De lezers die het item over burgemeester Pieter “Piër Prins” De Prins verwachten zullen nog wat geduld moeten uitoefenen. De laatste tijd zijn ons een hoop -tot dusver ongepubliceerde- nieuwe gegevens en foto’s over en van Leest in handen gevallen waaraan we prioriteit willen geven. Om te beginnen met de jeugdherinneringen van Lisette Fierens.
In de zomer van 2019 kreeg ik een telefoontje van een pientere dame op leeftijd uit de Winkelstraat te Leest met het verzoek om eens langs te komen. Ze stelde zich voor als Lisette Fierens, nazaat van het eeuwenoude Scheurcapruin aldaar. Ik kende Lisette nog van meer dan tien jaar geleden toen ik onderzoek deed naar de geschiedenis van dat hof en zij had me toen meer dan geholpen. Tijdens onze volgende ontmoeting, die uiterst aangenaam verliep, gaf zij me een eigenhandig uitgetypt manuscript mee waarin ze haar jeugdherinneringen had opgetekend, vooral haar ervaringen met Leest. Herinneringen die ze met iedereen wou delen. Alhoewel geboortig van Vilvoorde waar ze nog een tijdlang in de “Far West” gewoond heeft en later ook nog in Hombeek en Mechelen is haar hart altijd voor Leest blijven kloppen. De eerste rechtstreekse voorvader van Lisette die zich in het dorp vestigde was Petrus Fierens, in het jaar 1669, na zijn huwelijk met Maria Huysmans. Hij was afkomstig van Puurs, zij was een authentieke Leestse. De volgende generaties Fierens zouden tot de tegenwoordige tijd het dorp blijven bewonen.
In dit werkje neemt ze geen blad voor haar mond en vertelt vrijuit over haar familie en haar jeugd. Haar ervaringen in de meisjesschool als leerlinge bij juffrouw De Boeck en de minder populaire juffrouw Maria, de spelletjes die ze speelden, de invloed van de katholieke kerk, over haar buren, over de dorpsdokter, de herbergen in het dorp, de bijnamen, haar ontmoeting met haar latere echtgenoot, over haar liefde voor Leest en haar afkeer voor de fusie. Met haar goedkeuring en om uiting te geven aan mijn respect voor Lisette heb ik haar fraai proza opgesmukt met foto’s uit mijn archief en ook van haarzelf en die voorzien van commentaar. Lisette en haar man Fons Polspoel hebben op hun beurt gezorgd voor een mooi nageslacht : drie dochters, één zoon, tien kleinkinderen en nog een aantal achterkleinkinderen zetten hun bloedlijn onafgebroken voort. Daar mag ze terecht fier over zijn. Marcel Van Hoof, Blaasveld, september anno 2019.
Lisette Fierens schreef haar jeugdherinneringen.
Mijn dorp, Leest, dat is het mooiste, aangenaamste, het liefste dorp dat er bestaat. Sedert ik het echt leerde kennen is er natuurlijk heel wat veranderd. In het jaar 1946, in de maand november, verhuisden wij van Hombeek, het dorp van mijn moeder, naar een nieuwbouw in de lange, stille Winkelstraat in Leest. Wij werden, ondanks dat het niet juist was, versleten voor rijke mensen, samen met de bewoners van de Tiendeschuurstraat. Dat lag zo in de mond. Mijn vader was afkomstig van de hoeve Scheurcapruin in de Winkelstraat. Van daar dat wij hier kwamen wonen. Zijn oudste broer zette de boerderij voort, een bescheiden hoeve : vier koeien, kalfjes, een paard, een varken, wat kippen, een tweetal geiten voor de vette melk en twee hectaren akkergrond. De rest werd gepacht. Mijn grootmoeder Elisabeth -Lisa voor de buren- woonde bij hen in. Nonkel Fak, alias Jan Frans Fierens, was getrouwd met Anna Maria Van Winghe van Stuivenberg in Mechelen. Het was een verstandshuwelijk. In 1939 stond de tweede wereldoorlog voor de deur en nonkel Fak had zeker zijn leeftijd om met een huwelijk komaf te maken, wijl mijn tante nog ettelijke jaren ouder was dan hij. Als mijn tante eens bij het kaartspel tegenslag had, dan riep mijn oom soms : nu weet ik waarom gij voor zaad bleef staan. Niet zo fraai, want mijn tante was een lieve vrouw. Zij was de tweede jongste van 21 kinderen. Haar ouders waren elks tweemaal getrouwd. Vandaar. Als nonkel Fak een kaartje of een briefje schreef, wat uiterst zelden gebeurde (hij leerde lezen en schrijven bij “den troep”), dan ondertekende hij zijn schrijven met Vak. Wij schreven Fak. Mijn grootmoeder kon lezen noch schrijven, zelfs met haar voornaam had ze het moeilijk. Na het middagmaal las mijn tante aan tafel voor uit de krant. Dat ging dan voor drie personen tegelijk. Mijn vader had, naast nonkel Fak, nog een broer Hendrik-Constant, de helft van een tweeling, het andere broertje stierf voor het een jaar oud was. Toen nonkel Staan soldaat werd, vroeg een legeroverste hem, waar hij geboren was en mijn oom antwoordde : “Leest”. Die man vroeg dat nog eens, maar op een meer bitse toon en mijn oom antwoordde weer : “Leest”. Op den duur had slimmeke toch door dat Leest een dorp was.
Vervolgt…
Foto’s :
-Lisette met het manuscript van haar verhaal in augustus 2019.
-Scheurcapruyn door de ogen van Friede Willems.
-Jaak Fierens en Elisabeth Cuypers, haar grootouders.
-Jan Fierens en Marie Josephine Christiaens, haar ouders.
Wijzigingen – Aanvullingen Kronieken van Leest. Pieter De Prins wordt nog even in de wachtkamer geplaatst. Wij konden een interessante brief op de kop tikken van een Leestenaar, slachtoffer van W.O.II., die we u niet wilden onthouden.
1941 – 27 maart : Drie dagen voor zijn overlijden signaleerde Jaak Voet zijn lichamelijk letsel veroorzaakt door zijn wegvoering.
“Ik ondergeteekende Voet Jaak geboren te Leest den 24 Maart 1910 en wonende Dorpstraat 45 Leest, heb de eer U het volgende ter kennis te brengen.
Wanneer de oorlog een paar dagen aan den gang was is er te Leest een bericht aangeplakt geweest dat alle jonge mannen van 16 tot 35 jaar zich naar Ieper moesten begeven.
Ik, met anderen van mijn dorp, hebben dadelijk gevolg gegeven aan den oproep, en na vele moeilijkheden en verongewissen zijn wij te Ieper toegekomen. Daar werd er ons ter kennis gebracht dat wij zo rap mogelijk Frankrijk moesten trachten te bereiken.
In Dieppe zijn wij door de Duitsers verrast geweest en wij zijn terug naar Luik teruggezonden geweest. Onderweg had ik eene borstvalling opgedaan en toen ik terug thuis was, moest ik dadelijk naar bed. De geneesheer die mij kwam onderzoeken stelde een borstkwaal vast waarvan ik tot nu toe nog altijd lijdend ben.
Daar ik mijn werk niet meer kan doen als vroeger vraag ik een geneeskundig onderzoek te mogen ondergaan. Hopende op een goed gevolg, zoo bied ik U Heer Bureeloverste, de verzekering mijner eerbiedigste gevoelens. J. Voet
Jaak Voet baseerde zich op onderstaand krantenartikel dat slachtoffers van de oorlog aanmaande om het Ministerie van Financiën, dienst Oorlogsslachtoffers, te verwittigen.
Drie dagen nadat hij het Ministerie had verwittigd van zijn ziekte die veroorzaakt was door de vlucht, overleed hij te Leest op 30 maart 1941.
“Een brave jongeling was Jaak, immer tevreden, immer blijgezind ging hij door ’t leven : hij was de vreugde zijner familie, de levenslustige vriend van allen die hem gekend hebben.”
Mooie woorden uit zijn gedachtenisprentje.
Jaak Voet was een zoon van Constant (°Leest 3/4/1873, +Leest 20/6/1926) en van Adèle Cools (°Waarloos 6/4/1882, +Leest 11/10/1953). Na de dood van haar man bleef moeder Adèle achter met zes kinderen : René, Alida, Frans, Marcel, Miet en Jaak Voet. (LG, blz. 303)
Jaak was de enige die ongehuwd bleef.
Foto’s en documenten.
-Jaak Voet op pasfoto en gekiekt aan de Sint-Jozefskapel.
1946 – Zondagen 15 en 22 december : De Toneelkring Rust Roest bracht n.a.v. de Jubileum-Viering van het 25-jarig bestaan DE WITTE NON.
Een drama in 6 “taferelen” van George Mentone. Vrij naar de gelijknamige roman en filmwerk “The White Sister”.
Rolverdeling
Prins Chairomonte, ridder van Malta : Herman Rheinhard
Enriquetta Marchesa di Mola : Irma Selleslagh
Nordonna Angela : Yvonne Steenmans
Madame Bernard,gouvernante : Jeanne Moons
Kapitein Giovanni Severi : Alfons Hellemans
Monsignore Saracinesca,priester : Jozef Leemans
Notaris Cantini : Victor Selleslagh
Graaf il Conte del Fence : Constant Huysmans
Gabriel Durand, kunstschilder : Florent Mertens
Jaccomo, bediende : August Verlinden
Moeder Overste : Julia Lauwens
Een Zuster : Elza Van Steen
Een Boer : Leonard Spruyt
Dienstpersoneel : Witte Zusters.
Het stuk speelt in de omgeving van de Vesuvius. Na het vierde tafereel werd op zondag 15 december hulde gebracht aan de jubilarissen van de toneelkring. (Uit het Programmaboekje met dank aan Guido Hellemans)
1946 – Bevolking. Op 31 december telde de gemeente Leest 1813 inwoners.
Foto’s :
-Het voorblad van het programmaboekje van “De Witte Non”.
-Victor Selleslagh en Alfons Hellemans (foto’s uit dat programmaboekje van “Rust Roest”).
Vervolgt met : 1947 – Pieter De Prins werd burgemeester en dit tot 1958.
Vanaf nu worden de vele aanvullingen en wijzigingen geïntegreerd in de lopende teksten van de Kronieken. We nemen de draad weer op (vanaf 8/9/1946) zoals voorheen, op vraag van diverse bezoekers. De meeste items werden al gepubliceerd maar vanaf nu met toevoeging van vele nieuwe gegevens, foto’s en afbeeldingen en ook een aantal verbeteringen. Veel leesgenot,
Marcel
1946 – 8 september : Philomena VAN PRAET trad in bij de Dochters van Maria.
Zij werd Eerwaarde Zuster Ferdinanda. Philomena Van Praet was te Leest geboren in de Alemstraat op 13 mei 1930. In het vijftigste en jubileumnummer van “De Band” van augustus 1957 schreef zij :
“Op ’n schone septemberdag 1946 deed ik mijn blijde intrede bij de Dochters van Maria te Willebroek. Alleen was ik niet. Ieder van ons wilde van de partij zijn om die reis mee te maken. Na een hartelijk afscheid mocht ik kennis maken met mijn nieuwe Zusjes. Heel vlug kon ik mij gewennen aan de nieuwe omgeving, en we mogen wel zeggen dat het er heel leutig aan toe ging. Na zes maanden postulaat kreeg ik bij mijn inkleding de naam van Zuster Ferdinanda, waardoor mijn broer zeer vereerd was. Een jaar verliep, afgewisseld door allerlei werk, ontspanning en gebed. Heel spoedig kwam dan de lang verwachte dag van de professie. Een aangenaam feestje bracht de familie weer eens innig samen. Die gelukkige dag van 12 april 1948 zullen we nog lang gedenken. Stilaan dacht onze goede Eerwaarde Moeder er aan dit nieuw geprofest groepje naar de Normaalschool van Hasselt te sturen. Vier jaar vorming bracht ons eindelijk, in 1952, als gelukkige gediplomeerden weer thuis. Toen wachtte ons een welverdiende vakantie. Buiten alle verwachting in, was mijn eerste zending naar Aartselaar. Daar werden we gul ontvangen. Het 3de studiejaar werd mij toegewezen in de gemeentelijke meisjesschool waar reeds vijf onzer Zusters werkzaam waren. Ik was blij zo heel rap te kunnen werken aan de opvoeding van ’n dertigtal kinderen. Bereid tot de arbeid, verwachtte ik veel van die stralende kinderoogjes, die mij veel voldoening gaven. Mogen wij met lof spreken over onze kinderen, dan verdient het welbevolkte dorp eveneens geprezen te zijn. We mogen werkelijk bogen op de bloei van onze school waarvan het aantal leerlingen ieder jaar toeneemt. Met blijdschap beginnen we op 2 september een Familiale en Middelbare Huishoudschool. Vol belangstelling volgt de bevolking de voorbereiding tot deze werkzaamheden. Gebrek aan leerkrachten is de grote kwaal voor ’t ogenblik. Nochtans de oogst staat rijp. Zendt ons arbeidsters of beter…wie komt er arbeiden ? ’n Gelukkige Leestenaar, Zuster Maria-Ferdinanda.”
Philomena Van Praet ging nooit naar de kleuterschool en liep haar lagere school te Tisselt. Ze ging binnen bij de Dochters van Maria te Willebroek op 8 september 1946 en werd gekleed als zuster Maria Ferdinanda op 10 maart 1947. Zoals nog andere zusters van haar congregatie in die jaren werd ze onderwijzeres. Ze haalde haar diploma in Hasselt in 1952. Van dan af gaf ze zowat dertig jaar les aan de meisjesschool te Aartselaar en dit in verschillende klassen en functies. Eerst als gewone leerkracht, dan als directrice met klas en nog later opnieuw als gewone leerkracht : ze wou absoluut geen directrice zonder klas zijn. Ook taalleerkracht is ze er geweest. Daarna werkte ze tien jaar als vrijwilligster bij mentaal gehandicapten te Boechout (1982-1992) tot die gemeenschap verhuisde naar het Moederhuis van de congregatie te Willebroek. Van die congregatie was ze algemene overste van 1996 tot 2002. In 2018 stond ze op een wachtlijst van het rusthuis Seniorplaza uit Willebroek. ("De Sint-Niklasparochie in Leest", Wilfried Hellemans)
1946 – 1 oktober – Gemeenteraad : Verleggen voetpad in de Bist. “.
..De Raad, gezien het verzoek van den heer Coemans grondeigenaar te Mechelen tot het verleggen van het voetpad nr. 63 in de Bist, gezien de daarbijgevoegde uittreksels uit den atlas der buurtwegen, gezien het commode en incomode des aangaande waaruit blijkt dat er geen bewaren zijn ingekomen, besluit den voetweg nr.63 te verleggen zoals aangeduid op de daarbijgevoegde plannen...”
1946 – 24 november – Gemeenteraadsverkiezingen.
Met de verkiezingen van 24 november 1946 kwam er weinig verandering. De Blekken (“Sint-Cecilia”) wonnen tegen de Sussen (“Arbeid Adelt”) met “vijf-vier”. Burgemeester Emiel Verschueren was voorlopig geen kandidaat meer. De Blekken wonnen ondanks dit toch met Pieter De Prins, Prosper Busschot, Pieter Verbeeck, Ferdinand De Prins en met Theofiel Maes. Pieter De Prins werd burgemeester en Prosper Busschot en Theofiel Maes werden schepen. De Sussen hadden een aantal nieuwe namen naar voren geschoven. Samen met oud-burgemeester Victor De Laet zetelden J. Van Riet, Ernest De Win en H. Spoelders.
Op 24 oktober 1952 waren er opnieuw verkiezingen en deze gingen de geschiedenis in als erg woelige dagen. De Blekken wonnen deze keer met “zes-drie” en Pieter De Prins werd opnieuw burgemeester. Emiel Verschueren kwam terug als schepen en Prosper Busschot begon in dezelfde functie aan zijn laatste ambtstermijn. (“Leest in feest”, Stan Gobien)
De verkozenen van 1946 waren : Busschot Prosper, De Prins Petrus, De Laet Victor, Van Riet Jan, De Win Ernest, Verbeeck Pieter, De Prins Ferdinand, Maes Theophiel en Spoelders Remi. Eerste schepen werd Prosper Busschot, tweede schepen Theophiel Maes. (GR-18/1/1947)
Foto’s :
-Philomena Van Praet (Zuster Ferdinanda).
-Prosper Busschot, Victor De Laet, Ernest De Win en Pieter Verbeeck, allen verkozen in de gemeenteraadsverkiezingen van 1946.