Brief van de burgemeester gericht aan de Procureur des Konings te Mechelen : “Bij deze heb ik de eer u ter kennis te brengen. Volgens alsnu ingewonnen inlichtingen moet er na de overgaaf van Antwerpen, ontgravingen van gesneuvelde Belgische soldaten gedaan zijn op het grondgebied der gemeente, door twee personen zich uitgevende, als belast geweest te zijn, om al de begraven soldaten in diepere grafkuilen te steken. Tot nu heeft men niet met juistheid kunnen aanwijzen, wie die personen waren die deze daad begingen, doch men denkt dat het dezelfde personen (van Blaasveld) zouden kunnen zijn die aldaar aangehouden en veroordeeld zijn door het Duitsch bestuur voor lijkontgraving. De daders zouden kunnen erkend worden door Louis Leemans en zoon, landbouwers Blaesveldstraat alhier en door Louis Van Camp, landbouwer Thisseltbaan alhier. De burgemeester van Leest.”
1915 – 16 oktober : Verboden graan te malen
Brief van de burgemeester van Leest aan ‘vrouwe Alfons Maes – Op de Heyde, maalderes Leest’ : “Bij deze doen ik u kennen dat ingevolge schrijven van de voorzitter van de Provinzial Ernte Kommission van den 9e october, het streng verboden is graan te malen van personen die niet zouden voorzien zijn van geleide brieven models a, b of d, afgeleverd door den burgemeester.
Deze bewijzen moeten voor het toekomende door de maalders gerangschikt, genummerd en als bewijs bewaard worden. De maalders moeten een maalboek houden, volgens model langs keerzijde zich bevindende. Deze maalboeken zijn verkrijgbaar bij de Provinzial Arnte Kommission, voor de maalders die er de aanvraag ons moeten van doen voor 19 dezer maand (of die kosteloos geleverd worden weet ik niet).
Gelieve mij onmiddellijk te willen doen kennen het gewicht van meel dat kan gemalen worden met uwen molen per dag en hoeveel dagen per week gij werkzaam zijt met den molen. De burgemeester van Leest.”
Francisca – Victoria ‘Toor van den IJzeren’ Op de Heyde was te Tisselt geboren op 1 december 1880 en ze overleed als weduwe te Leest op 30 oktober 1959.
“Eenvoudig, stil en vol goedheid heeft zij geleefd en onvermoeid gezorgd voor haar huisgezin. Een voorbeeld was zij van nederige plichtsbetrachting, van toewijding en onbegrensde offervaardigheid, onbewust van de grootheid van haar schone sterke ziel.”(Uit haar gedachtenisprentje)
De maalderij van Fons Maes op de Tisseltbaan, nu de Juniorslaan, rechtover de latere winkel van Miel Van Praet, was terzelfdertijd maalderij en café ‘Het Molenhuis’. Deze mechanische maalderij (zonder molen) werd met een armgasmotor aangedreven.
Op dat moment waren er in Leest twee graanmolens werkzaam : De stoommolen van de weduwe Bonifacius Lauwers, die per dag 1500 kg kon malen en de graanmolen “met naphte” van Alfons Maes, goed voor 1300 kg per dag. (GA-21/10/1915)
1916 – Jozef Antoon Jan Baptist RHEINHARD werd koster te Leest
Deze Mechelaar en tweede zoon in een gezin van elf kinderen had in de Dijlestad de ‘kosterschool’ gevolgd, een instelling waaruit het Lemmensinstituut is gegroeid. Zijn leraars daar waren Edgard Tinel en Aloïs De Smedt. In de nieuwe kerk en parochie ter ere van Sint-Jozef-Coloma te Mechelen (1897) werd hij de eerste koster-orgelist. Hij gaf er ook les in Gregoriaanse zang aan de seminaristen.
Jozef Rheinhard was te Mechelen geboren op 23 februari 1879 en er gehuwd met Elisabeth Diedens (°17/3/1880) op 13 augustus 1902. Het echtpaar kreeg 13 kinderen waarvan er 3 het klooster ingingen. Na de dood van Louis Hellemans kwam hij, in mei 1916, over naar Leest als koster-orgelist, dit op aanraden van ‘zijn’ pastoor F.J. Moeremans (°1862) omdat er in St.-Jozef-Coloma nog maar weinig kosterswerk was wegens de oorlogsperikelen.In Leest was hij tijdelijk ook drukker, wat betekende dat hij het drukwerk uitbesteedde. Tegelijk was hij beambte, eerst te Mechelen en daarna te Brussel : hij had er te maken met de afwikkeling van de oorlogsschade.In die Brusselse periode liep het uurwerk op de toren altijd een kwartiertje voor, want hij moest elke morgen twee missen spelen en zorgen dat hij zijn trein haalde in Hombeek…
Om hem werk te bezorgen had pastoor Beuckelaers koningin Elisabeth aangeschreven, meter van Liezeke of Elisabeth Rheinhard, het tiende kind maar toen de zevende nog levende dochter op rij. Het gezin Rheinhard heeft in Leest op verschillende plaatsen gewoond : in de Vinkstraat (de toenmalige Koestraat) in het huis van meester Moens (later familie Spruyt). In 1920 nam hij zijn intrek in het huis op de Dorpsplaats waar zijn voorganger Louis Hellemans had gewoond om een paar jaar later te verhuizen naar Kouter nr. 6, het huis van de familie Wouters (Moyson). Nog jong had Jef liederen gecomponeerd op teksten van o.a. R. De Clercq. Zes ervan werden (in 1907) uitgevoerd op de Mechelse beiaard door Jef Denijn en drie jaar later ook uitgegeven. Nadien werden ze nog gespeeld door de Mechelse beiaardiers Staf Nees, Piet Van den Broeck en Jo Haazen. Een tijd ook was Jozef pianoleraar aan het Mechelse Klein Seminarie. Nadat hij zijn kosterstaak niet meer kon opnemen –al bij al was hij net geen halve eeuw koster geweest in Mechelen en Leest samen- duurde het even eer pastoor Coosemans een opvolger vond. Tijdelijk nam Leestenaar Herman Rheinhard de plaats in van zijn vader. Jozef had een hartaanval gehad en leed aan suikerziekte. Hoewel hij gehoopt had gauw naar Mechelen te kunnen weerkeren, overleed hij te Leest op de avond van 14 april 1947, uitgerekend de dag waarop zijn dochter Liezeke burgerlijk getrouwd was. Op zijn doodsbericht staat ze nog als ‘Mejuffer’ vermeld. Op vraag van pastoor Coosemans werd hij begraven met een eerste-klaslijkdienst, hoewel hijzelf dat altijd maar niks had gevonden..
Zijn echtgenote verhuisde in 1948 naar Mechelen, ze zou haar man 23 jaar overleven en bovendien 7 van haar kinderen (+1970). In ‘De Band’ van november 1985 schreef G. Herregods dat het gezin uit acht kinderen bestond : -Maria, geboren te Mechelen in 1903, bleef ongehuwd en was onderwijzeres te Leest (‘juffrouw Maria’) van 1922 tot 1957.
-Gerarda, geboren te Mechelen 30/2/1902 werd regentes snit en naad (bij de ursulinen te Mechelen) en gaf achtereenvolgens les te Willebroek en O.L.Vrouw Waver. Ze trad in in de karmel van Dendermonde (1936) waar ze een jaar later gekleed werd als ‘zuster Godelieve van de H. Eucharistie’. Bij de verhuis van deze karmel naar Moerzeke, verhuisde zuster Godelieve mee. Ze vervaardigde er wassen O.L.Vrouwbeelden onder stolp. Gerarda Rheinhard overleed op 7 februari 1983.
-Anna, geboren te Mechelen op 21/6/1908. Als 16-jarige al wou ze naar het klooster maar vader zei haar te wachten tot ze meerderjarig was : hetzij om te trouwen, hetzij om naar het klooster te gaan. Dus hielp ze moeder bij het huishouden En als net geen 21-jarige ging ze, op Lichtmis 1929, ‘Keyhof’ binnen, het klooster van de annonciaden van Huldenberg, en werd zuster Romualda. In Antwerpen behaalde ze in 1937 het diploma van gasthuisverpleegster en ze werd verpleegster te Wijnegem waar ze zowel in het klooster als in de normaalschool werkte. Tijdens de oorlog kwam ze af en toe nog in het Leestse klooster waar haar familieleden haar konden bezoeken. Later werd ze nog gegradueerde ziekenhuisverpleegster. Ze overleed in de kliniek te Sint-Antonius-Brecht op 6 juni 1973.
-Jos, geboren in 1912, werd huishoudregentes.
-Pauline, geboren te Leest op 9 januari 1917, werd tuinbouwlerares te Berlaar en gaf dan les in het kader van ‘300 urencursussen’. Dit in Blauwberg (Herselt) en in O.L.Vrouw-Tielt (Tielt-Winge). Dan trad ze in bij de zusters Dominicanessen van Bethanië te Lint (1943) en werd zuster Beatrijs. Na Lint verbleef ze in de kloosters te Sart-Risbart (Waals-Brabant) waar de congregatie ‘gevallen meisjes’ opving en te Clermont-Ferrand (Frankrijk). Toen ze in 1948 het klooster verliet –zeker ook om medische redenen- verbleef ze bij een Hollandse familie en gaf dan les te Hoboken in het Sint-Margaretha van Cortona-instituut, een instelling voor verwaarloosde jeugd. Op 27 december 1958 huwde ze te Mechelen haar schoonbroer Paul Van den Eynden (°Tienen 26/11/1920), sinds 4/3/1958 weduwnaar met vier kinderen van haar zus Liezeke (zie hierna). Zelf weduwe geworden (op 23/9/1975) overleed ze in het universitair ziekenhuis ‘Gasthuisberg’ te Leuven op 21 juli 1998.
-Elizabet, (‘Lizeke’) geboren te Leest op 26 juli 1919, trouwde op 19 april 1947 met de hierboven vermelde Paul Van den Eynden. Zij stierf te Duffel in 1958.
-Hilde, werd onderwijzeres en vestigde zich te Mechelen.
-Herman, geboren op 17 mei 1922, trouwde op 30 december 1947 met Victorine Boonen. Hij trok naar Kongo als districscommissaris en overleed in 1967.
Foto’s : -De mechanische maalderij van Fons Maes op de Juniorslaan kort voor de Eerste Wereldoorlog. Op de tweede rij met mooie kledij Victoire Op De Heyde (‘Toor van den IJzeren’), de vrouw van maalder Fons Maes. Zij bevindt zich achter haar twee kinderen : Frans Maes (met fietsje) en Roza Maes met de pop. (Foto : ‘Leest Geweest’, blz. 238) -Jozef Rheinhard. -De familie Rheinhard-Diedens bij de intrede van dochter Gerarda bij de slotzusters te Dendermonde. Van l. naar r. : Marie Rheinhard, moeder Elisabeth Diedens, Jos, Gerarda, Hilda, vader Jozef Rheinhard, Pauline. Onder : Lizeke en Herman. -Maria “Juffrouw Maria” Rheinhard. -Doodsprentje van Elizabet “Lizeke” Rheinhard.
Op 29 september sneuvelde te Londerzeel, bij de eerste schermutselingen, de Leestenaar Ludovicus “Louis” Jacobs. Hij was te Leest geboren op 3 april 1893 als zoon van Frans en Maria Anna Van Loock.Louis diende bij het 12de Linieregiment.
Volgens het ‘Belgian War Dead Register’ sneuvelde hij te Londerzeel St.Jozef, Neeravert en werd hij begraven op de begraafplaats Sint Jozef (graf nr. 28) en uiteindelijk op de gemeentelijke begraafplaats van Willebroek (graf nr. 26) op 5 november 1924.De “Soldaat Tweede Klasse mil 1913 klaroen” had als stamnummer 112/58277.
1914 – 29 september : Uit het dagboek van Domien Van Beveren.
Uit het dagboek van Hombekenaar Domien Van Beveren : “...mijn vrouw en ik reden dan met onze beide kruiwagens met onze drie kleine kinderen op de vlucht.. (...) Wanneer we aan de ijzeren weg gekomen waren begonnen ze weer te schieten en we waren verplicht, gebukt en met een zware last op onze kruiwagen te rijden van aan de bareel tot aan het Hoefijzer. De kogels vlogen om ons heen. Aan de hoeve van Jef Scheers gekomen, was ik de last van het zadel moe en ik wierp hem in de hof. Wij gingen voort tot aan de Winkelstraat, daar stonden de karren, van dewelke een paard zijn zadel verloren had. Ik mag ook niet vergeten te zeggen, dat terwijl wij op de vlucht waren, de windmolen van Stijnenmolen afgebrand is..”(’t Ridderke, nr.4,1996)
1914 – 30 september : Duitse wandaden
“...Jan Baptist De Cuyper, zijne vrouw Francisca De Buyser en Antoon Edward Leemans, landbouwers te Leest uit de Blaasveldstraat, werden bij hunne vlucht, op 30 september 1914, aan het kasteel Lefebvre te Blaasveld, door de Duitsche soldaten gevangen genomen. Ze werden tegen de muur eener woning opzij geplaatst, met den rug naar de Duitschers. Eene ontploffing volgde, en deze drij personen vielen getroffen ten gronde.Leemans bleef roerloos ten gronde liggen, eenigen tijd daarna bemerkende dat de Duitsers vertrokken waren, kon hij, alhoewel zwaar gewond, zich oprichten en verder vluchten in de richting Willebroek, waar hij verpleegd werd. Een zijner armen was verminkt, zoodanig dat hij meer dan zes maand in ‘t gasthuis verbleef ; het gevolg is dat hij zijne werkkracht verloren heeft voor dit lichaamsdeel. Zijne twee gezellen, De Cuyper en vrouw, verloren er het leven bij.Leemans verklaarde dat de Duitschers bij het plegen dezer moorddaden, maar 2 of 3 passen van hen stonden.
Verschillende inwoners der gemeente, waarbij ouderlingen, vrouwen en kinderen waren niet gevlucht. Sommigen werden in de gemeente zelf in eenige huizen bij elkander geplaatst,anderen werden naar Zemst geleid en daar verschillende dagen opgesloten gehouden.
Jaak Teughels werd, na zich verschillende dagen verdoken gehouden te hebben onder een goot, en zich gevoed te hebben met rapen en wortels, door de Duitschers ontdekt. Alhoewel hij alleen niet meer kon gaan, werd hij niettemin naar Mechelen en vervolgens naar Duitschland gezonden. Gelukkig werd hij na korte tijd teruggezonden wegens zijn zwakke gesteltenis.
In bijna alle woningen, door de gevlucht zijnde bewooners verlaten, werd ingebroken. Deuren, kasten, geldkoffers verbrijzeld en den inhoud ervan geroofd. Al wat eenige waarde had als lijnwaad, kleedsel, beddegoed, juwelen en gereedschap werd meegenomen of verbrijzeld door de Duitsche overweldigers.
Veel vee, bijzonder zwijnen en pluimgedierte werd geslacht door de Duitschers, en dit in zulk getal, dat verschillige zwijnenrompen geheel bewerkt na slachting, later in staat van ontbinding op verschillige plaatsen gevonden zijn.
Door de beschieting is groote schade aangericht aan de kerk, dezer meubelen, aan den toren, aan de pastorij, aan de grafmonumenten en aan de omheiningsmuur van het kerkhof. Eene klas der meisjesschool is in brand gestoken en den inhoud is door het vuur vernield. Vele schoolmeubelen zijn door de Duitschers vernield en al de boeken zijn verbrand geworden.” (GA-8/1/1920)
Antoon-Edward Leemans was te Leest geboren op 11 november 1891.Hij overleed er op 14 maart 1960.
1914 – 23 oktober : Jan Victor ROELANTS sneuvelde te Stuivekenskerke
Op 23 oktober sneuvelde Leestenaar Jan Victor Roelants te Stuivekenskerke aan de IJzer. Hij was te Leest geboren op 25 februari 1883 als zoon van Petrus Joannes en Maria Louisa Vertongen.
Bij de zware gevechten om de brug van Tervaete, waar de Duitsers over de IJzer waren geraakt, sneuvelde Victor Roelants. Het waren moordende gevechten : aan de buitengevel van de kerk van Stuivekenskerke, vanwaar de Belgische tegenaanval vertrok, staat een herdenkingsplaats die vermeldt dat die 23 oktober, 1200 Carabiniers en twee derde van het officierenkader niet terugkwamen van die tegenaanval.
In het Belgian War Dead Register vonden we over Victor Roelants nog volgende wetenswaardigheden : Beroep : brouwersknecht. Datum indiensttreding : 1/1/1907. Graad en hoedanigheid : Soldaat Tweede Klasse VAP 1907. Stamnummer : 132/3548/(54338) Eenheid : 2 C 1/1 Doodsoorzaak : vermist. Begraafplaats : graf onbekend.
Op vrijdag 28 maart (jaartal niet vermeld) vond, om 10 uur, in de parochiale kerk van Leest een zielemis plaats.
“De goedheid en de oprechtheid van zijn karakter verwierven hem vele vrienden en de edele gevoelens zijner ziel, gepaard met eene gedienstige vriendelijkheid, schonken hem aller achting. Eenieder betreurt zijn afsterven en zijne gedachtenis blijft gezegend. Hij stierf, niet alleen aan de jongelingen, maar ook aan gansch het volk de geheugenis zijner dood tot een voorbeeld van deugd en kloekmoedigheid nalatende. Dierbare Broeder, Zuster en Bloedverwanten, ik sterf, doch mijne liefde voor u sterft niet; ik zal U in den hemel beminnen gelijk ik U op aarde bemind heb. Eens zullen wij, met vader en moeder die ik thans vervoeg vereenigd zijn. Vaarwel vergeet mij niet in uwe gebeden.” (Uit zijn doodsprentje)
Dokter Max Deauville die zijn ervaringen uit de eerste oorlogsmaanden te boek stelde beschreef daarin hoe hij op 19 augustus 1914 met zijn Regiment 4e Karabiniers, na een uitputtende voetmars, Leest aandeed, onder hen twee Leestenaars Victor Roelants en Jan Huys die beiden later zouden sneuvelen : “...wij marcheren nog uren. Beetje bij beetje, gelukkig vermindert de hitte van de zon. Wij arriveren te Hombeek bij ’t vallen van de avond. De artillerie en enkele andere regimenten gaan hier de nacht doorbrengen, maar wij moeten nog verder gaan tot Leest. Onze schaduwen over de weg worden langer en het wordt donker. De avond wordt fris en dat maakt het marcheren minder zwaar. Toch wordt het tien uur eer wij het dorp bereiken : het bestaat uit enkele schuren en huizen. Er is geen plaats genoeg om ieder van ons onder te brengen. Er wordt dus voor de gelegenheid stro gebracht op het dorpsplein en daarop gaat het merendeel van de mannen slapen. Er worden ook grote vuren aangebracht. De schijn van de vlammen speelt op de witte gevels en de rode daken van de dorpshuizen. De bajonetten van de geweren flikkeren als roodlikkende tongen. Kort daarop is gans het dorpsplein gevuld met neerhurkende gedaanten. Eén van de gemeenteraadsleden blijft permanent op het gemeentehuis. Een lantaarn verlicht een van de gangen, mensen lopen in en uit. Soldaten liggen te slapen in de gangen en op de trappen. We kruipen met tien in een klein vertrekje. Om middernacht reeds moeten zij wakker zijn ! Middernacht ! De vuren worden gedoofd, de donkere rookpluim verdwijnt in slierten de nacht in. Schaduwen kruipen recht op het plein. Hier en daar de gele schijn van een lantaarn. Twintig opgeeiste karren zullen onze ransels vervoeren. Elke wagen is met een zwaar paard bespannen en wordt gemend door een boer. Zij vullen een hele kant van het dorpsplein. De artillerie zoekt te passeren langs een hoek en begint voorbij onze mannen te trekken. Wij krijgen bevel de mannen met zere voeten op de caissons en het geschut te laden. En terwijl de logge kanonnen verder rollen, glijden zij zich tussen de wielen en springen op een bok. De artilleurs vangen hen in ’t voorbijgaan op. Een echt mirakel dat er geen ongelukken zijn ! Na de artillerie komt de infanterie op gang : een zwarte slang in de duisternis. De wagens vertrekken op hun beurt. Acher hen volgt onze lichtere wagen. Langzaam-aan loopt het plein leeg en het stro blijft achter als een bleke vlek onder de schaduw van de lage huizen. Enkele lichamen zijn languit blijven liggen : het zijn mannen die niet meer recht kunnen. Enkelen onder hen trekken we recht om hen op de wagens te hijsen bovenop de zakken. Maar één onder hen is zoo koortsig en uitgeput, dat hij zich niet meer verroeren wil en we laten hem achter aan de goede zorgen van twee vrouwen uit het dorp...” (Dr. Max Deauville in “Jusqu’a l’Yser”)
Foto’s : -Gedachtenisprentje van Louis Jacobs. -Zijn graf op de gemeentelijke begraafplaats van Willebroek. -Doodsprentje van Antoon Edward Leemans. -Als tweede van rechts Victor Roelants met collega’s Karabiniers tijdens een kampperiode in Beverlo. -Zijn gedachtenisprentje.