1974 Nieuw lokaal voor Chiromeisjes.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Dat jaar kregen de
Chiromeisjes een nieuw gebouwd bakstenen lokaal of heem haaks en naast de
parochiezaal. Dit dankzij de inzet van velen, o.a. van pater K. Van Aken, proost
(sinds 1973-1974) en van groepleidster Gert De Prins. Als financieel hulpje
organiseerde men een papierslag. Drie jaar later telde men in Leest honderd en
vijf Chiromeisjes waarvan er vijfentachtig mee op bivak gingen.
Voor de oudsten er
waren zes leeftijdsgroepen met eigen einduur :
prutsen, de speelclub, de kwiks, tippers, tiptiens en de aspimeisjes-
werd maandelijks een gemengde vergadering met de kerels gehouden. En er was
ook een oudercomité.
(Wilfried Hellemans,
De Sint-Niklaasparochie in Leest, 2009)
1974 Enkel jaartal
bekend : Leefmilieu Leest Zet het licht op groen
Stinkt de Zenne,
U kent ze ook wel, onze mooie riviergang, waar de
mist zo spookachtig kan wezen dat zelfs een doorwinterd automobilist er grijze
haren van krijgt.
Dit is een feit, en misschien is het ook wel een feit
dat ze dat in Brussel niet weten, maar zeker is het, dat wij Leestenaren nog
een mooi stukje groen hebben, langsheen die
Zenne waar we ons soms nog te weinig bewust van zijn.
Leest is en blijft een dorp dat als landschappelijk waardevol gebied een
pluspunt is in onze sterk geïndustrialiseerde wereld.
Het verheugd ons dan ook ten zeerste, toen wij een
dezer dagen mochten vernemen, dat de westelijke zennekant, welke niet als
beschermd-landelijk gebied was afgeschreven, en gaat van
Heffen-Leest-Hombeek, dat deze streek zou worden
opgenomen, dit op een zo groot mogelijke basis genomen en te interpreteren, als
beschermd gebied.
DE ZENNE STINKT, maar onze Zennevallei is een stukje
Leest dat de moeite waard is, zichzelf te kunnen blijven ! (De Band)
1974 Georges HERREGODS
Dat jaar vestigde
priester en kunstenaar Georges Herregods (°1926) zich te Leest.(een andere bron
vermeldt 1970) Hij zou er verblijven tot
1983 bij zijn benoeming tot hoofdaalmoezenier van de Belgische
Strijdkrachten in Duitsland. Alhoewel zijn domicile in de Kouter behouden
bleef, resideerde hij van toen af de meeste tijd van het jaar in Keulen.
In zijn Leestse
periode verzette de aalmoezenier bijzonder veel werk. Op pastoraal en sociaal maar
vooral op artistiek gebied en als monumentenverzorger.
De Band, het
maandblad van Milac-Leest, kreeg een ander aangezicht toen hij zich met de
redactie begon te bemoeien. Naast
aalmoezenier was hij ook een begenadigd en veelzijdig kunstenaar : keramist,
schilder, tekenaar en auteur. Hadden Jan De Decker en Hendrik Diddens zich al
voorzichtig aan geschiedkundige bijdragen over de gemeente Leest gewaagd, de
aalmoezenier nam het hele kerkarchief onder de loep. Zijn historische
bijdragen werden door iedereen gesmaakt : stambomen van de oudste Leestse
families, de historiek van de eeuwenoude herendoeningen, van de kerk, de
pastorij, de kapellekens
Na zijn benoeming tot hoofdaalmoezenier dankte De Band hem
op haar manier :
Beste Georges, wij danken u van harte voor uw inzet. Als
grote bezieler en motor van De Band hebt u zich gedurende meer dan acht jaar
met hart en ziel ingezet voor ons dorpsblad. Duizenden tekeningen van uw hand
brachten een persoonlijk cachet aan de Band. De vele bandwerkavonden in een
geest van samenwerken hebben van de Band een fijn verzorgd en veel gelezen
blaadje gemaakt. Wij zijn daar fier op. De goede samenwerking heeft veel mensen dichter bij elkaar
gebracht. De ontelbare keramieken die we hebben zien groeien en die
je overal tegenkomt zijn als zoveel geesteskinderen waarbij men even ernstig
wordt of moet lachen. Ze geven een blijk van uw mensenkennis en kunstzin. Georges, wij kijken uit naar uw Keulse brieven en als het
kan, willen we blijven hopen op uw medewerking.
Aan hem werd ook nog een stukje poëzie toevertrouwd :
De Heiland had U lang bewaard, om zonneschijn te brengen en leven in de woestenij of mensen bij elkaar te brengen. Nu gaat ge weer te naaste bij de sporen van ons Heer. De bloesems door U opgespaard zullen bloeien, telkens weer. Al gaat ge Georges tot ieders spijt, de vrienden van de Band geraakt ge nimmer kwijt.
Naar aanleiding van
de fusie in 1977 en omdat 1978 uitgeroepen werd tot Jaar van het dorp verzocht burgemeester Lauwers de aalmoezenier
om een boek over het dorp te maken. Georges Herregods liet zich omringen door
een tiental Leestenaars en onder zijn algemene leiding ontstond in 78 het
fraaie Leest Geweest. In 1980 verscheen van
zijn hand Waar Leestenaars samenkwamen, een uitgave van Davidsfonds Leest met
een historiek van de kerk en een blik op haar kunstpatrimonium.
Georges Herregods
werd in 1950 in het bisdom Gent tot priester gewijd, dit samen met 59 andere
priesters. Een deel van hen werd tijdens de oorlog, na hun humaniora, opgeëist
door de bezetter. Georges kon hieraan ontsnappen door als arbeider te gaan
werken in een weverij. Dat jaar tussen de arbeiders gaf mij een andere kijk op
de realiteit, vertelde hij. Ik behoor tot de generatie priesters die toen al
half in de conciliaire vernieuwing stonden, nog voor Vaticanum II. Vanuit onze
ervaring hadden we een ander beeld van de figuur van de priester.
Na zijn wijding werd
priester Herregods leraar aan de Hogere Landbouwschool en aan het college van
Oudenaarde.
In 57 begon hij
zijn werkzaamheden als aalmoezenier in Siegen, Duitsland. Ik heb toen veel aan
Milac-werk kunnen doen omdat de jongens in die tijd echt aan hun lot
overgelaten werden.
Drie jaar later ging
hij als aalmoezenier mee naar Katanga, waar hij tijdens de onlusten getuige was
van de moord op twee mensen. Via een aalmoezenierspost in Mechelen, en zijn
terugkeer naar Siegen, werd hij begin 70 aangesteld in Peutie. Ondertussen
verbleef hij in Leest en werd er een echte Leestenaar. In 1983 werd hij
hoofdaalmoezenier in Duitsland.
Priester Herregods
ontpopte zich in zijn loopbaan als een volleerd kunstenaar, die ettelijke uren
les liep aan diverse kunstscholen.
Als kind tekende ik
de achterkanten van affiches vol met stripverhalen. Dat was in het café van mijn
grootmoe, in Brakel. Ik heb lang geaarzeld om naar de St.Lucasschool te gaan,
me aan te melden voor militaire dienst, of naar het seminarie te trekken. Ik
koos voor het derde, maar had het geluk dat ik ook van die andere twee opties
wat kon proeven, aldus de aalmoezenier in GvA op 28 maart 1991. (zie verder)
Deze kunstenaar, die
zichzelf een self-made man noemt, liet geen gelegenheid voorbij gaan om zich op
artistiek vlak te vervolmaken. Van 51 tot 56 volgde hij les bij Gerard
Hermans, aan het St.-Lucasinstituut in Gent, waar hij zich bekwaamde in etsen
en schilderen. Nadat hij naar Siegen was gestuurd, volgde hij er een jaar
Mahlkurse, bij Meyer-Lippe en bij Willy Schutz, die zelf een opleiding genoot
bij de wereldbefaamde Oostenrijkse en later Britse Oskar Kokoschka. Zijn later
verblijf in de kusntstad Köln gaf
Georges de gelegenheid drie jaar les te volgen bij Wolfgang Guntermann, in de
privéschool Kölner Schule für Mahlerei.
Het werd van G.
Herregods is volks en expressief. Op al zijn schilderijen komen mensen voor en
ze zijn overgoten met humor. Bovendien verraden tal van zijn werken zijn
religieuze engagement en graag zet hij veel kruisen en Christusfiguren neer.
Het koor van
Herzogenrath omschrijft de aalmoezener zelf als één van zijn beste werken.
In 1984 benoemde de
paus hem tot Apostolisch Militaris, met standplaats te Brussel. In deze
nieuwe hoedanigheid hield de aalmoezenier eraan zelf een hoogmis te Leest te
celebreren en de gelovigen aldaar zijn eerste pauselijke zegen laetare populum
innocente te geven.
Naar aanleiding van
zijn afscheid van het leger en van Leest bracht het Davidsfonds een
retrospectieve van zijn werken in de parochiezaal tijdens Posse Leest 1991.
Klei en kleur, 35
jaar tussen boeren en soldaten, George Herregods kende een enorm succes.
Georges trok in 1991
naar zijn geboortestreek Elst waar hij als priester actief bleef. (GvA,1/6/91)
Naar aanleiding van
de Davidsfonds tentoonstelling Klei en Kleur met werk van Georges Herregods
ter gelegenheid van Posse Leest 1982 publiceerde Gazet van Mechelen een
intervieuw van Pat Donnez met de aalmoezenier-kunstenaar : (9/4/1982)
-G.H. : Ik ben op de eerste plaats aalmoezenier en
heb daar nog geen minuut spijt van. Ik heb daar ook mijn hele leven op gezet.
Kolossaal intressant als opgave. Er zijn dagen dat ik werkelijk tevreden ben
dat ik die richting gekozen heb omdat ik mensen heb geholpen. In die zin zijn
mijn andere activiteiten, nevenbedoeningen die altijd in verband staan met mijn
apostolaat, mensen samen brengen en werken steunen.
-Na vele jaren dienst in Siegen, ga je in 74 naar
Peutie. Een opleidingscentrum voor nieuwe rekruten. Waaruit bestaat je taak ?
-G.H. : Ik help de rekruten de eerste dagen opvangen.
Die jongens zitten dikwijls met problemen omdat ze ontworteld zijn, voelen zich
mottig. Omdat ze uit hun gewoon burgermilieu worden getrokken kampen ze met
heel wat sociale problemen. Thuis zit er dan dikwijls ook iets niet in de haak.
Als aalmoezenier ben je katalisator van al die gevoelens. Het menselijk en
geestelijk aspect loopt geweldig door mekaar. In een pluralistisch milieu moet
je aanvaard worden, en moet je mekaars mening respecteren.
-Aalmoezeniers kunnen duidelijk nog werk leveren in
het leger ?
-G.H. : Je merkt dat een minderheid het ernstiger
neemt dan ooit. Op een parochie is er altijd iemand bij wie ze in nood terecht
kunnen. Vooral in Duitsland in het BSD-garnizoen met de families en kinderen.
Daar kan een priester nog werken. In België ligt het anders. Het geestelijk
aspect speelt minder. De cultus ligt anders, de meeste jongeren zijn zondags
thuis. Zo kwam ik in de kazerne in Peutie toe en vond een heel mooie,
oecumenische kapel zowel voor katholieken, protestanten als andersdenkenden. Is
dat nodig, vroeg ik mij af, in een tijd waar zondags het grootste deel naar
huis gaat ? Maar ik ben sindsdien van idee veranderd. Elke kazerne heeft een
plaats nodig waar je je kunt bezinnen en tot jezelf komen, rustig worden,
nadenken en bidden. Mijn bureau is net naast de kapel en ik hoor regelmatig
mensen binnengaan.
-De opkomende vredeswil van honderdduizenden jongeren
blijkt samen te gaan met anti-leger houding. Kan je je daarmee verzoenen ?
-G.H. : Dat wordt dikwijls verkeerd begrepen. Alsof
voor de vrede zijn, a priori betekent tegen het leger zijn. Alsof alle
militairen voor oorlog zouden zijn en tegen de vrede. Dat is het verkeerde. Het
is een andere opvatting om vrede te bekomen en te bewerken. De ene zegt je moet
de deur open zetten, de ander : neen, je moet zorgen dat ze niet binnen kunnen.
Op den duur weet je niet wat het beste is. Maar de twee beogen hetzelfde. We
mogen niet van alles een krachtproef maken.
-Je woont 12 jaar in Leest. Je keramieken en
schilderijtjes drukken een gemeende verbondenheid met het dorp uit. Je moet je
ongetwijfeld thuis voelen ?
-G.H. : Ik ben hier niet als pastoor komen wonen maar
als gewone mens tussen de Leestenaars, als parochiaan. Maar omdat de mensen in
u ook een priester zien, komen ze met andere problemen, soldatenzaken, jongens
die bij den troep moeten. Ik probeer mezelf te zijn in mijn werken. Kijk je
ziet dat die schilderijen gericht zijn op de gewone dorpelingen. Zij vragen
geen grote kunst, zij vragen om de gewone dagelijkse zaken. Het is geen grote
schepping, het vraagt creativieteit en het is toch artistiek verantwoord.
De werken staan kris kras verspreid in het salon.Het
zijn de jongste, één moet nog een kader krijgen. De geur van olieverf maakt de
kamer tot een atelier. Gezichten op Leest, de pastorie, landschappen, wachten
naast religieuze taferelen, op een veilig onderkomen in de parochiezaal.
-De persoonlijke stijl herinnert ons aan de naïeven ?
-G.H. : Dat komt waarschijnlijk door de grote
expressiviteit. Gelaat met grote ogen en eenvoudige mondtrek. Ik geloof dat ik
zo op mijn best ben. Ik heb in mijn leven nogal wat cartoons gemaakt voor
allerlei blaadjes en uitgaven. Ik ben daar nogal sterk in ja, al zeg ik het
zelf.
-Vooral in je niet-profane schilderijen blijk je met
dubbele bodems te werken ?
-G.H. : Dat klopt. Wie zonder zonde is werpe de
eerste steen ! Een tafereel met de Kristusfiguur centraal en er rond een
maskerade, het lijkt wel carnaval hé. Die mensen rond Jezus, staan voor de
rechtvaardigheid van de wereld, de bourgeoisie die (ver)oordeelt. Jezus is de
zwakheid. De band met de oorlog en de repressie die klaar staat met de steen,
is voor de hand liggend, zie je.
-Je hebt ook een oven voor je keramische werken. Niet
gemakkelijk werken neem ik aan ?
-G.H. : Ik maak eerst een schets, boetseer de klei
die wordt uitgehold om barsten te voorkomen en te beletten dat de klei vlugger
droogt- en begin een eerste maal te bakken.
Nadat het glazuur is aangebracht, wordt de klei een
tweede maal gebakken. En dat is niet zo eenvoudig omdat de temperatuur
verschilt naargelang de klei en het glazuur. Nu draait mijn oven al enkele
dagen op volle toeren. Mijn grotere stukken laat ik in Westerwald bakken. Een
klein familiebedrijfje in Duitsland waar ik elke maand een halve middag ga
werken. Het is een oeroude methode, men werkt er zoals 500 jaar geleden. Het is
een speciaal systeem. De stukken staan in de vlammen en de temperatuur gaat tot
1250 graden. Je strooit zoutkristallen in de oven die tot zoutklompen
verdampen, en die neerslag vormt een natuurglans die je niet met een
electrische oven kunt bekomen. Niet giftig en bevat ook geen loodwitten. Die
natuurglans gebruik ik voor mijn potten, kopjes en borden.
-Dit weekeinde gaan meer dan 180 schilderijen en
karamieken de deur uit. Met pijn in het hart ?
-G.H. : Nee, oh nee. Op het moment dat het werk af is
en je merkt dat het mensen het graag zien, dat je aan hun ogen ziet dat het hun
zint, is je doel bereikt.
Als ik gewaar wordt : kijk, die neemt dat keramiek of
vergezicht omdat hij het graag ziet, dan ben ik tevreden.
Fotos :
-De extra lokalen van de Chiromeisjes. (foto : De St-Niklaasparochie in Leest, Wilfried
Hellemans)
-Aalmoezenier Herregods
-Georges Herregods tijdens een
tentoonstelling.


|