Het klooster van Leliëndael naar een aquarel
van De Noter.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Jan
Baptist De Noter (°Walem 30/11/1786, +Mechelen 08/05/1855) tekende en
schilderde tussen 1830 en 1850 in opdracht van de archivaris van het
aartsbisdom Schoeffer 350 aquarellen van Mechelen. Door hun eigen stijl zijn ze
zeer herkenbaar, de tekeningen zijn ingekleurd met grote kleurvlakken in zacht
coloriet. De lucht is bijna steeds lichtblauw met altijd dezelfde drie wolken.
Een rookpluim stijgt op uit een gebouw, waarvan hij de monotonie doorbreekt
door er enkele figuurtjes bij te tekenen. De Noter baseerde zich vooral op de
oude stadsplannen van Mechelen en op het werk van J.F. Mandulijn (1751-1843).
(Het Klooster van Leliëndael,
Heemkundekring Hoembeka, 1984)
1981 Septembernummer De Band : Moet er geen zand zijn !
Het
verbreden en versterken van de Zennedijk, het aanvoeren van zavel vanuit de
zandwinning van het Bos van Aa in Zemst, brengt voor onze dorpsmensen heel
wat ongemakken mee. Wanneer ge langs de Dorpsstraat komt krijg je daarvan een sprekend
bewijs. De vrachtvoerders, die per afgeleverde vrachtwagen betaald werden,
razen als gek naar de Zennedijk, stofwolken achter zich latend die alles
bedekken en door kieren en ramen in de huizen dringen.
Voetgangers
en fietsers zijn niet meer veilig voor de aanstormende reuzen. Sommige
chauffeurs weten zich de sterkste en steken dreigend de vinger op naar kinderen
die het zebrapad oversteken of brengen hun vinger aan hun hoofd, kwaad kijkend
naar fietsers die richting Mechelbaan nemen. Zij zijn de baas in Leest en
iedereen moet plaats ruimen voor de zandstormers van de dijk.
Je
merkt zo dat alles vlug moet gaan en ze zijn ondertussen bijna doorgestoten tot
Hombeek.
Het
kapelletje van Leliëndaal dat reeds jaren aan de Zennedijk staat temidden van
uitgestrekte weiden en velden werd vlug verplaatst naar veiliger oorden. Het
staat nu aan het eind van de Laerestraat rechts langs de wandeling naar
Hombeek.
Dat
kapelletje herinnert ons aan het klooster van Leliëndaal, dat in 1233 gebouwd
werd in de uiterste hoek van het toenmalig Neer-Hombeek, langs de oude weg naar
Leest. Dit klooster werd in 1231 gesticht door Lambertus, pastoor van Hombeek
en het waren de zusters Norbertinessen die er zich vestigden. Rond de pastoor
van de Sint Martinusparochie werd een mooie vrome legende verteld : Lambertus
was een natuurminnaar en ging dikwijls wandelen op de linkeroever van de Zenne.
Elke morgen ging hij luisteren naar het vogelconcert langs de Zenneboorden,
toen nog een heldere en visrijke rivier. Zeven dagen na mekaar zaten de vogels
op dezelfde plaats en de dorpsherder telde tot zijn verbazing nooit minder dan
18 heldere zangertjes. Dat moet een teken van de Schepper zijn, dacht hij,
hij roept me om hier een klooster op te richten waar iedere dag van de week
een loflied wordt gezongen tot de Heer. Daarvoor heeft de Heer die nederige
vogeltjes gebruikt om mij een boodschap te brengen. Hijzelf stelde zijn
bezittingen ter beschikking om dat klooster te bouwen. Het ontbrekende geld
werd door de parochianen samengebracht en Wouter Berthout, de grondheer stelde
zijn grond ter beschikking en verleende hulp om dit klooster te bouwen.
Het
klooster van Leliëndaal rees op uit het Zennedal en werd bevolkt door 18 vrome
maagdekens. Norbertus werd hun patroon. Het getal 18 werd steeds streng
geëerbiedigd. Volgens sommige bronnen zouden zelfs de 18 vogeltjes van pastoor
Lambertus de eerste mis in het klooster hebben opgeluisterd met hun gezang. Enkele
keren gebeurde het nochtans toch dat het cijfer 18 werd overschreden en de
legende vertelt dat in dit geval de proost en de priorin van het klooster in
hetzelfde jaar stierven.
Van
O.L.Vr. van Leliendaal zijn te Mechelen nog zeven beelden op de openbare weg
terug te vinden, o.m. in de Bruul (Jezuietenkerkgevel), in de Keizerstraat,
Augustijnenstraat, Arme Klarenstraat, enz. De bekering van St. Norbertus wordt
uitgebeeld op de prachtige preekstoel van de St. Romboutskathedraal.
In
1627 werd begonnen met de bouw van het eerste burenhuys of pastorij te Leest.
Bij het aanbrengen van de fundamenten gebruikte men steengruis afkomstig van
het klooster van Leliëndaal, dat in 1580 door de geuzen volledig werd verwoest.
Oude
boeren in de streek spreken van een doorwaadbare plaats in de Zenne op de
hoogte van de Laerestraat en Stuivenberg. Zou misschien Stuyvenberg niet zijn
ontstaan te danken hebben aan t klooster van Leliëndaal ?
Op
een recente luchtfoto van de Zenne daar werd een donkere strook waargenomen,
die wel eens een verharde doorwaadbare plaats zou kunnen aangeven.
Bij
de afbraak van de oude Hombeekse pastorij werd een kleine zuil ontdekt met het
schild van Leliëndaal. Ze werd opgegraven in het begin van deze eeuw bij het
rechttrekken van de Zenne.
K. Soors.
|