1984 April De Band : Leestenaars treden zo uit de oude doos :
Een opstel
van Petrus VAN HERP van 25 januari 1947.
Een
arme klopt aan.
t
Was op een koude winterdag, kort na de oorlog. De ijzige noorderwind blies fel
genoeg om groot en klein binnen te jagen.
s
Middags zaten we rond de tafel geschaard, gereed om beginnen te eten. Er werd
hard op de deur geklopt. Ik mocht gaan opendoen. Daar stond een stumperd voor
mij ; hij vroeg om eten. Ik zegde tot deze bedelaar : Kom gauw uit het gure
weer man, ik zal eens gaan vragen of ge u moogt komen opwarmen.
Mijn
ouders stemden toe en moeder riep : Kom hier bij de kachel u wat warmen.
Een
poosje later schoof moeder hem een tafeltje bij. Daar kwam dan nog wat warme
soep met een paar boterhammen. Nieuwgierig ging ik er nogal kortbij staan. De
man was tevreden, dat zag ik aan zijn gezicht, en hij moest zijn blijdschap
laten blijken.
God zal u zegenen, zeide hij. Moeder haalde daarna nog een afgedragen jekker
van onze peter voor de dag en trok hem die aan.
De vreemde man ging opgewarmd en opgeknapt en gelukkig weg.
WIJ
WAREN OOK TEVREDEN, EN IK, IK WAS DE GELUKKIGSTE.
De schrijver Petrus VAN HERP.
-Tijdens het schooljaar 1946-47 leerling
in het 8ste leerjaar.
-Geboren te Leest op 5 februari 1933.
-Zoon van Jaak Van Herp en Amanda (+)
Roelants, Lindelaan 7.
-Gehuwd met Rits Maria (Heffen).
-Wonende te Heffen, Hooiendonkstraat 66.
-Beroep : werkt sinds 1950 bij
COMET-Mechelen. Is ingeschakeld in de productie Butagasflessen en vanaf 1977
daarbij en in hoofdzaak productie biervaten (inox en aluminium). Hij werkt
inzonderheid bij de onderhoudsdienst : ruimen en kuisen, nazicht en verzorging
en reparatie machinerie.
-Studies na de 4de graad : 3
jaar SITO Mechelen. Metaal A4 Werkpraktijk.
-Vertel
wat over uw dagelijks werk Peerke.
-Wel,
de grondstof voor de biervaten is inox en aluminium. Die kost wel 50 tot 65 fr.
per kilo naargelang de soort. De productie bedraagt 1500 vaten per dag. Reken maar
: 300.000 vaten per jaar. De vaten ontstaan uit grote rollen inox- en
aluminiumplaten. Dat zijn rollen van 5 ton in banden van 150 meter lang en 1,20
m breed. Zon band passeert de fotocellen en klets, boem, twee halve potten
zijn meteen geperst; daarna aaneen gelast en de bom erin gezet. Zo simpel gaat
dat. Er zijn verschillende types vaten, bv type 66 is Heineken, ge hebt ook
type 68 en type 80, en Cocacola-vaten.
-Gij
zijt een trouwe Cometarbeider. Sedert 1950, zie ik. Heeft Comet al aan u
gedacht ?
-Toch
wel, in 1975 kreeg ik een gouden uurwerk.
-En
vertel eens over uw hobbys
-Ik
ben dikwijls graag gaan vissen in de Oosterschelde, in groepsverband. We
huurden een boot af (15 tot 20 man). We lagen daar rustig op anker en voelden
ons als vrije mannen met baarden, gelukkig als Piet en Joris en Korneel. Laatst
zijn we nog op zee geweest. Azen met de lijn. We kunnen onze lijn afrollen tot
40 meter. Eens lagen we met onze boot in een grote school vissen. We hadden met
onze gevieren 777 makrelen, juist geteld. En Peer wijst met zijn armen, in
vissers-taal nogal ver open
Ik
ben ook altijd een enthoesiast supporter geweest van motocross. Hoe meer
modderspatten en slijkklodders, hoe meer zwarte rook en stikkestank, hoe
heviger genotsebots en geschok en gedaver, hoe hoger ze boven de grond razen,
hoe schoner mij die sport overkomt. Man, das geweldig !
Ik
ben ook een fan van de Speedway, ge weet
wel, die scrapers met die banden vol ijzeren pinnen (100 spikes van 3 cm). Ze
wroeten met hun 55 CC in zeer bochtige assebanen tegen meer dan 100 kilometer
per uur
Dan
nijpt ge bijtijds uw ogen, maar ook uw billen toe. We waren eens in een boom
geklauterd, om van uit de hoogte een goed zicht te hebben als ze uit de draai
gestormd kwamen. Maar opeens schoot zon vurig machine hitsig vooruit, als een
catapult de hoogte in en stortte kort bij onze boom in een vlammenpoel neer. In
minder dan 1 seconde waren we uit die boom weg. Sensatie, man !...
Tenslotte
houd ik van een vrolijk babbeltje bij een smakelijk pintje bier, zo dagelijks
een paar, met een heerlijk schuimend bandje. Met mate, een zeer gezonde kuur.
t Is de gist, die t doet, geloof ik. Schol !
-Ja
Peerke, en smaakt het beter als het uit een vat van Comet komt ?
Hier
moet hij eens om lachen. Jawel, vertellen kan hij.
In het Leestse heimatblad van mei 84
verscheen het vervolg :
-Ge
herinnert u nog wel wat hoe ge uw broek versleten hebt op de Leestse
schoolbanken, veronderstel ik ?
-Och,
zwijgt erover. Als ik daar nog aan denk ! Ik heb in Leest in alle klassen op de
laatste bank gezeten, en steeds met dezelfde maat naast mij. Ook in uw klas was
dat zo : 8 jaren op de laatste bank, altijd naast Frans Peeters, want die was
ook nogal groot opgeschoten.
Niet
dat we de domsten waren, maar de meester had ons van verre goed in t oog. Of
weet gij niet meer, wat ge ons eens gelapt hebt ? Neen ? Allé-toe, ge haalde
eens uit mijn zakken 2 sigaretten, ik weet het nog goed, VF (vuile foef, zegden
we toen), en bij mijn maat, die had de stekskens, die haalde gij ook boven. En
dien andere keer, ik zat eens op de grond achter mijn bank, misschien had ik
mijn gom laten vallen, en ik hoorde u vragen : Frans, waarom zou de Peer hier
vandaag niet zijn ? Is die ziek ? Want ik moet mijn register invullen. Jamaar,
gij waart ook ne fijne om iemand droog en verlegen boven water te doen komen.
-Ja
Peer, de tijd vliegt, spijtig, en nu is de Frans Peeters ook al bij de doden
-Och
de Frans, hij was mijn goeie maat, en altijd gebleven, ook na onze schooltijd.
Want later zijn we samen bij DE RITS in Heffen terecht gekomen. Frans koos er
zijn Yvonne en Maria werd de mijne, en zo waren we beiden gesteld.
-En
daar hebt ge ook geen spijt van. En wat goeds weet ge nog meer van uw
schooltijd ?
-Goeds,
goeds ? Och, weet gij nog dat de garde, den Huybrechts, ons eens uit de school
komen halen is om ons in den bak te stoppen ?
-Neen
Peerke, dat herinner ik mij niet meer. En hebt ge der werkelijk ingezeten ?
-Ge
moogt gerust zijn. We hadden bij u als opstel een briefje leren schrijven. Dat
ging over een hond. Schrijven om een jonge hond te bestellen. En ik had mijn
briefje geschreven aan een zekere Louis Van Brempt in Londerzeel. En daarmee
was t spel begonnen.
-Peer,
dat moet ge verder vertellen
-Wel,
de dag dat we dat briefje hadden opgesteld in de klas, waren we na de school
langs de kruisweg naar huis gelopen, ikke, de Lucien Van den Brande, Lowieke De
Decker, Frans Verbruggen en zijn broer de Jokke, geloof ik. En aan de gevel van
Jef De Decker gekomen, stonden we daar nog wat te giechelen en zottigheden te
vertellen boven op den beerput. En ineens zeg ik, hoe dat opgekomen was, weet
ik niet meer. En ik vroeg : willen we nu eens een briefke schrijven aan een
boer
Ja, alleman was t akkoord. Ik zou een briefje schrijven aan Lowie Van
Roey, ik weet het nog alsof het van gister is. Ik had erop geschreven : Louis,
deze nacht, dat is de nacht die nu komt, ga ik uw varken komen pikken. En ik
had eronder gezet : Louis Van Brempt, Londerzeel. Een andere schreef zon
briefje aan Miel Verschueren en nog een andere een aan Fons van Bosses
(Verbruggen) en die plaatste er ook een vreemde naam onder. En ieder zou zijn
briefje in de brievenbus of onder de deur gaan stoppen. Zo gezegd, zo gedaan,
en dan afwachten. Maar s anderendaags middags, als we weer naar huis liepen
eten, en we kwamen daar aan Lowie Van Roey
Wat zag ons oog ? Die zijn varken
hing daar aan de ladder, en de garde stond erbij. Ge kunt peinzen, we hielden
ons lopen in, k zal maar zeggen, ook onze adem, alle, we vielen bijkans stil
en we MOESTEN daar voorbij. Die twee mannen hadden ons zien afkomen, Lowie
bleef bij zijn varken staan, maar de garde kwam naar voren tot aan de baan.
Maar die mannen, die zeiden niks, geen van beiden, alleen zo ons bekijken,
precies of ze konden de misdaad van ons gezicht aflezen. Ik voelde zo een koude
rilling langs mijn rug, alsof ik onder de lek van t dak had gestaan, en we
fileerden zo achter mekaar, stillekens met een boogske voorbij de garde. En die
zei begot maar niks. Eens hem voorbij begonnen we terug te rennen. Maar hiermee
was het niet gedaan.
s
Namiddags terug in de school. Tingeling, de bel. We stonden pas in de rij,
klaar om de klassen binnen te gaan, en wie komt daar op de koer ? De garde, den
Huybrechts. Recht naar meester De Leers, en hij praat daar wat mee, maar wij
stonden er wat ver af om iets duidelijk te kunnen opvangen. Meester De Leers
trad in actie en beval : al de kinderen van de Tiendeschuurstraat en van de
Winkelstraat komen hier bij mij staan. Dat gebeurde. Een heel troepke. Ik
plaatste mij toch wat van achter, Lowieke De Decker ook, en de Lucien van
Teunkes stond nog achter mij. Ja, de grote baas had ons in de gaten. Die drie
daar achteraan blijven staan, de anderen mogen naar hun plaats terug.
Nondestomme, hoe wist hij het ?
Om
kort te zijn, ik heb bekend dat wij de schrijvers van de varkensbriefkens
waren. De garde nam ons mee naar het gemeentehuis. Daar zat nog iemand op t
bureel. Miel van Lowie de metser, als ge die kent, die was door met de oorlog
bediende geworden zeker. Wel, die had er veel plezier in, dat zagen we. De
garde zei iets, we konden het niet verstaan, de andere pinkte precies terug.
Ja-ja, we vlogen de bak in. Amaai ! Tot s noenens, als de schoolrij om
halftwaalf voorbij kwam, werden we gelost. Ja-ja, komt dat tegen.
Maar
dhistorie was hiermee niet af. Een jaar of twee daarna, kwam ik eens van de
vakschool terug met mijne velo, en ik ging bij Lowieke de coiffeur in de
Scheerstraat om mijn haar te laten knippen. En wie zat daar binnen ? Weer die
Miel Vloebergh. En wat zei hij tegen de coiffeur ? Zeg Lowie, zei hij, snijdt
gij ook het haar af van varkensdieven ? Ja, dat zei die, om me te treiteren. Ik
had hem wel kunnen doodzien, maar ik zweeg maar, want er volgde nog nen hele
parool met uitleg, den hele lange uitleg, want de coiffeur speelde niet mis,
hij moest er het fijne van weten, en den andere loste maar met stukskens. En
dan lachtten ze me nog uit ook.
Van
toen af wist ik, dat we in den bak hadden moeten zitten, niet alleen een
beetje, omdat we zon deugnietenstreken niet meer zouden uithalen, dat zou ik
nog kunnen aannemen, maar ook wel omdat die mannen er heimelijk deugd van
hadden, en dat vind ik nu nog altijd niet plezant.
t
Kan geen kwaad Peer, t is voorbij en t staat toch niet op uw strafregister.
Naschrift.
Ik ben Peer zijn geval verder gaan
uitzoeken. Daarom ben ik eens dieper gaan kijken in de oude doos. Daar vind ik
tot mijn verrassing het ontwerp-opstelletje (=briefje) van Peer Van Herp aan
Louis Van Brempt, voor aanvraag van een hondje. En dat briefje wil ik hier nog
graag afdrukken. Want t is weer een interessant geval apart. Peer Van Herp met
zijn 13 jaar van toen, -het was toen nog de preutse tijd van voor het Concilie,
toen de kinnekes nog uit de roo-kolen kwamen. Maar Peer wist wel beter. Zoek
zelf maar uit. Misschien was dat de reden waarom ik zijn briefje heb bewaard.
De Peer toch. Waar is de tijd van toen ???
Leest,
28 april 1947.
Aan
Louis Van Brempt, Brusselse steenweg 107, Londerzeel,
Mijnheer,
In
het dagblad : Het Nieuws van den Dag, heb ik vernomen, dat gij jonge rashondjes
verkoopt. Wilt ge me laten weten wanneer ik mag komen zien en kopen. Liefst zou
ik een schoon teefke willen. Want een reu breekt altijd op, zeggen ze.
In
afwachting van uw antwoord mijn beste groeten.
Petrus Van Herp, Lindelaan 7 Leest.
-De
drie kwajongens in de Leestse Amigo. (Tekening
Susse Teughels)
-Veldwachter
Jan Theodoor Huybrechts (°Leest 3/10/1888, +Leest 3/10/1953).

|