1979 Maandag 5 november 1979 : xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
OVERSTROMING
TE LEEST
Maandag 5 november was een dag met volle
maan en door iedereen gevreesd omwille van de invloed van dit hemellichaam op
het getij van de zee.
Te Leest regende het pijpestelen en de wind waaide met een enorme kracht.
Kort na 17 u gebeurde het : in de
Zennedijk te Leest, op de grensscheiding met Heffen,
slechts enkele meter voorbij de bres van
november 77, werd een nieuwe bres geslagen.
Tientallen hectaren velden en landerijen
kwamen blank te staan, terwijl een aantal woningen werden bedreigd. Onmiddellijk
werd alarm geslagen.
Bevolking, Civiele Bescherming, politie
en brandweer streden gedurende uren tegen een losgeslagen natuur.
Aanvankelijk was de bres niet zo groot,
maar de vloed spoelde de oever over een breedte van 15 tot 20 meter weg. Weldra
reikte het water al anderhalve km landinwaarts. De bewoners van de Warande, aan
de Leestsesteenweg, vreesden dat het water de achterzijde van hun woningen zou
bereiken en beveiligden alvast hun drempels en kelders met zandzakjes.
Midden in de nacht besloot de
plaatselijke overheid, gealarmeerd door de ernst van de situatie, de volgende
vloed werd s anderendaags omstreeks zeven uur verwacht een beroep te doen op
het leger. Een contingent van ongeveer 150 soldaten was snel ter plaatse.
s Morgens liep echter alles mis. De
kunstmatige en te haastig opgeworpen dam in de bres was niet sterk genoeg en
begaf onder de voortdurende druk van de watermassa.
Een niets ontziende natuur deed in
enkele minuten uren werk en inspanningen in het niets vergaan. Het water
stroomde hoe langer hoe meer het binnenland in.
Ontsteltenis bij iedereen.
Coördinatie en leiding over de operaties
werd onder de verantwoordelijkheid van
de gouverneur geplaatst en met vereende krachten gingen Leger, Burgerlijke
Bescherming, mensen van het Departement van Openbare Werken, van de stad
Mechelen en privé-aannemers de strijd aan tegen de natuurkrachten.
Van militaire zijde verzekerde het 11de
Genie van Burcht de technische leiding van de werken en te Antwerpen werd een
permanentie georganiseerd onder leiding van de militaire commandant van de
provincie Antwerpen.
150 militairen (450 man per 24 uur) en
130 leden van de Burgerlijke Bescherming werkten zonder ophouden aan de bres.
Er moesten langs de weg, en zo dicht
mogelijk bij de bres, tonnen zand aangevoerd worden. Elke zak, gevuld met 20 kg
zand, diende naar de bres gebracht.
Daar werden ze één voor één opgehoopt.
Een stenen golfbreker werd opgetrokken ter bescherming van de vaderlanderkes.
In elke stadium een zwaar en lastig werk.
De autoriteiten, waaronder de Mechelse
burgemeester Vanroy, hadden hun hoofdkwartier ondergebracht in een vrachtwagen
die gestationeerd was nabij het oude gemeentehuis van Leest. Met regelmatige
tussenpausen evalueerden ze de toestand.
Vrij snel werd beslist een nieuwe
tactiek toe te passen en de grove middelen te gebruiken. Het transport van de
zakken bleek de zwakke schakel in de organisatieketting.
De vrachtwagens van het leger bleken
niet doeltreffend genoeg om de plaats van de bres efficiënt te bereiken. Toen
een voertuig waarmee zandzakjes werden aangevoerd vlakbij de bres van de dijk
schoof en beneden in de modder bleef vastzitten besloot men een menselijke
ketting te vormen, maar dit werk was zeer uitputtend en de manschappen raakten
snel vermoeid.
Vier reddingsmotorboten van de Genie en
vier pontons (drijvende containers), evenals de Decauville (een verplaatsbare
spoorweg) waren van zeer groot nut bij het overbrengen van de zandzakken. De
Decauville is een kleine veldtrein waarvoor snel een minispoor werd aangelegd
om de zakken te transporteren.
Dit toestel vervoerde 2.000 zakken per
uur en de pontons 900.
Enige honderden meters verder werden de
kanten van de bres versterkt. Achtduizend zakken volstonden. Om het geheel te
versterken werden tussen de verschillende lagen zakken metalen roosters
geplaatst. Hard en zwaar werk voor de
soldaten.
Honderdduizend zandzakken werden
gebruikt. Twaalf uur in het getouw en tegen de tijd dat het water opkwam was de
bres nog niet gedicht.
Gelukkig was de wind gezakt maar het
water steeg en bleef stijgen.
Het klom tot boven de zandzakjes en
verspreidde zich over het binnenland...
Wanneer de Zenne terug rustiger werd,
hervatten de mannen het werk en ditmaal tot het gat definitief gedicht was.
De Leestse dorpskom en de omgeving van
de Zennebrug leken wel omgetoverd in een bezettingstafereel. Midden het
dorpsplein stond de cantinewagen van de Civiele Bescherming, wat verder draaide
hun veldkeuken op volle toeren en rondom het plein stonden nu leger- en andere
vrachtwagens naast ander rollend materiaal.
Parochiehuis en oud-gemeentehuis werden
in de activiteiten ingeschakeld als rust-, eet- en vergaderplaatsen en achter
de tapkast van het Brughuis had de waardin handen tekort.
Waarschijnlijk nog nooit gebeurd : de
dinsdagavond was de laatste druppel bier uit de kraan.
In 1976 en 77 deden zich te Leest
gelijkaardige overstromingen voor.
In januari 76 sloeg de Zenne drie grote
openingen in haar oevers en in november 77 zocht het water de vrije loop via
een bres van wel 40 m lang.
Telkens konden de bressen gedicht
worden, toen ook al met de hulp van Civiele Bescherming en van het leger.
De ironie van het noodlot wou dat deze
nieuwe dijkbreuk en overstroming zich voordeed enkele dagen voor de geplande
verstevigingswerken zouden aanbesteed worden, net zoals twee jaar voordien.
Plaatselijke en andere politici lieten
zich tijdens en na de ramp niet onbetuigd.
De alomtegenwoordige Mechelse
burgemeester Vanroy maakte een goede beurt bij de misnoegde bewoners, hij was
dag en nacht in het getouw.
De Heffense minister Jef Ramaekers
verging het minder goed. Toen hij een bezoek bracht aan het papier- en
containerbedrijf van de familie Verschueren aan de Mechelbaan te Heffen loog
hij dat er meer dan 500 man bezig was de bres te dichten. Dat nam de familie
niet en ze zetten hem aan de deur.
Volksvertegenwoordiger Joos Somers
stuurde op 6 november een open brief (zie hierna) gericht aan de minister van
Openbare Werken Mathot en aan zijn collega Chabert van Verkeerswezen waarin hij
de verwaarlozing van het dijkenbeleid aankaartte en in de Kamer van Volksvertegenwoordigers
stelde kamerlid Luc Van den Brande een aantal dringende vragen.
Minister Mathot onderstreepte in zijn
antwoord dat er voor de Zenne een planning werd uitgewerkt. Hij bevestigde dat
op 8 november 1979 tot aanbesteding werd overgegaan van het vak waar zich de
jongste dijkbreuk had voorgedaan en dat het nodige gedaan werd om dit dossier
snel af te handelen.
Op haar beurt verzocht de Boerenbond de
ministers van Landbouw en van Binnenlandse Zaken om bij de regering tussen te
komen om het getroffen gebied als rampengebied te erkennen.
Een 15-tal tuinders wier landerijen
gedeeltelijk door het vuile Zennewater werden overspoeld liepen enkele
miljoenen frank schade op.
De Landelijke Gilde van Leest belegde een spoedvergadering en zette op haar
beurt druk op de ministeries van Volksgezondheid en Landbouw.
Op 12 juni 1980 blokletterde Gazet van
Mechelen : Er zijn geen centen voor
Leestse landbouwers. (zie hierna) Volgens dit artikel zouden een zestal tuinders en
landbouwers grote schade hebben geleden veroorzaakt door de dijkbreuk.
Via bemiddeling van de Boerenbond werd
een advocaat ingeschakeld.
De kans op eventuele schadevergoeding
werd evenwel zeer klein geacht nadat het rampenfonds had meegedeeld dat de
schade niet voor vergoeding in aanmerking kwam.
Het verlies zou niet opwegen tegen de
administratieve kosten die daarmee gepaard gaan.
De Leestse tuinders hadden zo hun eigen
kommentaar. Toen de dijk in Leest het begaf, hielden de mensen van de televisie
een dagenlange staking. Het nieuws van de bres kreeg bijgevolg niet de normale
belangstelling. Enkele dagen later werd Grobbendonk door overstromingen
geteisterd. Toen was de televisie er wel en hoewel de daar opgelopen schade
niet dermate opliep als te Leest, de Grobbendonkenaars trekken wel.
De Leestenaars hadden nog geen cent
gekregen, enkel de belastingen hielden tot op zekere hoogte rekening met de
schade.
Alle bemiddelingspogingen van de
landbouworganisaties hadden niets uitgehaald.
Om die reden spanden de Leestse tuinders
een proces aan tegen de Belgische Staat.
De zaak werd collectief voor alle betrokkenen
ingeleid maar iedereen kreeg een individuele behandeling.
Intussen waren de
dijkverstevigingswerken langs de Zennedijken te Leest definitief
van start gegaan, aldus Gazet van
Mechelen.
Na
enige tijd voorbereidend werk rijden nu bestendig zware vrachtwagens op en af.
Verhoopt
wordt om de ruwe dijk nog voor de winter afgewerkt te krijgen.
De
afwerking zal nadien gebeuren.
Nochtans
hebben de onwonenden er ook nu weer geen goed oog in.
Vastgesteld werd dat alle afvloeiingsbeken rond de Zenne werden dichtgegooid
teneinde
een toegang te maken voor de vrachtwagens.
Dat
zou wel eens tot gevolg kunnen hebben dat bij een of andere wateroverlast
de
omgeving weer blank komt te staan.
De
afvloeiingsgrachten slorpten in het verleden dergelijke wateroverlast op.
Hoe
het dan de eerstvolgende maanden moet met mogelijke stortvlagen blijft voor
De
Zennedijk werd aangepakt. (september
1980).
Uiteindelijk werden in de loop van 1982
de dijken van de Zenne verbreed en verhoogd om overstromingen definitief te
weren.
Van dan af waren ze bestand tegen 8 meter hoog water.
Bij deze werken werden alle bomen op de
dijken gerooid zonder nieuwe aanplanting.
Bij het oud klooster van Leliëndael
werden heel wat stenen, tegels en scherven opgewoeld en aan de voet van de dijk
kwam nog een stuk van een funderingsmuur bloot te liggen.
(Gedistilleerd uit de verslagen uit
Gazet van Antwerpen, Het Laatste Nieuws, het militaire weekblad Vox, Het
Volk en De Band.)
Fotos :
-De
bres.
-Schilderachtige
maar trieste realiteit.
-Soldaten
vullen de zandzakjes op vrachtwagens.
-Op
weg voor een nieuwe lading.
-Leden
van Civiele Bescherming, soldaten en mensen van een gespecialiseerd dijkenbedrijf
vormden een keten.




|