1922 In dat jaar
zou men te Leest 44 geboorten noteren,
waarvan 23 babys van hetxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
mannelijke en 21 van het
vrouwelijke geslacht. (Er waren 3 doodgeborenen,
allemaal jongetjes)
Er werden 12 huwelijken ingezegend
en er waren geen echtscheidingen.
14 Leestenaars kwamen te
overlijden, waarvan 4 van het vrouwelijk en 10 van het
mannelijk geslacht.
Het aantal kindereren voor het
schooljaar 1922-23 beliep tot 322.
Verschillige
gezinshoofden werden veroordeeld voor onregelmatige
schoolbijwoning hunner kinderen.
1922 Landbouw:
(te Leest)
Uit
genomen inlichtinging blijft dat den oogst voor 1922 was :
voor
rogge, van mindere opbrengst dan een gewoon jaar ;
voor
tarwe, van tamelijk goede opbrengst;
voor
gerst en haver, van slechten opbrengst;
den
aardappeloogst was van goeden opbrengst;
het vlas
was mislukt;
het
hooigras was van slechten opbrengst en het toemaatgras van minder dan een
middelmatig jaar;
beet
en voedergewassen waren zeer slecht van opbrengst.
De
overgroote droogte is den oorzaak van de mislukking van het grootste deel
der
oogstgewassen geweest.
(SC-13/9/1923)
1922 Stichting van
de Boerinnenbond. (KVLV).
BOERINNENBOND (K.V.L.V)
In 1922 werd in het
lokaal het Brughuis de boerinnenbond gesticht onder impuls van pastoor
Beuckelaers, Victor De Laet en de juffrouwen Hellemans en Willems uit Leuven.
Mathilde Hellemans
was de eerste voorzitster.
Ondervoorzitster
werd Antonia De Boeck-Spoelders en schrijfster Leonie Huys.
Andere bestuursleden
van het eerste uur : Julie De Laet-Muyldermans, Bertha Polspoel-Patteet en
Alida Hellemans-Scheers.
Onderpastoor Cleeren
(° 1888, + 1974.) was de eerste proost.
De driemaandelijkse
vergaderingen gingen door in de zaal bij Jef Apers en op het programma stonden
een godsdienstig woord, een voordracht en als ontspanning werden kluchtliederen
gezongen door sommige van de leden.
Enkele jaren later
werd te Leuven de B.J.B. gesticht en Leest was een der eerste dorpen met een
eigen afdeling. Van toen af werd het ontspanningsgedeelte op de Algemene Vergadering door hen verzorgd.
De gilde groeide, de
zaal Apers werd te klein en men moest verhuizen naar Teughels en later nog was
men verplicht omwille van de oorlogsomstandigheden te vergaderen in klaslokalen
en ook al eens bij Frans Huybrechts.
Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan werd de kapel in de
Juniorslaan opgericht.
In 1946 kwam pastoor
Coosemans naar Leest. Hij zorgde spoedig voor een ruimere vergaderzaal,de thans
bestaande parochiezaal.
Het was toen dat
juffrouw Rheinhard én de taak van voorzitster én van schrijfster op zich nam.
In die periode
kwamen uit Leuven richtlijnen om de werking uit te breiden tot alle vrouwen.
De boeren- en
tuindersvrouwen zouden langs technische lessen meer inzicht krijgen in hun
stand- en beroepsbelangen.
Toen wisselde de
organisatie van naam, in plaats van Boerinnenbond werd het Parochiale
Vrouwengilde en in die jaren kende de gilde een geweldige bloei.
Bij de viering van
35-jaar op 5 juli 1959 noteerde men 200 leden.
In 1966 werd door
het bisdom Frans Lornoy aangesteld als pastoor te Leest, hij werd meteen de
nieuwe proost.
Mevrouw Alida
Hellemans-Scheers werd voorzitster en Mevr. Marie Polfliet-De Prins
schrijfster.
Hilda Vloebergh
Silverans werd verantwoordelijke voor de speciale actie voor de jonge gezinnen.
Ter gelegenheid van
het 50 jaar bestaan organiseerde de Leestse gilde een luchtdoop naar Rome. 49
personen namen daaraan deel.
De jubelviering ging
door op 24 september 1972 met een tentoonstelling van oud alaam, tijdschriften
en allerhande feesten.
Rond die tijd was
men te Leuven tot de algemene benaming gekomen van K.V.L.V. (Katholiek
Vormingswerk voor Landelijke Vrouwen)
In 1982, bij het
60-jarig bestaan, telde de vereniging 230 leden.
(Alice De Prins in
een brochure ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan)
|