1914 Juli 1914
Gazet van Mechelen :xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Vijfentwintigste
kind van raadslid Buellens ten doop gedragen
LEEST In de gemeente Leest is het voor een paar dagen niet weinig
feest
geweest ter gelegenheid van de geboorte van het 25ste kind in
de familie van
Frans Beullens, gemeenteraadslid.
De
klok werd geluid bij den doop en de Eerwaarde Heer Pastoor kwam het
doopkind, de vader, peter en meter van op het dorpsplein afhalen en
hartelijk
proficiat wenschen.
Ook
in den gemeenteraad werd de familie Beullens welgemeend geluk gewenscht.
Meneer Beullens, die deel maakt van verscheidene maatschappijen der
gemeente,
heeft deze als dank een genoeglijk feest beloofd.
(GvM-18/5/1996 herhaling van origineel bericht van
juli 1914)
1914 31 juli :
Volgende Leestenaars werden nog gauw onder de wapens geroepen :
Jan Jaak Peeters, Frans Campion,
Pieter Jan Pateet, Juliaan R. Verbergt, Jan Frans
Verbruggen, Jan Frans Geets, Leon
Th. Van Steen, Alfons Frans Lauwens, Frans
Coeckelbergh, Laurent Lemmens,
Constant Troch, P.J.Const. Van den Brande en
Victor Steenmans. (GA-12/8/1914)
In verband met de spanning in Europa werden in België de op 10 juli
1914
met
klein verlof gezonden militairen van de lichting 1913 op 27 juli
teruggeroepen.Twee dagen later werden drie lichtingen onder de wapenen
geroepen : de eerste stap naar mobilisatie was gezet.
Op
31 juli kwam een kabinetsraad bijeen, waarin onder invloed van de Duitse
maatregel Zustand drohender Kriegsgefahr tot mobilisatie werd besloten
met
als
eerste mobilisatiedag 1 augustus.
Op 2
augustus werd gesproken over de uitgangsstelling. De chef-staf, generaal
Antonin Selliers de Moranville, zei dat uiteindelijk moest worden
teruggetrokken
op
Antwerpen. Hij wilde daarom slag leveren voor die stellilng bij de Gete, waar
reeds stellingen waren aangelegd.
De
bezettingen van Luik en Namen moesten intussen de Duitse opmars zoveel
mogelijk vertragen.
De
sous-chef, generaal baron de Rijckel, weigerde uit te gaan van een terugtocht.
Hij
wilde de doortocht van vijandelijke troepen belemmeren.
Daarom wilde hij blijven staan of op het plateau van Herve of in een
stelling bij
de
Geer of de Ourthe.
Zou
de tegenstand te groot worden, dan kon het plan van de chef-staf uitgevoerd
worden. Hij wilde er verder de nadruk op leggen dat Antwerpen niet
alleen als
verdedigingsstelling moest worden gebruikt, maar dat men ook vanuit die
stelling
uitvallen moest ondernemen.
Toen
hij ervoor pleitte dat de 3de en 4e divisie ter
beschikking van de
commandanten van Luik en Namen zouden komen, ontketende hij een enorme
discussie. Koning Albert, de opperbevelhebber, bepaalde tenslotte dat
beide
vestingen slechts zouden worden versterkt met een brigade en dat België
zich in
eerste instantie zou verdedigen bij de Maas.
Op 2
augustus om 19u00 vroeg de Duitse
regering toestemming voor de
doortocht van haar troepen. Hierop werd de volgende morgen om zeven uur
een
weigerend antwoord gegeven. Het bleef nog rustig, maar op 4 augustus s
morgens om acht uur overschreden Duitse eenheden de Belgische grens,
waardoor de oorlogstoestand was ingetreden.
Na
de mobilisatie was het Belgische leger op 6 augustus samengetrokken in het
gebied Perwez-Tienen-Leuven-Waver, terwijl de cavaleriedivisie meer naar
voren bij Waremme was geconcentreerd.
Men
had alles zo goed mogelijk voorbereid en toen de Duitsers het land
binnengedrongen waren, besloot
men de hulp van de garanderende
mogendheden Engeland, Frankrijk en Rusland in
te roepen. De desbetreffende
telegrammen werden tegen de avond van 4 augustus verzonden.
De
grote oorlog was ontketend...
(Dr.J.Verseput 14-18 De Eerste Wereldoorlog,
blz.203 en 204)
1914 De Leestse landbouwer Livien Polycarp
Verhoeven, die 7 hektaren en 35 aren
oppervlakte bewerkt, verliest daarvan een groot deel voor aanleg van
loopgraven.
Loopgraven zijn gemaakt geworden van minstens 300 m lengte.
(GA-30/4/1921)
1914 4 augustus : Uitgerust met lansen van drie en een halve
meter lang, reed de
Duitse cavalerie in de ochtend van 4 augustus 1914, België binnen...
(14-18 Geschiedenis Prof. Dr.
F.Heer)
De eerste wereldoorlog is
uitgebroken.
Op 4 augustus overschreden de Duitsers de Belgische
grens.
De langste route naar Frankrijk zou afgelegd moeten
worden door de Duitse rechtervleugel. De door een bijna onneembaar geachte
fortengordel omgeven vesting Luik werd snel veroverd.
Half augustus stroomde een half miljoen Duitse
soldaten de Belgische laagvlakte in.
De in de Gete-stelling samengetrokken Belgische
troepen konden onvoldoende tegenstand bieden : al op 20 augustus trokken de
Duitsers de Belgische hoofdstad binnen. Van Brussel uit draaide de Duitse
rechterflank naar het zuidwesten.
Van een doeltreffende coördinatie tussen het Belgische
en het Franse leger en de inmiddels op Belgisch gebied gearriveerde eenheden
van het Britse expeditiekorps was geen sprake geweest.
Het Belgische leger trok zich terug binnen de
fortenlinie van Antwerpen.
Ook de Belgische regering had zich inmiddels daarheen
begeven.
De zuidelijke opererende Duitse legers maakten
eveneens snelle vorderingen.
Namen, Dinant en Bergen vielen op 23 en 24 augustus in
Duitse handen.
Onvoldoende informatie en misrekeningen omtrent het
gebied waar het zwaartepunt van de Duitse aanval zou komen te liggen, leidden
aan Franse kant tot inadequate tegenmaatregelen en tegenslagen, die zich
slechts door onenigheid tussen de Duitse legerbevelhebbers en een snelle
terugtocht van het Franse 5e leger niet tot catastrofes zou
ontwikkelen.
Inmiddels waren Duitse troepen zich in verschillende
plaatsen te buiten gegaan aan gruwelijke terreurdaden tegen de burgerbevolking.
Plunderingen, brandstichtingen, gijzeling en
moordpartijen op grote schaal hadden plaatsgevonden.
Drie weken na het begin van de Duitse opmars was het
grootste deel van het Belgisch grondgebied in Duitse handen.
De legers van Wilhelm II stonden aan de Franse
noordgrens, gereed voor de sprong naar Parijs... (Dr. J.Verseput 14-18 De Eerste Wereldoorlog blz.
197)
1914 12 augustus :
Brief van burgemeester Bernaerts :
In
de gemeente zijn nog volgende hulpmiddelen voorhanden :
-paarden : 110 (poneys inbegrepen)
-velos : 125
-autos of motos : geen
-benzine, olien of spiritus zijn niet voorhanden
-honden voor veldgeschut : 25
-eetwaren: meel, rijst, suiker, enz. : geen
-voeder voor paarden : geen
-lakens, lijnwaad, enz. : geen.
1914 16 augustus :
Rond de middag bereikt een patrouille Uhlanen den Dries te
Hombeek. In de Kattestraat is er
een schermutseling met Belgische Jagers te
paard. Eén Duitser is getroffen
maar kan ontkomen met de hulp van zijn makkers.
Zijn lans en een bot heeft hij
achtergelaten. (KH)
1914 19 augustus :
22 uur Het 4e Regiment Karabiniers komt te Leest toe, dit na een
uitputtende voetmars.
Onder hen twee Leestenaars Victor
Roelants en Jan Huys (beiden zullen later
Sneuvelen) en dokter Max Deauville
die zijn ervaringen uit die eerste maanden
van de oorlog te boek stelde :
...wij
marcheren nog uren. Beetje bij beetje, gelukkig vermindert de hitte van de
zon.
Wij arriveren te Hombeek bij t vallen van de avond.
De
artillerie en enkele andere regimenten gaan hier de nacht doorbrengen, maar
wij
moeten nog verder gaan tot Leest.
Onze
schaduwen over de weg worden langer en het wordt donker.
De
avond wordt fris en dat maakt het marcheren minder zwaar. Toch wordt het
tien
uur eer wij het dorp bereiken : het bestaat uit enkele schuren en huizen.
Er
is geen plaats genoeg om ieder van ons onder te brengen. Er wordt dus voor
de
gelegenheid stro gebracht op het dorpsplein en daarop gaat het merendeel van
de
mannen slapen.
Er
worden ook grote vuren aangebracht.
De
schijn van de vlammen speelt op de witte gevels en de rode daken van de
dorpshuizen.
De
bajonetten van de geweren flikkeren als roodlikkende tongen.
Kort
daarop is gans het dorpsplein gevuld met neerhonkende gedaanten.
Eén
van de gemeenteraadsleden blijft permanent op het gemeentehuis. Een
lantaarn verlicht een van de gangen, mensen
lopen in en uit.
Soldaten liggen te slapen in de
gangen en op de trappen. We kruipen met tien in
een
klein vertrekje.
Om
middernacht reeds moeten zij wakker zijn ! Middernacht !
De
vuren worden gedoofd, de donkere rookpluim verdwijnt in slierten de nacht
in.
Schaduwen kruipen recht op het plein. Hier en daar de gele schijn van
een
lantaarn.
Twintig opgeeiste karren zullen onze ransels vervoeren.
Elke
wagen is met een zwaar paard bespannen en wordt gemend door een boer.
Zij
vullen een hele kant van het dorpsplein.
De artillerie zoekt te passeren langs een
hoek en begint voorbij onze mannen te
trekken.
Wij
krijgen bevel de mannen met zere voeten
op de caissons en het geschut te
laden. En terwijl de logge kanonnen verder rollen, glijden zij zich
tussen de
wielen en springen op een bok. De artilleurs vangen hen in t
voorbijgaan op.
Een
echt mirakel dat er geen ongelukken zijn !
Na
de artillerie komt de infanterie op gang : een zwarte slang in de duisternis.
De
wagens vertrekken op hun beurt.
Acher hen volgt onze lichtere wagen. Langzaam-aan loopt het plein leeg
en het
stro
blijft achter als een bleke vlek onder de schaduw van de lage huizen.
Enkele lichamen zijn languit blijven liggen : het zijn mannen die niet
meer recht
kunnen. Enkelen onder hen trekken we recht om hen op de wagens te hijsen
bovenop de zakken. Maar één onder hen is zoo koortsig en uitgeput, dat
hij zich
niet meer verroeren wil en we laten
hem achter aan de goede zorgen van twee
vrouwen uit het dorp... (Dr. Max Deauville in
Jusqua lYser)
|