Tijdens de feestvergadering van 20 januari waren de BJB-meisjes in uniform naar het Lof gekomen om een kleine plechtigheid bij te wonen. Gedurende het Lof hernieuwden 7 meisjes hun toewijding aan O.L.Vrouw. Ze gingen naar voor en legden volgende belofte af : “Ik aanvaard apostel te zijn van Christus en zijn kerk en, gelijk Maria, Christus te dragen naar mijn medemensen.” Hilda Diddens, Maria Emmeregs, Paula Moons, Jeanne Polspoel, Maria Somers, Godelieve Verbruggen en Maria Vloeberghen kregen voor het eerst hun B.J.B.-kenteken en moesten hun handtekening zetten in ’t boek van de B.J.B. Ze kregen hun erelintjes die ze een gans jaar verdiend hadden. Op de feestvergadering nadien werden de nieuwe leden door de pastoor en door alle meisjes gefeliciteerd. Voor en na de godsdienstles was er een korte zangstonde, er werd een nieuw lied aangeleerd : “Het weverkijn”. De meisjes leerden ook een taart versieren. Elke wijk had gezorgd voor een ontspanningsnummertje zodat er veel plezier gemaakt werd en de pastoor had voor muziek gezorgd zodat ze ook konden dansen.
Voor de Lourdesactie werd gekozen voor de “minutenverkoop”. Ieder lid zou alzo 37 minuten verkopen, elk aan 2 fr stuk. De persoon die de minuut gekocht had waarop de wekker bleef stilstaan, had de wekker gewonnen.
Het jaarlijkse wintertornooi ging op 10 februari door te Mechelen. Op deze gewestelijke culturele dag waren 22 BJB-meisjes van Leest aanwezig.
Op 27 mei vertrokken vijf leden van de Vrouwengilde/B.B. en twee B.J.B.-meisjes naar Lourdes : Mevr. Polspoel-Verhaegen, Mevr. Somers-Van den Heuvel, Mevr. De Prins-Verbeeck, Mevr. Van den Brande-Nagels en Juff. M. Absillis. De B.J.B.-meisjes waren : Georgette Daelemans en R. De Donder. Een zeer gedetailleerd verslag verscheen in “DB” van juni ’57 van Georgette Daelemans. (gepubliceerd in deze Kronieken : 27/5/1957)
De B.J.B. richtte dat jaar ook een cursus in voor meisjes ouder dan 20. Telkens waren er 30 aanwezigen waaronder een aantal niet-leden en 5 meisjes van Blaasveld.
Op Kerstdag hielden de BJB-meisjes hun jaarlijkse toneelavond. Ze voerden “De Grote Getuige” op, een familiaal drama in drie bedrijven van E. Van der Cruysse en de komedie “Een dolle proef”. De actrices waren : Mariette Solie, Paula Bradt, Gusta Polfliet, Maria Diddens, Maria Vloeberghen, Jeannine Van de Poel, Greta Vloebergh, Hilda Diddens en Maria Emmeregs. De regie was in handen van Jozef Coeckelbergh. De actrices die de komedie tot een goed einde brachten : Gusta Polfliet, Maria Emmeregs, Paula Moons, Maria Somers, Maria Vloeberghen, Mariette Solie, Roza Somers en Hilda Diddens.
1958.
Op 19 januari werden na het Lof vijf meisjes lid van de Katholieke Actie. Ze werden op de feestvergadering nadien eerbiedig verwelkomd door de pastoor. Helaas werden hun namen niet vermeld in het verslag van De Band. Wel die van Jeannine Van de Poel die op eenvoudige doch mooie wijze het gedicht “Kerstnacht in de loopgraaf” voordroeg en Jeanneke Daelemans die een boeiende spreekbeurt over “Schoon Vlaanderenland” hield.
De Algemene Vergadering van 16 maart stond vooral in het teken van de 19de verjaardag van de Pauskroning. Er werd een eerbiedige hulde gebracht aan de Heilige Vader door het zingen van het Eviva Pio Duodecimo. Georgette Daelemans las voor uit een wereldbrief van Pius XII, geschreven naar aanleiding van de honderdste verjaardag der verschijningen te Lourdes.
“Ware kennis van weefsels” was het onderwerp van de nuttige beroepsles die gegeven werd door Mariette De Prins.
1959.
Op het zomerfeest van 30 augustus te O.L.Vr. Waver eindigden de meisjes van Leest vierde. De overwinning was voor Hombeek voor O.L.Vr. Waver en Blaasveld.
Op Kerstdag hielden de BJB-meisjes hun jaarlijkse toneelavond. Op het programma : zang, reidansen, ritmische oefeningen en het toneelspel : “Het Blanke Negermeisje” naar de roman van C.R. Summer voor damestoneel bewerkt door F.J. Rostink. De rollen waren in handen van Paula Bradt, Mariette De Prins, Emilia Verbruggen, Roza Somers, Florentine Muysoms, Jeannine Van de Poel, Maria Emmeregs, Jeanne Beullens en Maria Vloeberghen. De regie was in handen van Jozef Coeckelbergh.
1960.
“Voor onze cursisten van de Mijarc zijn nu de dagen geteld. We weten dat het voor hen nog zoveel keren dit of dat is en we zien Lourdes echt. Die is dan voor Jeannine Van de Poel, Jeanne Beullens en Hilda Silverans, de gelukkigsten uit onze afdeling. Zij hebben gedurende maanden gespaard en als beloning werd dan ook onder hen de frisco niet, maar het frisco-geld verdeeld. In de Maria-maand zullen ze de Lourdesgrot gaan bestormen met gebeden, gezangen en ook gunsten-voor hen, maar zeker voor onze afdeling…” (“DB”)
Dat jaar werd afscheid genomen van Leonie Muysoms die 5 jaar leidster is geweest. “Al die tijd heeft ze de BJB gediend en het schoonste en ’t beste van haar jeugd en blijheid en vertrouwen geschonken voor de buitenmeisjes. Ook Fernand was bij dit feest van de partij. Beladen met bloemen trokken ze huiswaarts al brommend”.
Op de algemene vergadering van 16 oktober waren 25 meisjes komen opdagen. Therese Wauters was per fiets uit Keerbergen gekomen om praktische wenken te geven over “Hygiëne van het meisje”.
Het toneelstuk dat in 1960 werd opgevoerd was “Vrouwen in paniek” onder leiding van Mr Van den Heuvel uit Hombeek.
Vervolgt.
Foto’s : -Georgette Daelemans -Paula Bradt. - -Mariette De Prins. -Maria Emmeregs. -B.J.B.-meisjes in 1960.
1935 – Zondag 14 juli : Gewestelijke Boerinnenjeugdvergadering en Vlaggefeest.
B.J.B.-Meisjes (later K.L.J.)
De exacte stichtingsdatum van de B.J.B.-meisjes te Leest heb ik niet kunnen achterhalen. De BJB-jongens werden in 1936 gesticht. In Gazet van Mechelen van 17 juli 1935 botsten we op een artikeltje over de wijding van de vlag van de B.J.B. meisjes :
“Zondag ll. kende ’t rustig-stille dorpje Leest een zonnig-blijen dag : gewestelijke boerinnenjeugdvergadering, bij gelegenheid van de wijding der plaatselijke B.J.B.-vlag. Ten 2 ure waren al de jonge boerinnekens der streek verwacht in Leest’s stemmige kerk voor het lof. We mochten er het bezielend priesterwoord aanhoren van E.H. Cleeren, proost, die wees op de betekenis van den dag, die het leger der boerinnenjeugd ten strijde opriep voor Christus-Koning. Aan O.L.Vrouw zijn we toegewijd –zij pronkt immers op onze vlag, zij zal ons helpen in ons apostolaat. E.H. Cleeren overweegt nog de betekenisvolle woorden onzer dagelijkse B.J.B.-opdracht, en zet ons aan ze trouw elke dag op te zeggen. Volgt dan de wijding der vlag door Z.E.H. Beuckelaers, pastoor, vernieuwing onzer toewijding aan O.L.Vrouw, en alle posten buigen diep eerbiedig neer voor den zegen van het Allerhoogste. De vlaggen vooraan, gaat nu een korte optocht door de landelijke straten en weldra bevat de net opgesmukte zaal al de aanwezigen. Dadelijk heerst een gezellige stemming, want mej. Rheinhard, leidster, stuurt na gebed en bondslied op eigen wijze hartelijk welkom tot allen, dit is tot Z.E.H. Pastoor en andere heren proosten, het bestuur der boerinnengilde en het bestuur der boerengilde, beide vol belangstelling voor hun jonge afdeling ‘de Boerinnenjeugd’ en de afgevaardigden van Leuven. Vooral gaat haar welkom tot de talrijk opgekomen B.J.B.-meisjes. Mej. De Craene heet eenieder welkom, vooral vanwege Leuven : Boerinnenbond en Boerinnenjeugdbond. Mej. Rheinhard leidt verder op onverbeterlijke wijze de vergadering. We kregen te horen en te zien : een zeer belangrijk verslag. ‘Hoe bekomen we regelmatigheid en tucht in onze jeugdafdeling,’ uitgebracht door de leidster van Waarloos. Goede en nieuwe gedachten voor eigen werking dragen we er allen van mee. ‘Hoe wekken we belangstelling voor de landbouwlessen’ wordt besproken door de leidster van Bonheiden. Insgelijks heel interessant. Leest komt nu voor de pinnen met het puik uitgevoerd spreekkoor ‘Vaandelwijding’ dat terecht allen bijval oogstte. Mej. Wuyts van de Boerinnenbond onderhoudt ons dan in een passende toespraak over ons B.J.B.-ideaal, over ons apostolaat. We onthouden vooral wat ze zegde over de macht van ons voorbeeld : onze voornaamheid, de invloed van ons uiterlijk kenteken, als uniform, pots, vlag. En nadat het ernstig deel goed zijn recht kreeg, volgt de ontspanning. Puurs komt gezwind voor met : ‘Dat is het boerke naar de zin’, Duffel met ‘Dikke Trees’. Twee luimige nummertjes, die er goed bij mochten. Als slot geeft Leest een fijne klucht ten beste, die allen hartelijk deed lachen. Nog een gezamenlijk ‘Geloofd zij Jezus-Christus’ en af was het programma. Een dag waar we nog eens graag aan terugdenken.” (GvM, 17/7/1935)
Met de stichting van Milac in Leest in 1953 kwam er ook een periodiek voor de miliciens van Leest en dra kregen ook andere verenigingen hun forum in “De Band” waaronder de B.J.B. Zo stuitten we op verschillende verslagen van deze vereniging waarin we een beeld krijgen van vele van hun activiteiten. Hierna chronologisch een samenvatting van de meest representatieve verslagen.
1955.
Op 7 augustus 1955 hielden de B.J.B.-meisjes hun Zomerfeest te Grasheide-Putte. De dag werd ingezet met een communiemis en om 9 uur vertrokken een 30-tal meisjes vanuit Leest in uniform. Met 13 afdelingen waren ze in Grasheide samengekomen tegen 10u30 waarna ze in groep naar de kerk gingen voor het Lof. Aan de ingang vormden de vlaggen de erewacht en het Lof werd gezongen door de meisjes van O.L.Vrouw Waver. Daarna gingen alle deelnemers al zingend naar het feestterrein. De openingsparade kende een overweldigend succes bij de toeschouwers en dan volgden de dansen en de kampspelen. De meisjes van Leest waren de grond van Grasheide niet gewend, zij voelden weinig vastheid onder hun voeten en bij ieder kampspel verloor er wel iemand het evenwicht, nefast voor de einduitslag. De Charade met prijskamp voor de toeschouwers werd gewonnen door Yvonne De Boeck. De afdeling van B.J.B.-Leest eindigde uiteindelijk vijfde. Het Zomerfeest werd besloten met een dankwoord door de Gewestleidster, door de Proost en dit met een vurig gebed en een afscheidslied.
In de laatste vergadering van 23 augustus zorgde Mariette De Prins voor het thema “beroepsvorming”. Deze keer ging het over “Koude Schotels”. Het Lievevrouwbeeldje dat uit Lourdes was meegebracht door Irma Selleslagh werd door het lot toegewezen aan Mathilde Verbruggen.(Verslag van L. De Smet in “De Band” nr. 8 van 1955)
1956.
Op zondag 15 april 1956 kwamen de B.J.B.-meisjes van Leest en van de omliggende dorpen samen in “Ons Parochiehuis” om de recollectie geleid door pater Elibeer te volgen. Reeds van zaterdagavond had Louisa Vloebergh met leden van haar wijk, de lokalen klaargezet. Niettegenstaande dreigende wolken toch 42 aanwezigen. “Na een stijlvolle openingsformatie en een kort inleidend woordje gingen we in stille ingetogenheid naar het lokaal voor een eerste onderricht dat handelde over de gedachte aan de Eeuwigheid, die ons de zin van het leven beter helpt begrijpen en ons leven te richten. Te 11 uur baden we gezamenlijk het rozenhoedje. Onze aanhankelijkheid aan Onze Lieve Vrouw zongen we vurig uit door het Toewijdingslied van de BJB aan O.L.V. De tweede onderrichting ging over het gebedsleven. Te 12 uur spraken we gretig onze knapzak aan. Zo vlug mogelijk gingen we over tot het spel. Alle meisjes deden mee aan de volksdans. Te vlug was het weer tijd om te eindigen. Om de tweede helft van onze recollectiedag in te zetten, zongen we het “Eucharistisch Strijdlied”. De pater sprak over Onze Lieve Vrouw, onze Moeder en onze Toevlucht en over Lourdes. Even voor twee uur stapten we al zingend naar de kerk om het Lof en de Kruisweg bij te wonen. Hierna hadden we een korte vergadering. Maria Polfliet leidde een flinke formatie. Met vreugde verwelkomden we onze dierbare leidster, Maria Vrints. Georgette Daelemans las een mooi verslag voor van de vorige vergadering. Geestdriftig lieten we onze jeugdliederen weerklinken. Maria Emmeregs droeg voor : “Bloeiende …(onleesbaar)” door zuster Maria-Jozefa. Het leiderswoord handelde over “Keurig en voornaam naar buiten”. Hierop gaf Mariette De Prins enige uitleg over het Katholiek Jeugdcongres te Mechelen en deed zij nog een laatste oproep opdat we er allen zouden aan deel nemen. De H. Mis-vertegenwoordiging blijft steeds ons grootste actiepunt, daarom moeten we weer eens flink ons best doen om deze actie goed te doen lukken. Met het oog op de komende zomermaanden sprak Gusta Polfliet in de praktische les over “Fijne Meisjes kleding”. Eindelijk konden we overgaan tot de trekking van de Lourdesreizen. De gelukkige winnaars waren : José DE SMET en Jeanne POLSPOEL. Wij danken zeer al de mensen en meisjes die ertoe bijgedragen hebben onze Lourdesactie te doen lukken, want het is door hun hulp dat twee afgevaardigden kunnen meegaan. Zij zullen voorzeker genaden bij God en O.L.V. afsmeken voor alle mensen van Leest. Wij verlangen dan ook vurig dat allen met deze bedevaart zouden meeleven en meebidden. Vertrek : 7 mei, thuiskomst 15 mei. Na een begeesterend woord van onze diocesane leidster Maria Vrints, deed onze Z.E.H. pastoor het gebed. Wij danken God voor deze heerlijke dag. Voor de BJB-meisjes, Leonie Muysoms.” (“DB”, nr. 5 van 1956)
Op zondag 8 juli kon, onder een heerlijke zomerhemel, te Leest het gewestelijk zomerfeest doorgaan. Afdelingen van Blaasveld, Putte-Grasheide, Hombeek, Mechelen, O.L.Vr.Waver, Peulis, Putte, Rijmenam, St. Katelijne Waver, Tisselt en Leest namen er aan deel. Na het Lof stapten de afdelingen naar de feestweide in de Elleboogstraat. “Het programma werd geopend door een formatie. De blauw-witte uniformen en de frisse kleuren van de vaandels kwamen bijzonder tot hun recht door de stralende zon. Na het gebed, het Bondslied en het “Eviva Pio”, sprak juffrouw Van Beersel, gewestleidster, het welkomwoord uit. Zij begroette Z.E.H. Coosemans pastoor, E.P. Omer onderpastoor, juffrouw Rheinhard voorzitster van de Boerinnengilde, dhr Verschueren Schepen van Openbaar Onderwijs, de heren Wijnants en Hens leden van het arrondissementeel bestuur van de Belgische Boerenbond, juffrouw Vrints diocesaan leidster, juffrouwen Jacobs en Van Aken clubleidsters, dhr Victor De Laet voorzitter van de Boerengilde en dhr Louis Solie voorzitter van de K.W.B. Een hartig woordje had de gewestleidster over voor de familie Verschueren, eigenaar van de feestweide, voor haar gulle gastvrijheid en ook voor de BJB-jongens voor hun medewerking. Hierna volgden talrijke volksdansen, ritmische oefeningen en kampspelen. Als intermezzo bracht de B.J.B.-er Fons De Smet een prachtig staaltje van vendelzwaaien. “Wees fier, Moeder, ik draag de vlag. Mijn handen zijn te sterk om tere kransen te weven. Ze zijn gewend aan ruwer werk. Mijn hart draagt een dieper merk Het brandt van een ander geven…”
En de “Nonnen van de Belgische Boerinnenbond” dansten verder : Duitse wals, Narzissus, Rheinlander, Toselli serenade, Vijfparendans, Vlaggezigzag, Molenmazurka, Zweedse Maskerade…
Dan de prijsuitreiking :
1. Putte.
2. O.L.Vr. Waver.
3.Grasheide, Rijmenam, St. Kat. Waver.
4. Peulis, Blaasveld.
5. Leest.
6. Hombeek.
7. Mechelen.
8. Tisselt.
Tot besluit werd er een receptie aangeboden aan de speciale genodigden. Origineel en prima !”
Vervolgt.
Foto’s : -De B.J.B. meisjes in 1935 (LG, blz. 187). Boven : Maria Leemans, Louisa Fierens, Mathilde Absillis, Maria Beullens, Mathilde De Wit, Maria Bradt. Midden : Pelagie De Laet, Louisa Somers, Roza Lamberts, Maria Robeyns, Mathilde Diddens, Bertha Diddens, Anna Geerts, Louisa Van de Velde. Onder : P. Erszebeth, Leontine Verbeeck, Maria Busschot, Emmerance De Hondt, Pauline De Hondt, Angéle Van Praet, Louisa De Prins en Clementine Brugghemans. -Maria Polfliet. -Haar zus Gusta Polfliet naast Emmerence Van den Heuvel.
“De fanfare ‘Arbeid Adelt’ zal op de dagen van 13 en 14 januari e.k. haar jaarlijksch Ste Cecilia- of teerfeest houden, feest dat zal voorafgegaan worden met eene piëteitsvolle nagedachtenis aan de overledenen der maatschappij te brengen door het celebreren eener H. Mis, maandag a.s. te 9 uur ter hunner intentie opgedragen.” (GvM, 9/1/1935)
1935 – 17 april : Erge aanrijding te Mechelen. Een meisje dodelijk gewond.
“Woensdagvoormiddag, kwart na 10 ure, gebeurde aan de Koeipoort te Mechelen een erge aanrijding, die wellicht en doodelijken afloop zal hebben. De 15-jarige melkverkoopster Alice Desmedt, wonende in het dorp te Leest, kwam met haar fiets waaraan twee melkstoopen, over de brug gereden om den Lierschensteenweg op te draaien. Van dezelfde baan kwam een met 4 ton steenen geladen vrachtauto, van Terhaegen en gevoerd door J. Hallewaeys. Toen de camion de Frans Halsvest wou opzwenken geraakte het meisje er onder, het zware achterwiel ging haar over het lichaam, zoodat ze in bedenkelijken toestand naar het gasthuis moest gevoerd worden, ndat Dr. Mutsaerts en een priester, geneeskundige en geestelijke hulp boden. Men vreest het ergste. De gendarmen openden het onderzoek en waarschuwden het Parket, dat ten half een ter plaatse kwam.” (GvM, 17/4/1935)
Alice Karolina De Smedt was geboren te Leest op 3 april 1920 als dochter van Jan (‘Jankske den Bakker’) en van Virginia ‘Virske’ Van Crombruggen . Ze zou het ongeluk niet overleven, ze stierf dezelfde dag 17 april 1935 te Mechelen.
“Trouw lid van de B.J.B. schikte zij haar leven en haar gedrag naar de wet van Kristus. Aanminnig, toegevend, zachtzinnig, dit alles ging gepaard met een jonge werklust, met een minzamen omgang met haar huisgenoten en haar jeugdige gezellinnen. Teergeliefde en diepbeproefde Ouders, lieve Broeders, ’n bloem groeide en bloeide met ’n weelderige pracht, toen een storm opkwam en met geweld de stengel brak en de bloem ten gronde sloeg. Dit was ook met mij. Te midden mijner bezigheden werd ik door den dood verrast. Treurt echter niet als hopeloozen, maar bidt : Dat uw wil geschiede, o Heer. Binnen korten tijd zien wij elkander weer, en wezen wij malkaar indachtig in onze gebeden.” Uit haar gedachtenisprentje.
De begrafenis vond plaats op 20 april om 09u30 en de kerkelijke lijkdienst, voorafgegaan van de vigil., geschiedde op 24 april om 09u30 in de kerk van Leest.
1935 – Zondag 26, maandag 27 en dinsdag 28 mei : Vlaamse Kermis.
“Die dagen en ook op zondag 1 juni, wordt op de hoeve van heer P. De Prins een Vlaamsche Kermis ingericht ten voordele der Fanfaremaatschappij ‘Ste-Cecilia’. Allerlei feestelijkheden zullen plaats hebben. Men raadplege de programmas.” (GvM, 25/5/1935)
1935 – 11 juni : Overlijden van Jozef Theofiel SELLESLAGH.
Jozef Selleslagh was nog geen 35 toen hij overleed. Dit gewezen gemeenteraadslid en vaandeldrager van de Fanfare St.-Cecilia was te Leest geboren op 13 augustus 1900. Hij woonde tot aan zijn huwelijk met Rosalie Verbruggen aan de Alemstraat. Hij deed mee aan de gemeenteraadsverkiezingen op de lijst van de Blekken en werd tweede opvolger. Later zou de fanfare in die hoek van de gemeente nog kandidaat-gemeenteraadsleden zoeken, maar niemand uit deze wijk en op de lijst van de Blekken bracht het ooit tot raadslid. Vanaf ongeveer 1921 tot aan zijn overlijden op 11/6/1935 te Leest was hij vaandeldrager van St.-Cecilia.
In Leest was Jozef Selleslagh beter bekend als ‘Jef van Toenke Sjarels’ en hij was een oom van het bekende muzikale broederpaar Edward en Victor De Maeyer. Zijn weduwe Rosalia Verbruggen was te Leest geboren op 25 juni 1903 en overleed te Mechelen op 2 mei 1967. Zij was hertrouwd met Alfons Rens.
Bijgevoegd : -Gedachtenisprentje van Alice De Smedt. -Jozef Theofiel Selleslagh. -Zijn doodsprentje.
1934 – 6 november – GvM : Constant Huys in de zes dagen te Brussel.
“We vernamen dat Constant Huys na zijne schoone koers van zaterdagavond in het Sportpaleis van Brussel aangeworven werd voor de aanstaande 6 dagenkoers aldaar. Met genoegen zal ieder de aanwerving van Huys vernemen, want zoo er een moedig renner is, dan mag men zeggen dat Stan een der allermoedigste is. En wat er veel tot bijdraagt, om de sympathie te verrechtvaardigen die de renner van Leest overal geniet, dat is zijn opgeruimd karakter. Aangenaam van omvang, aller gedientig en voorkomend zijn, is hoofdzaak bij Huys. En dat is veel : wanneer men dan wat athletische gaven bezit, is het niet te verwonderen dat de dag komen moet waarop loon naar werken komt.” (GvM, 6/11/34)
Volgens de stamboompagina van de familie Keysers-Huys en geschiedkundige David Wellens was Constant “Stanne” Huys een zoon van de uit Blaasveld afkomstige Willem Frans Huys en van Rosalia Peeters uit Heindonk. Hij werd te Heffen geboren op 13/7/1910 en overleed op 61-jarige leeftijd te Bonheiden op 6/10/1971. Zijn volledige naam is Constantinius Guillielmus Ludovica Huys. In 1910 staat hij vermeld in de bevolkingsregisters van Heffen, zijn ouders woonden toen op de Steenweg op Heindonk 68. In de verkiezingslijsten van Heffen van 1966 wordt hij niet meer vernoemd. Hij was professional van 1932 tot 1945 en lange tijd houder van het Belgisch uurrecord.
Een broer van Constant, Arthur (°Heffen 7/11/1911, +Bonheiden 24/6/1974) was lange tijd burgemeester van Heffen en kabinetschef van minister-staatssecretaris André Vlerick. Volgens Rik Lauwens hadden Stanne en een broer een verf- en behangwinkel in de Kazernestraat te Heffen. Ze deden ook schilderwerken bij mensen thuis en door dat werk kwamen ze in alle omliggende gemeenten. Ze waren heel bekend en geliefd aldus Rik, door hun uitstekende arbeid. Zo heeft Stanne nog de voorplaats geschilderd van de ouders van Rik (Jan en Mathilleke Lauwens-De Bruyn), in de woning in de Kouter die later bewoond werd door aalmoezenier Herregods. In de jaren ’50 hebben ze ook het interieur van de kerk van Leest geschilderd. Dat was onder pastoor Coosemans. Voordien was de kerk tot boven in de nok in het rood geschilderd.
Ooit kreeg Rik Lauwens een koersfiets van Constant, een echte piste-fiets. Maar het was een afdankertje, hij heeft er amper een half jaar mee gereden, er mankeerde van alles aan. Het palmares van Stanne Huys is ons niet bekend maar op 5 september 1933 werd hij in Brasschaat 3de in een wegrit voor het kampioenschap van België. Winnaar werd Louis Duerloo voor Joseph Vanderhaegen. Sylvere Maes werd vierde en Romain Maes vijfde.
In “Het wielrennen in België tijdens WOII” van Geldhof en Vanijsacker botsten we op zijn oorlogse periode : “…Roger De Neef (1905-2001) en Constant Huys (1910-1971) maakten gedurende het voorjaar van 1940 het mooie weer op de piste van Buenos Aires. Samen met een tiental Europese renners hadden ze vanuit de haven van Marseille koers gevaren richting Argentinië. Van Buenos Aires trokken de Belgen vervolgens voor een half jaar naar Chili, waar ze opnieuw voor een aardige som geld de show stolen op de piste. Huys en Neef reisden tijdens de Tweede Oorlog het Latijns-Amerikaanse continent af en zouden pas aan het einde van de oorlog naar hun vaderland terugkeren.” Zie foto’s onderaan.
1934 – 27 november – GvM : Rechtbank van Mechelen – Grafschennis.
“De grafmaker der gemeente Leest stond onder de beschuldiging van aldaar op 20 juni 1934, een graf te hebben geschonden, en een zinken kist te hebben ontvreemd, feiten waarvoor hij ter rechtbank te Mechelen 6 maanden gevang opliep, met 700 fr. boete of nog een maand, plus 3 maanden gevang, 350 fr. boete of nog 15 dagen gevang.”
1934 – 5 december – GvM : Rechtbank te Mechelen – Woonstschennis.
“Een drietal personen uit Leest, J. Jan, St. Maria en A. Leon, waren ervan beticht van te Willebroek in de nacht van 22 op 23 juli l.l. met geweld in eene afsluiting te hebben vernield en nachtrumoer te hebben gemaakt. De volgende straffen worden daaromtrent uitgesproken : de eerste 700 fr. boete of 1 maand gevang, de tweede 350 fr boete of 15 dagen gevang, met uitstel 3 jaar, de derde werd vrijgesproken. De twee eersten moeten de som van 300 fr. aan de burgerlijke partij betalen.”
1935 – Alfons Hellemans keizer op de liggende wip.
“Na de eerste wereldoorlog werd enkel nog geschoten op de liggende wip en op doelen. In het lokaal bij Huybrechts in de Dorpstraat (zaal Sint-Cecilia) was de schuttersvereniging ‘Ons Vermaak’ aktief en in de zaal ‘Boerenhandel’ bij Petrus Van den Eede was nog een andere liggende wipmaatschappij onder de naam ‘De Vrijschutters’. Beide verenigingen overleefden de tweede wereldoorlog niet.” (LG, blz. 165)
In deze kronieken bij datum 9/2/1936 wordt de zaal in de Dorpstraat ‘De Vlaamsche Leeuw’ genoemd en de wipmaaschappij ‘Ons Vermaak’ (ook op 11/10 en 20/11/1939) Alfons Hellemans werd in 1935 keizer op de liggende wip. Foto onderaan.
Foto’s :
-Constant “Stanne” Huys. -Het interieur van de kerk van Leest werd geschilderd door de broeders Huys. (Foto : Hugo Lauwens) -Keizer Alfons Hellemans.
Man tracht zijn aanstaande vrouw neer te schieten “Een moordpoging, waarvan de oorzaak nog niet geheel is vastgesteld, heeft te Heffen plaatsgehad. De 33-jarige Ivo De Schoenmaeker, landbouwer, wonende in de Hertstraat te Heffen, had trouwplannen. De vrouw waarmede hij in het huwelijk wilde treden was de 45-jarige weduwe Maria Jacobs, moeder van vier kinderen, wonende in de Blaasveldstraat te Leest. Waarschijnlijk zijn er tusschen beiden meningsverschillen geweest. Zondagmiddag was de vrouw Apers, geboren Jacobs, gaan kaarten met de familieleden van De Schoenmaeker. De man zelf was afwezig. Toen hij om vijf uren binnentrad, trok hij plotseling een revolver en schoot vijf achtereenvolgende kogels naar de weduwe Apers, die in de zijde en in de schouders getroffen werd. Niettemin gelukte zij er in de vlucht te nemen naar haar huis, waar zij zich onder geneeskundige behandeling stelde. Het bleek dat de wonden niet levensgevaarlijk zijn. De vrouw werd naar het gasthuis van Willebroek overgebracht. De dader die de vlucht had genomen onmiddellijk na zijn laffe daad, keerde zondagavond weer naar zijne woning waar hij door de gendarmen van Blaasveld werd aangehouden. Het parket van Mechelen is op de hoogte van de moordpoging gesteld.” (GvM,11/6/1934)
Op 14 december verscheen de uitspraak in GvM : “Op zondag 10 juni 1934 had er te Heffen een drama plaats, waarvan we destijds alle gegevens hebben meegedeeld. Het betrof de moordpoging door De S., landbouwer te Heffen, welke trouwplannen had opgevat met weduwe J., landbouwster, en moeder van vier kinderen, wonende te Leest. Deze laatste op bezoek zijnde bij familie van betichte, werd er om 5 ure door hem aangetroffen. Bij het ontmoeten der vrouw, loste hij vijf revolverschoten op haar. Getroffen in de zijde en aan de schouder, werd het slachtoffer naar het gasthuis van Willebroek overgebracht, en de dader aangehouden. Bij arrest der inbeschuldigingstellende Kamer van Brussel werd de dader op datum van 22 november ll. naar de Boetstraffelijke Rechtbank verzonden, die op hare beurt, op 13 dezer uitspraak heeft gedaan. Betichte stond onder beschuldiging van vrijwillige verwondingen te hebben toegebracht ; ten tweede van het dragen van verboden wapens en ten derde van dit wapen niet te hebben aangegeven. In deze droeve zaak werden een vijftal getuigen opgeroepen. Voor de burgerlijke partij trad op meester De Ridder, voor betichte meester Van Kesbeeck. De rechtbank velde het volgende vonnis : 1. Vijftien maanden gevang, 350 fr. boete of nog 15 dagen gevang. 2. Drie maanden gevang, 700 fr. boete of 1 maand gevang. 3. 700 fr. boete of 1 maand gevang en de kosten van het geding met lijfsdwang van 1 maand. Aan de burgerlijke partij heeft hij te betalen 1780,50 fr., met lijfsdwang van 1 maand gevang.”
Ivo De Schoenmaeker was te Heffen geboren op 25 december 1898 als zoon van de landbouwer Jan-Frans De Schoenmaeker en van Catharina Antonia De Vleeshouwer. Hij was een buitenbeentje en het zwarte schaap van de familie. Voor de Tweede Wereldoorlog baatte hij een “rendez-vous“ huis uit in het Mechelse Blauwhondstraatje. Toen de weduwe Apers hun relatie wou verbreken heeft hij haar beschoten met een revolver. Maria Paulina overleefde de aanslag en na zijn gevangenisstraf te Mechelen vonden de twee elkaar terug met een huwelijk tot gevolg. Op 10 april 1937, amper drie jaar na de moordpoging, zou hij zijn slachtoffer trouwen.
Maria Paulina Jacobs, zij was herbergierster in de Tisseltbaan te Leest, was te Leest geboren op 6 december 1890 als dochter van Petrus Ludovicus Jacobs en Anna Maria Seraphina De Laet. Zij was de weduwe van Frans Alfons Apers, een broer van Jozef Apers, de uitbater van het Brughuis.
In 1938 verhuisden Ivo De Schoenmaeker en Maria Paulina Jacobs met de kinderen uit haar eerste huwelijk (Franciscus Albert, Cesar Albert, Edmund Renaat en Emerentia Maria Julia Apers) van de Putsesteenweg in Sint Katelijne Waver naar de Nekkerspoel in Mechelen en datzelfde jaar naar de Molenweg te Heffen. In 1943 vestigden zij zich in de Statiestraat nr. 37 te Mechelen. Ivo De Schoenmaeker overleed voor het jaar 1954. Maria Paulina Jacobs overleed op 22 december 1954 na een verkeersongeval op de Mechelse Leuvensesteenweg. Ivo De Schoenmaeker was een broer van mijn grootmoeder Sofie De Schoenmaeker.(MVH) Zie foto’s onderaan.
1934 – 6 juli – GvM : Rechtbank van Mechelen – Vrijwillige vernieling.
“Een zekere A. Frans, landbouwer te Leest, stond onder de verdenking van in den nacht van 13 op 14 mei l.l., vrijwillige vernieling te hebben bedreven op het veld van een dorpsgenoot. De rechtbank veroordeelt hem voor dit feit tot 700 fr. boete of 1 maand gevang.”
1934 – Zondag 8 juli : Beginnelingenkoers te Leest.
Uitslag 1.Van Gucht 2. Van Damme 3.Van Dyck. “Renner Robijns van Leest rijdt op een moto die op de weg stond…” (GvM, 9/7/34)
1934 – 9 juli – GvM : Onrustwekkende verdwijning Willebroeck.
“De genaamde Philomena De Borger, geboren te Leest, op 5 november 1912, wonende bij hare ouders, Overwinningstraat 58 te Willebroek, heeft sinds zondag 1 juli ll. de ouderlijke woning verlaten, en sinds 7.30 ure ’s avonds, is men er alle spoor van verloren. Daar men voor een gebeurlijk ongeluk vreest, worden door de politie opzoekingen gedaan naar het verdwenen meisje, dat nagenoeg beantwoordt aan onderstaande persoonsbeschrijving : Groot : 1,50 m; zwart haar; bruine oogen; witte sloeffen; zwarte kousen; roos kleed, met zwarten band van onder. Men veronderstelt ook dat het meisje zou kunnen ronddwalen in de omliggende gemeenten. Bij ontdekking er van, wordt men verzocht het meisje ter beschikking te houden, en de Willebroeksche politie te verwittigen. Teleoon : 109.”
1934 – 11 juli – GvM : Rechtbank van Mechelen – Wederzijdse slagen.
“De smid, C. Karel, wonende te Tisselt en C. Philomena, wonende te Leest, hadden op 7 mei ll. te Tisselt, onderling een bokspartijtje gehouden, zelfs had de tweede zich gewapend met een matrak. De rechtbank is met zulke dingen weinig gediend en stuurde den eerste naar huis met 350 fr. boete of 15 dagen gevang plus 700 fr. boete of 1 maand gevang. De tweede kwam er vanaf met 175 fr. boete of 3 dagen gevang, met uitstel van 3 jaar.”
1934 – 16 juli – GvM : Verpesting.
“In de jongste gemeenteraadszitting kloeg heer Houthuys terecht over de stank en bijkomende zaken, veroorzaakt door het straatmest, komende van Antwerpen en uitgestort aan de vaart tusschen Heffen en Battel. …
Om het even, de stad Mechelen kan in die kwestie weinig of niets uitrichten, dan met de besturen van LEEST en Heffen te Antwerpen protesteren tegen de hier bedoelde verpesting. …”
1934 – 20 juli – GvM : Plechtige prijsuitdelingen Sint Romboutscollege Mechelen.
“Deze plechtigheden zijn voor het College doorgegaan op woensdag 18 dezer voor de voorbereidende afdeling en donderdag 19 juli voor de leerlingen der beste Humaniora-afdelingen; de laatste onder het voorzitterschap van Mgr. Tessens, groot-vicaris, voorzitter van het groot seminarie alhier,en afgevaardigde van Zijne Eminentie den Kardinaal Aartsbisschop, bijgestaan door het Beschermingscommiteit van het College. De prijsuitdeling ging door in de grote feestzaal van het gesticht en was voorafgegaan door toneel- en toonkundig gedeelte, dat zeer in den smaak van het overtalrijk publiek viel, en ook allen bijval genoot. Moderne humaniora, vierde klas : eerste prijs, Alfons VAN ROEY, Leest.”
“Slaagden in het overgangsexamen van het 1ste naar het 2de studiejaar. Met voldoening : Selleslagh Amelie van Leest.”
1934 – 28 juli – GvM : Examenuitslagen Middelbare Land- en Tuinbouwschool Mechelen
“Uitgangsdiploma toegekend na drie studiejaren en na het afleggen van een theoretisch en practisch eindexamen, in aanwezigheid der afgevaardigden van Staat, Provincie en Beheerraad. Met de grootste onderscheiding : Lodewijk Robijns van Leest. Met voldoening : August Van Moer van Leest.”
1934 – 4 augustus – GvM : Examenuitslagen Hogere Normaalschool voor Landbouwhuishoudkunde Berlaer Tuinbouwafdeling.
Behaalde het diploma van tuinbouwhuishoudkundige regentes : V. Diddens, Leest.
1934 – 9 augustus – GvM : Ongeval.
“Bij het wegrijden veroorzaakte de auto van de firma Huyghebaert, in de St Jansstraat een ongeval dat hier ook weeral goed verliep. Aan de Apostolinnen stond de melkboer Jozef Steemans van Leest met zijn triporteur, en was melk aan het overgieten. Ten gevolge van de gans verwrongen as kon de voerder moeilijk het stuur van de wagen houden en reed de triporteur aan. De melkboer Steemans werd ten gronde geworpen, doch bekwam geen letsel. Echter zijn triporteur was gans ontredderd, en tientallen lieters melk gingen verloren. De politie, die verwittigd werd, heeft de nodige vaststellingen gedaan.”
1934 – Zaterdag 11 augustus : Fietsen gestolen.
“Vrouw Philomeen Van Loo, van Leest, uit de Kapellestraat 13, was zaterdagmorgen per fiets naar Mechelen gekomen. Zij plaatste haar rijwiel op de koer der herberg Teugels op de Graanmarkt, om in de tussentijd haar boodschappen te doen. Rond 11 uur kwam zij om haar rijwiel te halen maar het was verdwenen…”
1934 – 24 oktober : Begrafenis te Leest van Jan Borgers.
“Men verzoekt ons het overlijden te melden van Mijnheer Jan Borgers, echtg. van mevr.B. Huyghebaert, geboren te Mechelen, op 18 mei 1890, aldaar overleden op 20 oktober 1934. Bediend van de HH. Sacramenten. Lijkdienst, gevolgd van de begrafenis in de familiekelder te Leest, op woendag 24 oktober ten 11 ure in de kerk van O.L.Vr. over de Dijle. Vereniging ten sterfhuize, Van Benedenlei 63 Mechelen ten 10.30 ure.” (GvM, 23/10/1934)
Foto’s : -Ivo De Schoenmaeker. -Maria Paulina Jacobs.
1932 – Vrijdag 11 november : Woedende vrouw te Leest.
“De gezinnen D.P. en V. wonende te Leest, leefden sinds langen tijd in onmin. Vrouw D.P. , die zich vrijdag namiddag in een herberg bevond, zag daar vrouw V. voorbijgaan. In dolle woede sprong ze buiten en bracht haar vijandin twee stampen toe op den buik. Het slachtoffer zeeg neer en werd door geburen naar haar woning gebracht. De ongelukkig moest eene heelkundige bewerking ondergaan en haar toestand is uiterst zorgwekkend. De plichtige werd ter plaatse aangehouden. Zij uitte niets anders dan onsamenhangende woorden. Zij werd naar het gasthuis van Mechelen overgebracht alwaar men haar geestestoestand zal onderzoeken.” (GvM, 15/11/1932)
1932 – 31 december : Balans ‘NV Mechelsche Houthandel’.
Werd gepubliceerd in GvM van 1 maart 1933. In de beheerraad vonden we de naam terug van een Leestenaar : L. Moyson, zonder beroep uit Leest-bij-Mechelen.
1933 – De familie Scheers bij huwelijk Jozef Selleslagh – Clotilde ‘Mathilde’ Scheers.
Enkel het jaartal van dit huwelijk is me bekend. Clotilde, men noemde haar Mathilde, was de derde dochter van Jef Scheers en van Hendrika Van Causbroeck van de ‘Kroningerhoeve’ (ook ‘Cruininghemhof’ of ‘de hoeve van Scheers’). Vader Jan Jozef ‘Jef’ Scheers was te Leest geboren op 8 december 1869 en zou er overlijden op 22 april 1946. Hij was medestichter en lid van de fanfare St.-Cecilia van Hombeek-Plein. Moeder Sofie Hendrika Van Causbroeck was te Hombeek geboren op 13 oktober 1870. Zij overleed te Leest op 4 augustus 1965, op de drempel van haar 95ste verjaardag.
De naam ‘Cruyninghem’ zou afkomstig zijn van de aanvankelijke eigenaars. Het hoevetje zelf is een van de oudse best bewaarde gebouwtjes van Leest. Het staat reeds op de kaart van 1723 van Jan Van Acoleyen. Het deed toen dienst als buitenverblijf van kanunnik Blondeau. De schuur is van latere datum. Door erfenis kwam de Kroningerhoeve later aan de familie de Cannart d’Hannale-Dutrieu de Terdonck. De omwalling rond de weide achter de schuur gelegen, laat de mogelijkheid open dat op deze ‘motte’ in het verleden een gebouw zou hebben gestaan. De sporen van de vroegere grachten zijn nog te zien. (Foto’s onderaan)
1933 – Dinsdag 10 januari : Herbenoeming Victor De Laet.
“Dinsdag ll. kwam hier de tijding toe dat heer Victor De Laet door den Koning was herbenoemd tot burgemeester der gemeente. Vreugdeschoten werden gansch den dag door gelost. Goed heil, Burgemeester De Laet.” (GvM, 13/1)
Zijn benoeming verscheen in het Staatsblad van 9 januari 1933. (Foto onderaan)
1933 – Donderdag 16 februari : Jan Baptist Van Hoof verongelukt.
“Donderdag avond, rond half zeven, bestelde de 39-jarige broodvoerder J. Baptist Van Hoof, geboortig van Leest, en thans wonende Dorpsplaats te Heffen, als naar gewoonte brood op den Battelschen Steenweg. Het paard sloeg op hol en Van Hoof werd kreunend langs den weg gevonden met kwetsuren aan handen en hoofd. Hij werd binnengebracht bij Van Craen, waar De. Tambuyser hem verzorgde. De kwetsuren die niet erg bleken, hadden nochtans erge gevolgen : de gekwetste overleed kort nadien. Men vermoedt dat Van Hoof zich mistrapt heeft waardoor het paard op hol sloeg, ofwel is hij neergestuikt tijdens de dolle vlucht van het dier. Het lijk is naar het doodenhuis te Mechelen gevoerd.” (GvA, 18/2/1933)
Julia De Laet uit Leest behaalde het ‘uitgangsdiploma’ met onderscheiding. (GvM, 24/7)
1933 – Maandag 21 augustus : Gouden Bruiloft Jan Baptist Maes – Francisca De Maeyer.
‘Wannes’ en ‘Siska’ Maes – De Maeyer vierden die dag hun 50-jarig huwelijksjubileum. Gazet van Mechelen wijdde er volgend artikeltje aan : …vandaag maandag zal de gemeente Leest in volle feest en vreugde zijn en bij dit al voorzeker de Leestsche Heide de kroon spannen en niet zonder reden want daar woont het gelukkig echtpaar dat vandaag zijn vijftigjarig huwelijk herdenkt en ook zal vieren te midden van een talrijken familiekring en al de bewoners der gemeente. Het gelukkig echtpaar is J.B. Maes en Fr. De Maeyer, landbouwers wonende Thisseltbaan. De jubilaris is afkomstig van Ruysbroeck, bij Willebroeck, waar hij geboren werd op 16 januari 1853. Zijne vrouw is van Leest, geboren op 2 november 1861. Beiden stapten te Leest in het huwelijksbootje op 21 augustus 1883 en namen in het huwelijksschuitje 7 jonge matroosjes (vijf jongens en twee meisjes) op, waarvan er nog 6 leven, met een eeregevolg van 22 nakomelingen , wat al aantoont dat we hier voor een van die brave burenfamilies staan welke de eer van ons Vlaamsche ras uitmaken. Omtrent de feestviering moeten we zeggen, dat deze met eene plechtige Dankmis zal ingezet worden ; dat eene officiële ontvangst op het gemeentehuis zal volgen en kortom, dat het er zal spannen te Leest, want Jan en Francisca worden door alleman gaarne gezien.” (GvM, 21/8/1933)
Francisca De Maeyer was te Leest geboren op 2 november 1861 als dochter van Willem en Maria Marnef. Jan Baptist ‘Wannes’ was op 16 januari 1852 te Ruisbroek geboren. Hij overleed als weduwnaar te Leest op 2 december 1940. “Hij was een man, eenvoudig en oprecht van harte, vreesde God, vluchtte het kwaad en volhardde in de onschuld…” aldus zijn gedachtenisprentje. (Foto onderaan)
1933 – 2 oktober : Pieter Frans Edw. Van der Meeren, oud-pastoor van Terhagen, begraven te Leest.
De pastoor overleed te Mechelen, Dageraadstraat 53 op 29 september 1933 op 83-jarige leeftijd. De lijkdienst vond plaats op 2 oktober om 11 uur in de parochiale kerk van het H. Hart en onmiddellijk daarna volgde de teraardebestelling in de familiegrond op het kerkhof van Leest. (GvM, 30/9)
1933 – 28 oktober – GvM : Rechtbank van Mechelen.
“Zekere vrouw Joanna C., wonende te Leest, stond onder beschuldiging van te Tisselt, ten nadele van Doms Emiel, een partij veldvruchten moedwillig te hebben vernield. De rechtbank veroordeelt haar voor dat feit, voorgekomen op 30 augustus 1933, tot eene boete van 350 fr., of 15 dagen gevang, met uitstel 3 jaar.”
1933 – 30 oktober : Een kloosterlinge als onderwijzeres.
“De gemeenteraad besluit een kloosterlinge als onderwijzeres te benoemen ‘alzoo vermijdende van altijd maar verschillende interims te moeten aanstellen hetgeen onvermijdelijk nadelig is voor het onderwijs’.” (“DB”, oktober 1957)
Foto’s : -Centraal in beeld de pasgehuwden Jef en Clotilde Selleslagh-Scheers. -De Kroningerhoeve in 1723 naar Van Acoleyn. -Dezelfde hoeve in 1981. -De Kroningerhoeve anno 2012. -Burgemeester Victor De Laet. -Jubilarissen Wannes en Siska Maes-De Maeyer omringd door familie en vrienden.
Die dag vond, op initiatief van het Davidsfonds en enkele andere plaatselijke verenigingen de viering en herdenking van de Guldensporenslag plaats. Om 15 uur startte een optocht op de Heide waarna er een feestzitting plaats had in zaal ‘De Roozelaar’ met een feestrede van J. De Vroe. (GvA, 18/7)
1931 – 31 juli – GvA : Examenuitslagen Leestenaars.
Middelbare land- en tuinbouwschool van Mechelen.
Eerste studiejaar overg. naar het tweede jaar met grote onderscheiding :Cyr. Verschueren. Voldoening : Selleslagh Jan.
Derde studiejaar – Uitgangsexaam : met onderscheiding : Frans Voet.
1931 – 28 september : J. Maes kreeg toestemming uitbating autobusdienst
“Een koninklijk besluit, dagtekenend 28 september 1931, heeft de beraadslaging van 29 juli goedgekeurd, waarbij de bestendige deputatie van de provincieraad van Antwerpen de heer Maes J. van Mechelen, gemachtigd heeft voor een termijn eindigend op 24 juli 1940, tot het uitbaten van een openbare en regelmatige autobusdienst :
a)dagelijks tussen Mechelen (Graanmarkt) en Tisselt, langs Hombeek en Leest.
b) wekelijks en op de kermisdagen , tussen Tisselt en Willebroek.” (GvA, 10/10/1931)
1931 – 28 november : Botervervalsing.
“Vrouw V., uit Leest, had zich te verantwoorden voor het verkoopen van vervalschte boter, of boter welke 20 ten honderd andere stoffen bevatte dan ware boter. De rechtbank veroordeelt haar tot eene geldboete van 700 fr. of 1 maand gevang, met uitstel tot 4 jaar.”(GvM)
1932 – Maandag 11 januari : Schielijke dood “Heffen. -
"Maandagavond kwam de 52-jarige Lod. Van Aken, wonende in ’t dorp, van een teerfeest uit Leest. Hij ging langs de Zennedijk huiswaarts. Zijn zoon die aan hetzelfde feest deelnam, ging veel later naar huis en langs denzelfden weg. Halverwegen vond hij een manspersoon op den dijk liggen, die opgehouden had te leven. Bij nader toezien herkende de zoon het lijk van zijn vader, die door een schielijken dood werd getroffen.” (GvM, 13/1/1932)
1932 – 4 maart : Begrafenis te Leest van ere-notaris Alfred Van Melckebeke.
De notaris was geboren te Mechelen op 12 juli 1853 en de lijkdienst had plaats gehad in de parochiale kerk O.L.Vrouw over de Dijle te Mechelen. Alfred Van Melckebeke was gehuwd met Livina Adam. (GvM, 3/3/1932)
1932 – 9 juni – GvM : Leestenaar aangerand te Blaasveld.
“Toen de 48-jarige werkman Pateet, wonende Scheerstraat te Leest, ’s avonds van Breendonk kwam, werd hij in de Klaterstraat aangevallen door onbekenden, die hem afranselden en zijn geldtas met 140 fr. robberden.”
1932 – 27 juli : Examenuitslagen van Leestenaars in GvM
Middelbare land- en tuinbouwschool van Mechelen
Overgang van het 1e naar het 2de studiejaar met grote onderscheiding : Albert Bruggemans.
Met voldoening : Robeyns L.
Overgangsexamen van het 2de naar het 3de studiejaar met grote onderscheiding : Cyriel Verschueren. Jan Selleslagh met onderscheiding. (GvM, 27/7/1932)
1932 – Zondag 9 oktober : Kiezersherrie
“Zondag avond bij het bekend maken der kiezingsuitslagen , ontstond er aan het gemeentehuis wat herrie. Ten gevolg van uitlatingen van een genaamden Verbist kreeg deze het aan den stok met tegenstanders. De heer burgemeester De Laet, met zijn veldwachter, kwam er tusschen en stelde een einde aan deze herrie.” (GvM, 11/10/1932)
Op 15 oktober dat jaar publiceerde de krant een rechtzetting : “Uit nadere toelichting is gebleken dat er van geen herrie is sprake geweest en dus ook de drie vermelde personen aan dat al vreemd zijn gebleven.”
1932 – Zondag 30 oktober : Verkiezingen –
‘Uitroeping van kandidaten te Mechelen Kath. Arrondissementsverenigng De bijeenkomst der afgevaardigden der drie standen : boeren en hoeveniers, werklieden en bedienden en middenstanders en burgers, zondag namiddag, ten 2.30 ure gehouden in de grote feestzaal van ‘St-Jozefskring’, is onder elke oogpunt een veropenbaring geweest inzake partijleven en partijbedrijvigheid. Nooit was de opkomst zo groot en zoo instemmend als verleden zondag. Aan dat gevoel dachten we eerst uiting te geven. De Uitroeping Heer ridder Dessain, voorzitter der Kath. Arr. Vereeniging, nam bij het eerste deel der zitting het voorzitterschap waar en stelde de vergadering in kennis met de rangorde en de titularissen voor de Wetgevende en Provinciale verkiezingen van 27 november en 4 december, zooals deze door de verschillende standen was aangenomen en ingevuld…”
Op de lijst van de ‘werkelijke kandidaten’ voor de Senaat stond uittredend senator en burgemeester van Mechelen Ridder Dessain als eerste. Op de vierde plaats vonden we burgemeester De Laet van Leest terug. (GvA)
1932 – 3 november : Meester De Leers contra onderpastoor Cleeren.
Om kwart voor negen in de ochtend stapte meester De Leers aan het hoofd zijner kudde kinderen, een 30-tal (waaronder Jefke Vloeberghen en Victor Van Hoof uit de Scheerstraat die dit verhaal bevestigden) naar de kerk. De bedoeling : een gezamelijke biecht die zou afgenomen worden door onderpastoor Cleeren.
Toen de meester met zijn pupillen de kerk wou betreden werd hem dit belet door de onderpastoor die de toegang versperde aan de meester door op de bovenste trap van het kerkportaal te staan. Er brak een felle woordenwisseling uit tussen die twee, meester De Leers zou zich niet aan het uur van afspraak gehouden hebben en was veel te laat gekomen. Het één woord bracht een ander mee en weldra ontaarde de ruzie in een fikse vechtpartij en vielen er klappen. Voor het aanschijn van de hele klas kinderen rolden de beide kemphanen op de stoffige stenen van het kerkportaal.
De meester zal daarbij wel het onderspit gedolven hebben want Jozef Cleeren had in zijn jeugd nog aan boksen gedaan… In elk geval diende meester De Leers later klacht in bij veldwachter Huybrechts (zie kopie) . De afloop daarvan is ons onbekend.
Bijgevoegd : -De klacht van meester De Leers. -Jozef Cleeren. -Jan Baptist De Leers.
1931 – Maandag 6 april (Tweede Paasdag) : Een jonge Hombekenaar op Posse Leest.
Hombekenaar Louis Buelens in ’t Ridderke nr. 4 van oktober 2004 :
“De paasweek van 1931” “…ik had er vol verwachting naar uit gekeken. De eerste keer dat ik op eigen benen op ‘beeweg’ naar Posse Leest zou gaan. Tot nu toe was dat een bedevaart onder moeders hoede : zonder verantwoordelijkheid, met weinig verdienste, een meelopen als vijfde wiel aan de wagen. Nu kon ik mijn eigen schema opstellen : eerbiedig de mis volgen, het te zegenen gaan vooraan in de kerk, een geldstuk onder het latwerk werpen, en driemaal biddend rond de kerk gaan.
Tijdens de rondgang moet men onophoudelijk bidden voor Sint-Cornelius, patroon tegen de stuipen en alle andere kinderziekten maar ook tegen vallende ziekte, reumatis en nog ergere kwalen.
De bedevaart naar Posse-Leest was een regulier ritueel in de kerkelijke kalender. Deze rite werd overgedragen van moeder op dochter : zij waren beter op de hoogte van alle kerkelijke reglementen en godsdienstige gebruiken. De mannen kenden daar niks van maar volgden gedwee de voorschriften, kwestie van in vrede te leven met de gelukzalige voorspreker maar vooral ook met moeder-de-vrouw.
Dit jaar zou ik zelf de zaak in eigen hand nemen en vertegenwoordigde aldus ons hele gezin. Ik keek niet op een paar vaderonzen en kneep mijn ogen toe tijdens de mis om zeker niet verstrooid te geraken. Tweemaal schoof ik aan voor het genadebeeld : eenmaal met offergeld en de tweede maal gratis. Op dat ene solleke kon het ook niet aankomen en voor Cornelis kwam devotie zeker voor geldgewin. We gingen misschien wel vier keer rond de kerk, als de mis niet te lang duurde. Sommige heel goede kristenen deden dat ook, zo vertelde moeder ons. Dat waren mensen met veel tijd die geen koeien hadden die op hen stonden te wachten. Eerlijk gezegd, wij hadden geen stuipen of andere kwalijke kinderziekten gehad; Sint Cornelis zal met de aanpak van moeder wel content geweest zijn. Ze was van Leest; dat zal ook wel een rol gespeeld hebben. In haar geboortedorp was Cornelis de voornaamste goddelijk voorspreker. Hij stelde Sint Niklaas, de patroon van de parochie, in de schaduw wat geen teken van enige zichtbare rivaliteit opleverde tenzij in het laadvermogen van de offerblok. …
Het was een zonnige maandagmorgen, echt ‘beeweg’ weer. Na een stevige wasbeurt met veel schuim kreeg ik toch nog een er klassiek bijhorende controle. Moeder kende mijn zwakke plekken; hals en oren werden langs alle kanten gekeurd en naar het licht gehouden… Op de tafel werden twee stapeltjes geld gelegd. ‘Dit is voor de stoel, de schaal en om te offeren. Uw geld goed ver van het lattenwerk werpen anders gaat het verloren. En dat is om op de foor iets te kopen, maar iets meebrengen voor uw zussen, en goed op uw centen passen tussen al dat volk, en braaf zijn en op tijd thuis zijn voor het eten.’
...
Tist en Beire waren op post en weldra op de Leestse Kouter sloten we ons aan bij andere groepen uit het dorp en van verderop. Posse Leest was overbekend en werd druk bezocht. Meestal waren het moeders met hun kinderen maar hier en daar liep er ook een man bij met een hoogrode kop en zichtbaar in acute ademnood. Regelmatig wurmde hij een paar vingers tussen keel en kol om de nodige zuurstof te krijgen. -‘Ne mens is die halsband niet gewoon, maar vrouwenwetten zijn soms sterker dan gezond verstand, en wij zijn gewoon water bij de wijn te doen.’ Na de mis kreeg dat bovenste knoopje rap een draai.
De Dorpstraat was een mierennest van drummende mensen. Men wilde zo rap mogelijk binnen de kerk zijn om nog een stoel te bemachtigen. De mannen van de achturenmis haastten zich om bij Noldus of in een ander café binnen te geraken, om daar de smaak van de wierook weg te spoelen en hun keel terug open te krijgen. Aan de kerkdeur was het nog erger. De ene helft van het portaal was één en al geduw en gewring om binnen te geraken, de andere helft werd vrij gehouden voor hen die naar buiten wilden. De mis begon al en het volk stond daar nog opeengepakt tot buiten de poort; geen middel om nog binnen te geraken. Wij waren die morgen al naar de vroegmis geweest en moesten niet langer geweld gebruiken om vooraan te geraken; de haastigen mochten voorgaan. We zochten dan maar een plaatsje tegen het ijzeren hekken naast de kerkhofmuur. We hoorden de muziek en de priester wel maar zagen enkel pluimen en siersels op vrouwenhoeden en enkele lichtende plekken van kale mannenschedels.
…
De warmte uit de kerk kwam ons toegewaaid : een van microben bezwangerde lucht, goed om er een zware ziekte van te krijgen. Den Beire bracht te berde dat zulke plechtige kerkdiensten geweldig lang konden duren. Hij had meer aandacht voor wat er op straat gebeurde. Posse Leest was toch ook wat er op de kramen te zien was, dacht hij hardop. Het belgerinkel kondigde het begin van de consecratie aan. Dat was toch het bijzonderste deel van een mis en de rest kwam erbij om niet te brutaal te moeten stoppen. -‘Zouden we niet best aan de rondgang beginnen, terwijl het nog rustig is ?’ Dat was een goed gedacht, dan konden we ons daarop concentreren. Er waren weinig mensen op het kerkhof en we schoten goed op. Als we na de tweede ronde voor de poort belandden, was de mis gedaan. Een grote groep kwam buiten gedrumd en nam ons willens-nillens mee de straat op. Aan binnen geraken viel niet meer te denken, zuchtend en puffend stroomden we mee de poort uit. We zochten naar wat koele lucht en verfrissing. Cornelis en soortgenoten zouden ons wel begrijpen. Onze bedoelingen waren goed maar tegen een golf van geweld was nu eenmaal niets opgewassen. We belandden op de foor. Het smoutbollenkraam stuurde zijn vette geurige walmen over de mensenmassa. Dat kregen we niet alle dagen op tafel, dat hadden we zeker verdiend. Ook het schietkraam moesten we met een bezoek vereren. De papieren roos kreeg men niet cadeau. Dat verried een scherp zicht en vaste hand. Er zijn weinig jonge mannen zonder die eigenschappen, als men op de rozen te werk gaat. Bij het viskraam konden een hele boel nuttige zaken uit de bak opgehaald worden : zakmessen, spiegeltjes, poederdozen, sigarettendozen, poppen en allerlei diertjes en postuurtjes. Alle vislijnen waren bezet, we konden rustig eerst onze keuze maken. Uiterst links stond een kleine vent zich koortsachtig af te sloven om een pluchen beertje aan de haak te slaan. Ver voorovergebogen, de rug haaks gekromd, trachtte hij zich op de punt van de tenen staande te houden. Telkens als hij nauwkeurig gemikt had, ging de haak rakelings naast het kleine ringetje in het heelal verloren en was zijn kans verkeken. Wie had nu interesse in een pluchen diertje, terwijl daar messen en sigarettendozen naast lagen. … Wij waagden ook nog een kans om dat zakmes op te halen maar waren even onhandig als Guske.
De uren waren voorbij gevlogen. Aan het snoepkraam dacht ik aan mijn zusjes. Het stoel-, schaal- en offergeld kwam hierbij goed van pas. Dan hadden ze thuis iets dat met de beeweg sterk verbonden was. Sint-Cornelius begreep dat wel. Hij had ook wel gezien dat het bijna onmogelijk was om in de kerk te geraken. Volgend jaar zouden we dat driedubbel vergelden en onze goede wil hadden we toch getoond. Met die troostende gedachten draaiden we de Kouter in. We hadden een goed gevoel…”
1931 – 16 april - Schepencollege : Dispuut hoofdonderwijzer-onderpastoor.
“Gezien het schrijven van Eerw. Heer Cleeren, onderpastoor, klagende dat hij bij sluiting der poort van de jongensschool, niet in de klas kan om nazicht te doen over de lessen van godsdienst en gewijde geschiedenis, en tevens bij bezoek in de school, de handeling van Mr De Leers laakt. Er zal aan Mr Stuyck (noot : de “schoolopziener”) gevraagd worden, om in die zaak handelend te willen tusschen komen als Kontonalen opziener, doch, er zal aan den heer onderpastoor gevraagd worden of hij die handeling bijtreedt.”
Dat was niet het eerste en het laatste dispuut tussen meester De Leers en onderpastoor Cleeren. De onverzettelijke Vlaamse overtuiging van Jozef Cleeren had hem eerder al in conflict gebracht met kardinaal Mercier en in Leest was er geen grotere “Belgicist” dan de hoofdonderwijzer. Hun relatie kende een absoluut dieptepunt toen ze aan de ingang van de kerk op de vuist gingen (zie 3/11/1932).
1930 – 19 juni : Wijziging van het sluitingsuur der drankhuizen.
“...de openbare plaatsen, alwaar men drank verkoopt zullen alle dagen worden gesloten van den 1ste april tot den 30ste september om 1 ure ’s nachts en het blijven tot 4 ure ’s morgends, en van 1 october tot den 31ste maart om 12 ure middernacht en het blijven tot 4 ure ’s morgends. Om te voorkomen dat de schikking van dezen artikel niet worde verijdeld, is het aan eeniegelijk verboden zich te verzamelen na de uren in zelven artikel vermeld, voor de deuren der herbergen of op andere plaatsen, am aldaar te drinken of gezelschappen te maken...” (GR)
Dit reglement van politie werd aan de verschillende herbergiers (30) van de gemeente ter hand gesteld en daarvan werd volgende lijst opgemaakt :
1930 – 18 februari : Bouwingen en verbouwingen sedert 1927.
Aan Mijnheer de Toeziener der Fiskale Taksen, Leopoldstraat 41 Mechelen.
Tot gevolg aan uwe vraag van den 13e dezer geven wij Ued. hieronder de aanduidingen der personen welke in de gemeente nieuwe bouwingen en herbouwingen deden sedert 1927.
-Verbruggen Constant, Koeistraat 25, bijbouwing.
-De Smedt-Verbergt Edward, Bist, bijbouwing.
-Van Loo-Diddens Jan Frans, Blaesveltstr 3, bijbouwing.
-Leemans-De Muyer Jan, Blaesveltstraat 12, nieuw huis.
1931 – 4 juli : Overlijden van Jozef Cyriel SELLESLAGH
“Eerwaarde Heer Jozef Cyriel SELLESLAGH, Onderpastoor van St.Willibrordusparochie te Berchem. Geboren te Leest op 13 mei 1882, godsvruchtig in den Heer ontslapen te Berchem, op 4 juli 1931. Bediend van de HH. Sacramenten. De lijkdienst op dinsdag 7 juli, ten 10 ure, in de parochiekerk van den H. Willibrordus. Vereeniging in de kerk. De begrafenis zal plaats hebben te Berchem. Een tweede dienst, vanwege het Kerkfabriek, zal plaats hebben op vrijdag 10 juli ten 10 ure. De vrienden en kennissen welke bij vergetelheid geen doodsbericht zouden ontvangen hebben, worden verzocht dit bericht als dusdanig te aanzien. St. Hubertusstraat 17.” (GvA, 6/7/1931)
Cyriel Selleslagh was te Leest geboren op 13 mei 1882 als oudste kind uit het gezin van Jan Frans Selleslagh (°Leest 24/8/1857, +Mechelen 29/2/1896) en van Dominica Van den Brande (Kapelle-op-den-Bos 6/1/1861, +Leest 19/12/1915).
Van de tien kinderen in dat gezin zouden er twee zeer jong overlijden en was Victor, de latere populaire schoomeester van de jongensschool, de jongste telg. De vader van het gezin Selleslagh kwam tragisch aan zijn einde. Tijdens zijn werk als seingever bij de N.M.B.S. raakte hij op 29 februari 1896 geplet tussen de buffers van twee treinstellen. Zolang hij zich tussen die buffers bevond kon hij praten met de hulpverleners maar zodra de treinstellen uit elkaar werden getrokken overleed hij onmiddellijk. Hij liet een weduwe na met acht kinderen waarvan Cyriel als oudste amper veertien was. De tegemoetkomingen na het ongeval waren ontoereikend om de zware gezinslast te dragen en moeder kon de touwtjes aan mekaar knopen door de uitbating van een herberg, kruidenierswinkel en feestzaal tegenover de kerk van Leest. Zij runde ‘Feestzaal Eldorado’ tot aan haar plotse dood op 19 december 1915.
Op 23 januari 1902 ontving ‘Mijnheer Cyriel Selleslagh leerling in Wijsbegeerte te Mechelen’ volgende brief, ondertekend door de burgemeester van Leest : “Bij deze heb ik de eer U de goede ontvangst te melden van uwe gedane vraag tot vrijstelling van den Militairen dienst, in hoedanigheid van leerling in wijsbegeerte van onbemiddelde ouders. De stukken in te dienen tot staving uwer vraag zullen in behoorlijken tijde opgemaakt worden…”
“Wij werden streng opgevoed,” vertelde Victor Selleslagh later, “basis voor een formidabele samenhorigheid in ons gezin, en algehele inzet voor elkaar. Ook aan leute ontbrak het zeker niet. Zij die ons genegen waren, en dat waren er zeer velen, keerden na bezoek geamuseerd huiswaarts. Het was bij ons echt de zoete inval. Sommigen suggereerden zelfs de naam Eldorado te vervangen door ‘In de Zoete Inval’. Ons moeder was streng maar tevens een graag geziene figuur in onze Leestse gemeenschap.”
Op 25 mei 1907 werd Cyriel priester gewijd te Mechelen en de volgende dag droeg hij zijn eremis op te Leest. Op 17 september 1907 werd hij leraar aan het Sint-Stanislasgesticht te Berchem en op 20 juni 1909 werd hij onderpastoor op de Sint-Willibrordusparochie eveneens te Berchem. Daar overleed hij onverwacht op 4 juli 1931 nadat hij die nacht iemand de ziekenzalving had toegediend.
Cyriel Selleslagh was in het bezit van een bijzondere zeventiende-eeuwse beker/kelk die hij ooit gekregen had van zijn Kapelse vriend kanunnik J. Muyldermans. Volgens Wilfried Hellemans zou de kanunnik de beker op zijn beurt gekregen hebben van de Leestse pastoor Jozef Verbist en stond er op gegraveerd : “BEWIJS /van genegenheid / AAN DEN / Eerweerdigen heer / J. Verbist Onderpastoor te Leest / by Mechelen / 1875”. De kanunnik had erbij genoteerd dat de beker afkomstig was uit de abdij van Tongerlo. (“De Sint-Niklaasparochie in Leest”)
Volgens de familie Selleslagh zou de kanunnik de kelk gekregen hebben van pastoor Joris, toen pastoor in Kapelle-op-den-Bos en was volgende tekst gegraveerd : “van Pastoor Joris, Pastoor van Kapelle o/d Bosch aan kanunnik Jaak Muyldermans”. Cyriel Selleslagh zou de kelk gekregen hebben omdat zijn moeder Dominica Van den Brande afkomstig was van Kapelle-op-den-Bos. Cyriel Selleslagh schonk het kleinood uiteindelijk aan Mathilde Hellemans, toen schoolhoofd in Leest, met het verzoek die later te schenken aan John Hellemans, toen priester in opleiding. Mathilde liet er na de dood van Cyriel Selleslagh volgende tekst liet in graveren : “Ter Herinnering / VAN WIJLEN DEN / EERW. HEER / Selleslagh / 4-7-1931.”
Na de dood van John Hellemans erfde Mia (Maria) Hellemans de kelk en schonk hem op 26/8/1998 aan Wilfried Hellemans. Broer Victor schreef eigenhandig het in Gazet van Antwerpen verschenen In Memoriam over :
"Het plots en totaal onverwacht overlijden van Eerw. Heer C. Selleslagh, eerste onderpastoor der Willibrordusparochie, heeft niet enkel in de oude parochie, maar in gansch de gemeente een groote verslagenheid teweeg gebracht. Vrijdag jongstleden hadden velen den Eerw. Heer Onderpastoor nog in de straten van Berchem gezien en gegroet. Des avonds had hij zelfs het lof gezongen en achteraf vertelde hij nog, op eene wijze hem alleen eigen, enkele grappige moppen. In ’t midden van den nacht van Vrijdag op Zaterdag, kwam men hem opbellen om mevrouw Weduwe Leclef, die plots erg ongesteld was geworden, de laatste troostmiddelen der H. Kerk toe te dienen. Zoo moedig als ’t maar eenigszins mogelijk was ijlde de steeds gedienstige geestelijke naar het bed der stervende. Na de laatste H. Sacramenten ontvangen te hebben, verwisselde Mevrouw Leclef het tijdelijke met het eeuwige. Dit plotse verscheiden maakte een grote indruk op op E.H. Selleslagh, zoodanig zelfs dat wanneer hij, moe van zich te haasten, terug ten zijnent kwam, hij zegde zich ongesteld te voelen…enkele oogenblikken later viel de Eerw. Heer in onmacht en wanneer zijn huishoudster, die spoedig om eene dokter en Z.E.H. Hendrickx, bestuurder van St. Stanislasgesticht was geloopen, naast haar meester neerknielde en hem vroeg of hij niets meer te zeggen had, opende hij nog even de oogen als wou hij zeggen : ’t is mij niet meer mogelijk…zijn hoofd zonk op de borst en E.H. Selleslagh was overleden. Thans luiden de doodsklokken over den daareven nog frisch-gezonden, levensblijen, braven en voorbeeldigen dienaar Gods. Ontelbaar zijn de geloovigen die het stoffelijk overschot van den zoo diep betreurden priester zijn gaan groeten. De parochianen van St.Willibrordus hadden toch zulke groote achting voor hem. Was hij geen Berchemnaar zoals zij ? Hij werd weliswaar geboren te Leest bij Mechelen op 13 mei 1882, doch priester gewijd op 25 Mei 1907, zoo kwam hij op 17 September daarop volgend als leeraar aan het St Stanislasgesticht naar Berchem, waar hij zich twaalf jaar lang, geheel aan de opvoeding onzer jeugd wijdde. Op 30 juni 1919 verliet hij het gesticht om als onderpastoor de plaats in te nemen van E.H. Leysen, die pastoor geworden was te Meerhout. Heel zijn priesterlijke loopbaan heeft hij dus te Berchem doorgebracht. De omgeveer 25 jaren die hij midden Berchemnaren doorbracht, hebben hem eenieders sympathie en genegenheid doen winnen. Hij kon zoo goed zijn voor de menschen. Altijd was hij bereid om hulp te bieden. Altijd was hij te vinden om met een opgeruimd en blijmoedig woord moed te geven. Levenslustig als hij was, verblijdde hij het leven van allen die met hem omgingen. Zijn Eerw. Heeren collegas droegen hem op de handen. Hij was eenvoudig en oprecht voor allen. ’s Heeren wil geschiede. Heden, op den dag van zijn naamfeest, werd de dierbare aflijvige ter aarde besteld onder een overgrooten toeloop van volk, de burgerlijke overheid, ontelbare priesters en een tallooze schaar parochianen. Moge de ziel van dezen dienaar Gods bij uitstek, reeds haar eeuwig loon verkregen hebben.”
Foto’s : -Herinnering aan de eremis van Cyriel Selleslagh. -Onderpastoor Cyriel Selleslagh. -De kerk van de St.Willibrordusparochie aan de Grotesteenweg te Berchem. -Cyriel Selleslagh op oudere leeftijd. -De kelk die hij kreeg van kanunnik Muyldermans.
“Leest.- Willem NAGELS, 64 jaar oud, was voor een paar dagen verdwenen met 500 frank op zak. Dinsdag morgen werd de man thuis verhangen gevonden. Hij had geen geld meer bij zich. Het parket van Mechelen kwam dinsdag namiddag een onderzoek doen ter plaatse.” (GvA, 2/4/1930)
1930 – 13 mei : Geboorte van Philimena VAN PRAET, zuster Maria Ferdinanda.
Ze werd geboren in de Alemstraat, ging nooit naar de kleuterschool en liep haar lagere school te Tisselt. Ze ging binnen bij de Dochters van Maria te Willebroek op 8 september 1946 en werd geklaad als zuster Maria Ferdinanda (op 10/3/1947). Haar tijdelijke professie deed ze een jaar later en haar eeuwige in 1948. Zoals nog andere zusters van haar congregatie in die jaren werd ze onderwijzeres gediplomeerd te Hasselt (14/6/1952). Onmiddellijk erna gaf ze zowat dertig jaar les aan de meisjesschool te Aartselaar. Dit in verschillende klassen en functies. Eerst als gewone leerkracht (1952-1959), dan als directie met klas (1/4/1959-1974) en dan opnieuw als gewone leerkracht (1974-1982) : ze wou absoluut geen directie-zonder-klas zijn. Ook taalleerkracht is ze er geweest. Daarna werkte ze tien jaar als vrijwilligster bij mentaal gehandicapten te Boechout (1982-1992). Dit tot die gemeenschap verhuisde naar het Moederhuis van de congregatie te Willebroek. Bovendien was ze er algemene overste van de congregatie van 18/7/1996 tot 14/3/2002. (“De Sint-Niklaasparochie in Leest”, W. Hellemans)
1930 – Zondag 1 juni : Antoon Leemans voor 50ste keer te voet naar Scherpenheuvel.
“Zondag toekomende zal de gemeente Leest eene zeldzame gebeurtenis vieren. Gelijk in vele andere gemeenten van Klein-Brabant, bestaat de gewoonte, dat jaarlijks eene bedevaert gebeurt naar Scherpenheuvel. De bedevaarders vertrekken des nachts, om ’s anderendaags avond terug te keeren, wel te verstaan te voet. Eene der inwoners, namelijk Antoon Leemans, landbouwer, Tinneschuurstraat, Leest, gaat dit jaar voor den vijftigste keer te voet naar Maria’s genadeoord.
Geboren in 1857, op 7 juli, van diep christene ouders, toog hij voor de eerste maal, het jaar dat hij ‘lotte’, naar het heiligdom, en nam van toen af, een groot deel aan het inrichten der processie, die een oogenblik scheen te verdwijnen, ter oorzake der concurrentie van trein en fietsen en autobussen.
Jaarlijks gaan er nu een zeventigtal bedevaarders naar Scherpenheuvel van de gemeente. Ondanks de moeilijkheden, en dagelijksche bekommernissen van zijn talrijk huishouden, was hij steeds op post en wordt hij nu op bijzondere wijze gehuldigd.
Gansch de gemeente, waaronder de twee muziekmaatschappijen, gaan den jubilaris afhalen tot Battel, rond 3.30 ure ; hij zal dan stoetsgewijze naar de parochiekerk geleid worden, door de geestelijkheid, daarna zullen hem in bijzijn zijner familieleden, prachtige geschenken aangeboden worden met aanspraken.
Eene zijner zonen, namelijk Jaak Leemans, de wachtmeester bij de gendarmerie te Heyst-op-den-Berg, de oudste Emiel, is meestergast in de Brouwerij Van Diepenbeek te Mechelen en zal binnen enkele weken gedecoreerd worden voor 25 jaar trouwen dienst in die inrichting. Wat ook meldenswaard is, dat vader Leemans meer dan dertig jaar werkman is bij den burgemeester.
Op dien ouderdom nog 45 km weg afleggen te voet, dat mag tellen !” (GvA, 31/5/1930)
1930 – 7 juni – GvA – Rechtbank van Mechelen
“Voor melkvervalsching waren gedaagd, een drietal melkverkoopers van Leest, welke allen veroordeeld werden tot eene boete van 700 fr. of 1 maand gevang, met uitstel 3 jaar.”
1930 – 3 juli : Brief naar de Vrederechter ivm opname Krankzinnige.
“Op den 5 juni 1930 werd ter bevolking alhier Blaesveldstraat nr. (onleesbaar) ingeschreven de genaamden Eudonia Josephina Iglesias, ongehuwd zonder beroep, geboren te Londen (Engeland) met hare moeder weduwe Joachim Iglesias, geboren Bauwens Ludovica Joanna van Amerikaansche nationaliteit en daar opgesloten.
Bedoelde Eudonia Josephina Iglesias werd ten huize harer moeder te St Jans Molenbeek, als krankzinnige opgenomen en verzorgd, ten laste van Stad, Provincie en gemeenzaamheid van onderstandwoonst (??). De gemeente Lembeek is hare bijstandwoonst. Ingevolge een schrijven van de gouverneur der provincie Antwerpen, van den 2de dezer maand, wordt het gemeentebestuur aanzocht deze zieke aan ons oordeel voor te leggen opdat zoonodig eene nieuwe of aanvullende ordonnantie kunnen genomen worden, waarbij voormelde zieke ten huize harer moeder te Leest zou kunnen opgesloten blijven, op de kosten als vroeger..” (Brief van het gemeentebestuur Leest)
Een tweede brief vertrok op 17 november 1930 naar de Gouverneur van de provincie Antwerpen: “Op den 19 oktober 1930, hebben wij, gelijkvormig de wet van 27/11/1891, toegezonden aan de gemeente Lembecq, een afschrift der beslising van het Schepencollege dezer gemeente, d.d. 9 oktober 1930, tot opneming ten huize alhier, van de krankzinnige Iglesias Eudonia Josephina, zonder beroep, geboren te Kennington, graafschap Londen, den 19/3/1895, dochter van Joachim, overleden en van Bauwens Ludovica Joanna, en tot heden heeft de gemeente Lembecq, geen antwoord hieraan gegeven. Wij voegden aan gemeld de getuigschriften twee getuigschriften van de dokters Van Assche en Tambuyser met het besluit van Mr de Vrederechter van het zuidkanton Mechelen, de opsluiting der bedoelde krankzinnige machtigende.
De gemeente Lembecq was, op 13/10/1916, dagteekening der beslissing tot de eerste opsluiting van bedoelde krankzinnige, dezes bijstandwoonst. Ingezien de gemeente Lembecq, geen gevolg geeft aan de voorschriften der wet op den openbaren onderstand, zoo doen wij bij deze beroep op uwe welwillende tusschenkomst. Namens het gemeentebestuur van Leest, op bevel, de secretaris Vandenbossche.
1930 – 26 juli – GvA : Afgestudeerd TE BERLAER . EXAMEN.
“Hebben hun uitgangsexamen afgelegd in Middelbare Land- en Tuinbouwhuishoudschool, onzer gemeente, de volgende juffers uit het Arr. Mechelen : Met grootste onderscheiding : Rosa Lambrechts van Leest.”
Foto’s : -Philimena VAN PRAET, zuster Maria Ferdinanda. -Relikwie van Scherpenheuvel.