer en geschreven door René Zwaap.
Een groep die hier zeker niet mag ontbreken is Madredeus hun succes is mede te danken aan een optreden als beginnende groep op een folkfestival in jawel: Brugge. Onderaan dit bericht vind je een aantal linken die jullie verder helpen geniet eerst maar van deze prachtige video met o.a. oude beelden van Lissabon...
Madredeus: Alfama
Música: Pedro Ayres Magalhães; Rodrigo Leão Letra: Pedro Ayres Magalhães
Agora, que lembro, As horas ao longo do tempo;
Desejo, Voltar, Voltar a ti, desejo-te encontrar;
Esquecida, em cada dia que passa, nunca mais revi a graça dos teus olhos que eu amei.
Má sorte, foi amor que não retive, e se calhar distrai-me... - Qualquer coisa que encontrei.
LINK naar officiële website LINK naar goede onofficiële website LINK naar nederlandstalig interview
Een video met een Braziliaanse fado waarvan de beelden gebaseerd zijn op het koloniale verleden van Portugal volg deze LINK naar een vorig bericht en een Portugese LINK en/of een Nederlandstalige LINK naar Wiki
Fado tropical
Letra e música: Chico Buarque - Ruy Guerra
Oh, musa do meu fado Oh, minha mãe gentil Te deixo consternado No primeiro abril Mas não sê tão ingrata Não esquece quem te amou E em tua densa mata Se perdeu e se encontrou Ai, esta terra ainda vai cumprir seu ideal Ainda vai tornar-se um imenso Portugal
Sabe, no fundo eu sou um sentimental Todos nós herdamos no sangue lusitano uma boa dose de lirismo Mesmo quando as minhas mãos estão ocupadas em torturar, esganar, trucidar Meu coração fecha aos olhos e sinceramente chora
Com avencas na caatinga Alecrins no canavial Licores na moringa Um vinho tropical E a linda mulata Com rendas do Alentejo De quem numa bravata Arrebato um beijo Ai, esta terra ainda vai cumprir seu ideal Ainda vai tornar-se um imenso Portugal
Meu coração tem um sereno jeito E as minhas mãos o golpe duro e presto De tal maneira que, depois de feito Desencontrado, eu mesmo me contesto
Se trago as mãos distantes do meu peito É que há distância entre intencão e gesto E se o meu coração nas mãos estreito Me assombra a súbita impressão de incesto
Quando me encontro no calor da luta Ostento a aguda empunhadura à proa Mas o meu peito se desabotoa
E se a sentença se anuncia bruta Mais que depressa a mão cega executa Pois que senão o coração perdoa
Guitarras e sanfonas Jasmins, coqueiros, fontes Sardinhas, mandioca Num suave azulejo E o rio Amazonas Que corre Trás-os-Montes E numa pororoca Deságua no Tejo Ai, esta terra ainda vai cumprir seu ideal Ainda vai tornar-se um imenso Portugal Ai, esta terra ainda vai cumprir seu ideal Ainda vai tornar-se um imenso Portugal
Van mindere kwaliteit, maar iets vollediger gezongen: een uitvoering uit Fafá de Belém (Brazilië)
aangeboden aan een waarschijnlijk heel lieve dame nl. dierenopvoedster en magnetiseur Miryam en natuurlijk ook aan al mijn andere blogsvriendinnen/-vrienden...
Rosa Negra behoort tot de Novo Fado (nieuwe fado) beweging, waarin traditionele fado wordt vermengd met andere muziekstijlen. Op het album Fado Ladino laat de groep vooral Oriëntaalse invloeden horen in hun composities. Met name de strijkersarrangementen en de percussie klinken vaak zeer Arabisch. Daarnaast zorgen piano en accordeon voor verrassende accenten, net als de trompet, die af en toe zelfs een mariachi geluid laat horen. Zangeres Carmo is een echte fadista, waardoor de muziek van deze 5-koppige groep toch onmiskenbaar fado blijft. Een live optreden moet een belevenis zijn, want dan staan er naast Carmo 7 muzikanten, twee dansers en een veejay op het podium.
rosa negra - fado ladino
(Bespreking uit "moors magazine", volg de LINK) De fado is behoorlijk in beweging, maar zo schitterend als hier hadden we hem nog nooit gehoord. Dat komt niet alleen door de fenomenale zangeres Carmo, maar ook door de merkwaardige arrangementen, die avontuurlijk zijn en precies goed. Niet overdreven dramatische, en daardoor recht het hart rakende zang ligt ingebed in zeer fraaie melodieuze westers aandoende strijkersarrangementen, terwijl de percussie steeds oosters klinkt. Piano en accordeon zorgen voor verrassende accenten, net als de trompet, die af en toe zelfs aan mariachi doet denken. Toch blijft het steeds onmiskenbaar de fado, de melancholieke Portugese blues. Oriëntaalse muziek met westerse en Arabische invloeden, maar met een volstrekt eigen, volkomen natuurlijk klinkend geluid.
De basis van RosaNegra bestaat uit zangeres Carmo, João Rocha op trompet, António Figueiredo op viool, Rui Filipe op piano en accordeon en Baltazar op gewone en Arabische percussie. Een live optreden moet extra spectaculair zijn, want dan staan er naast de zangeres zeven muzikanten en twee dansers op het podium. Maar voorlopig hebben we genoeg aan dit prachtige, prachtige album. Werkelijk alles aan deze avontuurlijke muziek is goed.
"'Ik heb niets tot troost dan mijn klacht./ Het leven kent geen genade,/ Niets heb ik dan mijn fado/ Om te vullen mijn lege nacht.' Slauerhoff kwam een eind in de buurt toen hij in zijn dichtbundel Soleares een sectie met fado-gedichten opnam, onder de titel 'Saudades'. Als geen andere 'vliegende Hollander' was Slauerhoff uitgerust met de juiste doodsdriftige antenne voor het hooglied van de permanente klacht, dat hij op zijn vele bezoeken aan de fado-bars van Lissabon in de jaren dertig keer op keer moet hebben gehoord. Ben ik traag omdat ik droef ben,/ Alles vergeefsch vind en veil,/ Op aarde geen hoogre behoefte ken/ Dan wat schaduw onder een zonnezeil?/ Of ben ik droef omdat ik traag ben,/ Nooit de wijde wereld inga,/ Alleen Lisboa van bij de Taag ken,/ En ook daar voor niemand besta,/ Liever doelloos in donkere stegen/ Van de armoedige Mouraria loop?/ Daar kom ik vele' als mijzelve tegen/ Die leven zonder liefde, lust, hoop... J. Slauerhoff, 'Fado'
Slauerhoff mocht dan geboren zijn uit de Friese klei, in de geest was hij een Portugees. Niet voor niets staat een groot deel van zijn werk - zowel in poëzie als in zijn romans - in het teken van een hoogst mystiek getinte zielsverwantschap met Luis de Camões, de zestiende-eeuwse gigant van de Portugese literatuur, die in zijn ballingsoord Macau aan de Chinese kust zijn Lusiadas schreef, in feite een langgerekte saudade. Slauerhoff had een instinctief gevoel voor de verstrekkendheid van het lijden dat in de fado wordt bezongen. Hij wist dat de fado niet veel had uit te staan met de weldadigheid van zoete smart, met het verkwikkende sentiment van zonsondergangen en vioolstrijkjes, en legde terecht de nadruk op de bijna verlammende werking van dit muzikale moeras. Ik bewandel 's middags de prado's En 's avonds hoor ik de fado's Aanklagen tot diep in den nacht: 'A vida é immenso tristura' - Ik voel mij al samensnoeren Met de kwaal die zijn tijd afwacht. J. Slauerhoff, 'O Engeitado'
Omdat ikzelf via een of ander nooit opgehelderd genetisch defect ook al sinds mijn vroegste herinnering ben behept met een zenuwstelsel dat bij de minste aandrang als een statisch stretchtruitje begint te knetteren van acute Weltschmerz en ondergangsgevoelens in alle variëteiten, vermoedde ik aan de hand van Slauerhoff al vroeg dat de fado wel eens de ideale soundtrack voor mijn gekwelde gemoed zou kunnen zijn. Een mens kan nu eenmaal niet zijn hele leven doorkomen met Neil Youngs Harvest en het verzameld werk van Emmylou Harris. Toen een hogere voorzienigheid ook nog eens een Portugese levensgezellin op mijn weg bracht, meende ik dat ik als het ware voor de fado gepredestineerd was. Maar hoe bedrogen kwam ik uit. In plaats van tot een broedplaats van nader begrip tussen de echtelieden, groeide de fado uit tot een nooit opdrogende bron van felle polemiek. Hoeveel liters tranen ik ook vergoot voor de zenuwslopende fado-gitaar van Carlos Paredes, hoeveel littekens de allesverwoestende uithalen van Amalia Rodrigues ook aanbrachten op mijn ziel, hoeveel natuurlijk begrip ik kortom ook toonde voor deze muzikale poel der smarten, mijn liefhebbende echtgenote bleef bij haar hardvochtige oordeel dat ik er in wezen geen snars van begreep. Erger nog, mijn omhelzing van de fado werd door haar gezien als een daad van hoogst ongewenste culturele agressie annex annexatiedrift. Hoe meer ik veinsde de fado te begrijpen, des te furieuzer haar verweer. 'Je begrijpt het niet, want je voelt het niet', hield ze me voor tijdens lang doorwaakte nachten. 'Want er is geen Nederlander die de fado begrijpt.' Ik kon zwaaien met mijn verzamelde Slauerhoff zoveel ik wilde, onvermurwbaar volhardde ze in haar fado-nationalisme. Instemmend citeerde ik 'Vida triste', een ander fado-gedicht van de Friese bard: 'Ik weet het, liefde is zonde/ En dus kreeg ik ook mijn straf:/ Ik ben voor eeuwig gebonden/ Aan iemand die nooit om mij gaf.' Maar ook dat hielp niet. Sindsdien kwelde een muzikaal mysterie de huiselijke harmonie. Welke geheimen had de fado dat zelfs mijn eigen eega me er geen deelgenoot van wilde maken?
Inmiddels zijn we enige jaren verder en ben ik erachter gekomen dat de weigerachtigheid om de fado te delen, de rituele stilte die om de fado heen hangt, misschien wel het eerste wezenskenmerk van deze muziek is. Het is waarschijnlijk ook de reden dat de fado nog intact is, nog steeds als een geheime cultus wordt gekoesterd. Fado is heilig, en dient tegenover de buitenwereld eerder verzwegen dan gepropageerd te worden. Fado gedijt het best in verborgenheid. Deze atmosfeer van beslotenheid treft men nog het meeste ongerept aan in Coimbra, de hoofdstad van de fado. 'Wie jou niet heeft gezien, is blind, en wie niet van jou heeft gehouden, kan niet leven', zo bezingt José Afonso, de grootste zanger-componist die Coimbra heeft voortgebracht, deze pittoreske stad van stegen en parken. Fado wordt in Coimbra niet eerder dan om middernacht ten gehore gebracht, en dient door de luisteraar in tranceachtige toestand te worden ondergaan, waarbij men bij voorkeur zwijgend voor zich uit kijkt en tussen de nummers door zeker niet klapt, want wie applaudisseert er uiteindelijk voor zijn eigen ondergang? De beste beloning voor een fadist zijn tranen. In Coimbra is fado een ritueel, geen amusement."
Voorgaande tekst is een stuk uit het artikel: "Fado, eredienst voor het verdriet"gepubliceerd in DeGroene Amsterdammer en geschreven door René Zwaap.
de website van de heer Zwaap. Adres: Westeinde 16 1017 ZP Amsterdam Tel: 020-5245524 Website: www.groene.nl
In Lissabon en Porto vinden we de gezongen fado (Fado Cantado) in de oudste delen van de stad, in taveernen ofte fadohuizen. Deze huizen zijn oud en klein en hebben ruwe muren die versierd zijn met de fadosymbolen van deze twee steden: de zwarte sjaal en de Portugese gitaar.
De mannelijke fadista (degene die fado zingt), draagt normaal gezien een zwart pak. Hij zingt over zijn liefdesleven, zijn stad, de levensproblemen, hij bekritiseert de samenleving en de politici. Hij heeft het vaak over stierengevechten, paarden, het verleden en reeds gestorven mensen en hij heeft het bijna altijd over saudade (verlangen).
Maar waar komt het woord fado vandaan? Het vindt zijn oorsprong in het Latijnse woord fatum, wat levenslot betekent, de onvermijdelijke lotsbestemming die door niets kan veranderd worden. Daardoor komt het dat fado zo melancholisch, zo droevig is, vooral als er gezongen wordt over dat deel van de lotsbestemming dat tegengesteld is aan de wensen van de betrokkene.
De vrouwelijke fadista zingt altijd in het zwart gekleed, met een troosteloze stem en over het algemeen met een sjaal over haar schouders. Zij zingt over liefde en dood: het sterven van de liefde, de liefde verloren aan de dood...
Korte opname van een fado gezongen door Antonio Ribeiro
Deze manier van zingen toont op een of andere manier de geest van het Portugese volk: het geloof in een voorbestemd lot, dat ons overkomt en waaraan niet valt te ontsnappen; de dominantie van hart en ziel op de rede en dit leidt naar daden vol passie en wanhoop en laat op die manier een zowel donkere als mooie bedroefdheid zien.
En wat met Coimbra? In Coimbra vinden we dezelfde droevige stijl, maar met andere motieven. De uitvoerders zijn studenten. Beetje bij beetje, namen de jonge mensen, die uit Lissabon en Porto kwamen, hun gitaar en hun nieuwe manier van spelen sloeg aan bij hun medestudenten. Wat was er beter dan, om hun geliefden te imponeren, over hun zielsangst te zingen, omdat zij gemist werden en daarom in hun handen een hart vol smart legden, dat zij alleen konden bevrijden? Welke muziek kan beter de wrevel uitleggen, van het achter zich laten van de beste jaren van hun jong leven en het vrijgevochten studentenleven, dan fado? En zo werd fado de officiële muziek van de afscheidsliederen van elk academiejaar voor de studenten.
Afscheidsballade van het 5de jaar Rechten 1989 uitgevoerd in 2005
In Portugal dragen de studenten een zwart pak en een zware cape en op die manier wordt fado gezongen in Coimbra. Het lijkt een kleine, naargeestige en donkere menigte die luistert naar dit soort fado, maar in werkelijkheid is het zeer mooi. In de stilte van de nacht - want serenades worden s nachts gegeven - hoort men de echo van de guitaren en de stemmen uitdeinen over de vele zwarte capes, of dwalen door de vele nauwe straten en binnendringen in de eeuwenoude stenen.
Overgenomen en vertaald uit volgende webside: klik HIER!
Sopra demais o vento Para eu poder descansar Há no meu pensamento Qualquer coisa que vai parar
Talvez esta coisa da alma Que acha real a vida Talvez esta coisa calma Que me faz a alma vivida
Sopra um vento excessivo Tenho medo de pensar O meu mistério eu avivo Se me perco a meditar
Vento que passa e esquece Poeira que se ergue e cai Ai de mim se eu pudesse Saber o que em mim vai!
Een vertaling moet ik jullie (voorlopig) schuldig blijven... Maar ondertussen kunnen jullie genieten van deze fado, die geschreven is door Pessoa en waarop tango gedanst wordt...
Eén van de boeken, welke mijn nieuwsgierigheid naar fado heeft opgewekt, heeft als titel: "Fado · De tranen van de Taag", de auteur is Dirk Lambrechts.
"Dit boek is een heel bijzondere rondleiding door Lissabon en Coimbra. De gids is de fadomuziek die u door stegen en oude barrio's voert, een beetje als een zwerfhond die, schuw omkijkend, door de nachtelijke straten loopt. En deze gids nodigt de lezer voortdurend uit in kroegen en restaurants waar de geur hangt van bacalhau en van olijfolie en waar een goede wijn geserveerd wordt. De Portugese fado is uitgegroeid tot een manier van leven, een ethiek. Fado, dat is de unieke, ongrijpbare versmelting van nostalgie, melancholie en hoop. Portugezen omschrijven het als saudade, maar vraag ze niet om een duidelijke definitie van die term. De fado heeft een verre oorsprong en dit boek biedt de lezer een emotionele rondleiding aan langs alle takken van zijn afstamming. Van Maria Severa, Alfredo Marceneiro en Hermínia Silva tot Amália Rodrigues. Fado. De tranen van de Taag is een heel bijzondere reisgids voor wie meer wil weten over de diepe ziel van Portugal." Link naar Uitgeverij EPO
Een artikel uit de Volkskrant, over de ondertussen reeds overleden schrijver, kan je lezen via deze LINK. Daarin wordt ons duidelijk gemaakt hoe Dirk Lambrechts gepassioneeerd raakte door fadomuziek.
Een 'fado' uit Portugal waarop een typische 'forrozeira Brasileira' gedanst wordt.
Forró is dansmuziek uit de sertão, het Noordoosten, de woestijn van Brazilië. De zon is daar genadeloos, de grond weerbarstig en de mensen hebben er niet veel, maar wat ze wel hebben is hun daverende dansfeesten, die vaak de hele nacht duren. Oorspronkelijk is het een boerendans muziek, ergens tussen cajun en zydeco en samba in, met snelle, ruige teksten, een sterk aanwezige accordeon en een hele eigen, maar toch typisch Braziliaanse percussie. Dankzij de grote accordeonist en zanger Luiz Gonzaga hebben de baião en de xote de voornaamste dansen uit de forró vanaf 1950 de grote steden veroverd, zich daar verder ontwikkeld tot Braziliaanse popmuziek en nu danst heel Brazilië forró!
Je leert meer over de verwantschap tussen Portugal en Brazilië door de volgende link te volgen. Klik HIER!
Geniet hieronder van: Lisboa, juffertje en meisje...
Lisboa Menina e Moça
No castelo, ponho um cotovelo Em Alfama descanso o olhar E assim desfaço o novelo De azul e mar
À ribeira encosto a cabeça À almofada da cama do Tejo Com lençóis bordados à pressa Na cambraia de um beijo
Refrão Lisboa menina e moça, menina Da luz que os meus olhos vêem, tão pura Teus seios são as colinas, varina Pregão que me traz à porta, ternura Cidade a ponto cruz, bordada Toalha à beira mar, estendida Lisboa, menina e moça, amada Cidade, mulher da minha vida.
No terreiro eu passo por ti Mas da Graça, eu vejo-te nua Quando um pombo te olha, sorri És mulher da rua
E no bairro mais alto do sonho Ponho o fado que soube inventar Aguardente de vida e medronho Que me faz cantar.
Refrão Final Lisboa no meu amor, deitada Cidade por minhas mãos, despida Lisboa menina e moça, amada Cidade mulher da minha vida
Ik ben Maaike/Myriam, en gebruik soms ook wel de schuilnaam LaFadista.
Ik ben een vrouw en woon in Alfeizerão-Sapateira (Portugal) en mijn beroep is mezelf zijn.
Ik ben geboren op 30/12/1949 en ben nu dus 75 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Portugal, Lissabon, Fado, poëzie, reizen in 't algemeen, lezen, kookboeken, fietsen....