1985 21 januari : Overlijden Victor ROBIJNS
De Band van maart 1985 : Ter nagedachtenis van onze dorpsgenoot,
Victor Robijns nemen we hierna een interview over uit Caecilia, blad van het
muziekverbond van België.
De
correspondent uit Leest, is Victors kleinzoon, Constant Gobien, schoolhoofd
van de stedelijke lagere school.
In Veterani Honorem Victor Robijns
: oudste lid van de Kon.Fanfare Sint-Cecilia Leest.
Aan
de Alemstraat 1, te Leest-Mechelen woont Victor Robijns, in gans Leest beter
bekend als Torre van de Kets en momenteel het oudste lid (thans erelid) van
de kampioenenfanfare Kon. Fanfare Sint-Cecilia van Leest-Mechelen.
Toen
we daar kwamen, zat hij in een zetel zijn middagdutje te doen. Hij ontwaakte al
toen we de deur openden. Eerst was hij niet zo te vinden voor een vraaggesprek,
maar na een tijdje vertelde hij vrijuit !
-Hoe
zijt U bij de Leestse fanfare gekomen ?
-t
Was in 1919, ik trouwde in Leest en daar waren het Blekken. Ikzelf kom uit
Kapelle-op-den-Bos en daar speelde ik bij de fanfare De Vrije Vlaamse Zonen,
de Sussen van Kapelle. Na mijn huwelijk ben ik dan ook muzikant geworden bij
Sint-Cecilia Leest.
-Bracht
dat toen geen strubbelingen mee ? We bedoelen Blek zijn in Leest en Sus in
Kapelle-op-den-Bos ?
-Iemand
van den Triest (gehucht in Kapelle-op-den-Bos waar het geboortehuis van Victor
Robijns staat) zei me toen eens dat het niet serieus vond dat ik muzikant
geworden was van de tegenpartij in Leest. Ik heb hem toen gewoon gezegd dat
ik geen ruzie wilde met mijn vrouw en dat ik nu in Leest woonde. Daarmee hebben
ze er in Kapelle-op-den-Bos niets meer durven van zeggen. t Strafste van de
zaak was dat ik in Leest meespeelde op het instrument van de Sussen van
Kapelle. Dat was ook iets speciaals met dat instrument. Vlak voor de oorlog van
1914-18 had ik een nieuw instrument gekregen. De andere muzikanten moesten in
1914 hun instrument binnenleveren. Omdat het mijne een nieuw was, mocht ik het
zelf houden. Ik heb het zelfs meegenomen op de vlucht. Het hing over mijn
schouder. Onderweg heb ik er nog dikwijls muziek mee gemaakt. Na de oorlog
waren al de ingeleverde instrumenten naar de vaantjes. t Mijne niet en zo
moest ik wel in twee fanfares meespelen. In 1922 ben ik ermee gestopt in
Kapelle-op-den-Bos. Ik was de laatste maanden niet zoveel meer naar de
repetitie geweest ginder en toen kwamen ze vragen of ik nog wel kwam. Ik heb
dat instrument toen afgegeven. De Leestse fanfare heeft voor mij dan een andere
bugel gekocht.
-Hoe
zag de Leestse fanfare er toen uit ?
-Helemaal
anders dan nu ! Er waren zon 20 tot 25 muzikanten, meer niet ! Maar er waren
toen wel vijfmaal meer ereleden. Als we dan opstapten, liepen er zon honderd
ereleden achter het muziek aan. Aan wedstrijden deden we niet mee ! Wel aan
festivals. Ik herinner me nog een festival in Heffen. We waren, toen we moesten
optreden, juist geteld met twee muzikanten, nl. Ston Busschots (piston) en
ikzelf (bugel). Later zijn er nog een paar bijgekomen. Ook in zulke omstandigheden
gaven wij het niet op ! Dat zouden de muzikanten van nu niet meer durven,
geloof ik ! Maar ja, de muziek is ook erg veranderd.
-Hoe
waren de repetities ?
-Ze
hadden plaats in een café. Alles werd opzij geschoven en dan repeteerden wij.
Meestal allemaal danskens, walsen, marsen, af en toe een groter stuk, maar dat
laatste viel niet zo in de smaak. Wij speelden om ons zelf en om de mensen te
amuseren. In de zomer speelden de muzikanten van de Alemstraat s zondags
buiten ! Toen zaten we in de gracht ! Dat was heel plezant ! De mensen kwamen
dan bij ons zitten en luisterden heel de namiddag.
Op
de repetities werd heel wat gedronken. Plezier maken kwam bij ons voor muziek
maken. Nu is dat wel anders ! Elke tijd heeft zo zijn eigenaardigheden !
-U
speelde voor uw plezier. Waarom waren er toen zoveel ereleden in vergelijking
met het aantal muzikanten ?
-De
mensen van toen waren lid om aan de teerfeesten te kunnen meedoen. De
teerfeesten van de Leestse fanfare waren iets speciaals. Ik was bestuurslid geworden
omstreeks 1930 omdat er ook muzikanten in het bestuur moesten zijn. Voor de
teerfeesten trokken we toen naar een veehandelaar. We kochten daar dan een koe,
een os of een stier. Deze werd dan in Leest geslacht en met de teerfeesten
opgegeten. We kochten ooit eens in Nieuwenrode een stier van meer dan 800 kg.
Die hebben we niet opgekregen.
-Hoe
verliepen de teerfeesten dan ?
-De
teerfeesten duurden drie volle dagen. Iedereen werkte de weken daarvoor zo hard
dat die dagen er wel afkonden. We begonnen s zondags na de hoogmis. Toen
gingen we kop of biefstuk eten. Daarna deden we zoveel mogelijk cafés aan.
Omstreeks 4 uur s namiddags waren we terug en dan begonnen we te eten. Na t
eten was er bal. De boeren (toen de grootste hoop van de plattelandsbevolking)
moesten echter eerst nog naar huis om de koeien te gaan melken. Wij hebben er
ooit eens een autobusje voor ingelegd. Als we in de stal gedaan hadden, trokken
we terug naar het dorp. Het bal duurde daar tot s morgens vroeg. Een orkest
huurden we niet. We hadden ons eigen orkest en we speelden onze bals zelf. Er
is zelfs een tijd geweest dat we twee orkesten hadden
Iedereen danste met
iedereen. Ouderen met jongeren, bijna tot op de draad versleten mannen en
vrouwen met jonge springers. De ouderen leerden de jongeren dansen. Wie met de
Blekken een jaar had meegeteerd, kon dan ook dansen !
De
tweede en de derde dag (maandag en dinsdag) kwamen ze samen in de Alemstraat
omstreeks de noen. Sommige zaten al in de cafés te wachten vanaf 10 u. Dan
trokken we zo weer via de Heide naar het Dorp. Er waren toen minstens 25 cafés
! Dan was er weer een feestmaal en terug een bal.
De
derde dag aten we meestal de overschot op of aten we stoofvlees met
aardappelen. Na de derde dag was iedereen het eten moe en zelfs het drinken. Of
toch bijna iedereen
-Als
er dan zoveel cafés waren, liep dan alles wel goed af ?
-t
Gebeurde geregeld dat wanneer het grootste deel van de fanfaremensen al in t
Dorp was- er nog muzikanten en ereleden op de Heide zaten te pintelieren. Die kwamen
er dan wel later door. De dirigent en het bestuur hadden steeds de grootste
moeite om iedereen buiten te krijgen uit die cafés. Met de teerfeesten van toen
had iedereen een stuk in de kraag, maar toen was het ook niet zo gevaarlijk op
straat : autos reden er bijna niet.
-Wanneer
stopte u als muzikant ?
-Feitelijk
bij het begin van de oorlog van 1940-1945. Ik heb wel nog eens geprobeerd na de
oorlog, maar toen mijn oudste zoon muzikant geworden is, ben ik ermee gestopt.
t Ging niet zo goed meer want tijdens de oorlog hadden we geen noot meer mogen
blazen van de Duitsers.
Ik
ben dan erelid geworden en ik ging steeds mee als er wat te doen was. Nu kan ik
dat ook niet meer
-Anekdotes
uit de tijd van vroeger ?
-Ja,
veel. Maar ik vind ze zo direct niet. Ik speelde in 1919 nog in
Kapelle-op-den-Bos. Daar speelden echter ook nog andere Leestenaars mee, o.a.
Louis Spoelders. Deze speelde trombone en als hij in vorm was, liet hij zijn
instrument eens kletteren. Deze muzikant moest eens alleen spelen en Louis kende
het goed. De chef (Andries) zei : Spoelders, ge blaast
koper
! Toen zei Louis kwaad : Chef, ik ben potfer nen Blek ! Tumult natuurlijk,
want zo iets durven zeggen op de repetitie van de Sussen was toen een straffe
toer ! (N.v.d.r. : blek = blik).
Als
er bij ons iemand van de fanfare kwam, haalde mijn vrouw (ons Wis) een fles
cognac boven. En die mannen gingen dan meestal pas verder als de fles leeg was
Rik
De Bruyn speelde ook mee. Ik speelde bugel solo en Rik van t Kot moest 3e
bugel spelen van de chef. Omdat ik wist dat Rik de beste muzikant was van de
fanfare kon ik dat niet langer verdragen. Toen heb ik op de repetitie tegen
Nante van den Toebak (de dirigent) gezegd : Zet die kleine naast mij. Hij
speelt ons allemaal onderste boven ! Ik wil dat dat gezever nu gedaan is ! En
nog op dezelfde repetitie mocht Rik bugel solo spelen.
Met
de verhuizingen (eens per maand op zondag een muzikale wandeling met
cafébezoek) kwamen er soms een aantal muzikanten bij ons thuis eten. t Was
soms zo erg dat ze de pensen uit de kelder gingen halen. In die tijd was dat de
gewoonste zaak van de wereld. Ons Wis maakte wel veel kabaal als er zoiets
gebeurde, maar tegenhouden deed ze die mannen toch niet. Nu zoudt ge dat niet
meer moeten proberen om uit iemands kelder wat te halen !
In
onze tijd waren we tevreden met wat we hadden. Als er niets meer was, konden we
niets meer verdelen en ook niet meer weggeven.
Hadden
we niet zoveel weelde als nu, we hadden wel meer plezier. De goede oude tijd
was meestal wel een harde tijd en misschien ook niet zo goed : er was meer
armoede, er stierven meer kinderen en jonge mensen. Maar
als we werkten,
werkten we hard. Als we dronken, dronken we een serieuze hoeveelheid. Als we
plezier maakten, dan was dat echt plezier en duurde dat tot s morgens vroeg.
Nu zijn de tijden veranderd en ook de mensen
De
mensen van mijn soort (degenen die geboren zijn voor 1900) zijn zo stilaan aan
t verdwijnen. Met nog een paar van deze mensen schieten we op dit ogenblik in
ons fanfare nog over
t
Wordt nooit meer zoals het vroeger is geweest ! Gelukkig voor het een en
spijtig voor het ander
Tot
daar het gesprek met Victor Robijns, de kranige Torre van de Kets. Hij deed
ons zowaar heimwee krijgen ! Heimwee naar de solidariteit van vroeger, naar het
echt plezier en de echte vreugde, naar de mensen van toen die elkaar echt
hielpen. Heimwee doet ons hart verlangen
Misschien
komt dit alles nog eens terug ?
Foto s:
-Drie
gezworen kameraden en bugelspelers, Victor Robijns, bijgenaamd Torre van de
Kets, Edward Lemmens, bekend als Waar van de Lemmens en Gaston Busschot,
kortweg Ston of Stonneke. (Foto : Leest in Feest, Stan Gobien)
-Victor
Robijns.

|