Terwijl hij actief was bij de verschillende ploegen, stichtte hij Excelsior Leest. Excelsior betekent steeds hoger, of dit gelukt is, is andere koek, goede voornemens zijn ook belangrijk. Er werd geoefend op het veld naast het ouderlijke huis in de Kouter en Fé was speler-trainer. Gezien hun verblijf aan de taalgrens was het taalgebruik van de Polflieten doorspekt met Franse woorden en telkens trainer Fé het woord d’abord uitsprak, was Hugo Bradt er als de kippen bij om luid “vooreerst” te roepen. De doelen waren gewoon 2 palen getooid met een of ander kledingstuk en de hoogte had geen belang. De scheidsrechters vielen zo maar niet voor het rapen en een paar keer was de man in het zwart Rik Lauwens Gelukkig bestond de “VAR” toen nog niet. Hij herinnert zich nog de namen van spelers zoals Leo Hellemans, Paul Willems, François Piscador, Louis Polfliet, Toon Lauwens, Willy en Hugo Bradt, Hubert Selleslagh, Karel Fierens, Juul Muysoms en Tomme Verbruggen. De ploeg bestond nog uit andere spelers, maar hun namen is hij spijtig genoeg vergeten. De kleuren waren zwart-wit voor de broek en de trui, de kousen naar ieders keuze en wat men zoal vond in de kousenschuif. In het begin waren hun tegenstrevers een ploeg van de Heide en caféploegen. Zij speelden zelfs tegen een ploeg met de jonge 15-jarige François Tuyaerts, de gehandicapte talentrijke speler, die later een ster werd bij Malinois en als bediende bij Eternit werkte. De matchen werden gespeeld op een wei van Miel Verschueren en een wei in de omgeving van Pieter De Prins op de Kleine Heide. Excelsior nam ook deel aan verschillende toernooien die ingericht werden door officiële clubs. De toernooien, georganiseerd door de Zennevallei in Heffen en een drietal door Sporting Mechelen, waar Excelsior met groot succes aan deelnam, gaven een grote sportieve voldoening. De inrichters heetten hen steeds hartelijk welkom. Door de studies van de jonge spelers is de ploeg een stille dood gestorven, grote transfers zijn er niet gebeurd.
Waarschijnlijk door Constant De Prins, zijn neef, kwam hij in contact met de wielersport. Hij ontmoette Pol Piessens en trad toe tot zijn renstal. Pol werd zijn persoonlijke begeleider, een soort Lomme Driessens. Voor de koers moest hij bij Pol komen eten en Angèle, zijn echtgenote, zorgde voor de traditionele beafsteak, hét krachtmiddel bij uitstek. Bère den Bakker was de masseur van de ploeg en de massage gebeurde meestal bij hem thuis in de Kouter. De eerste cross die hij reed was in Grasheide, een koers voor niet-renners. Er werd gereden met een koersfiets doch met het stuur van een gewone sportfiets. Er waren ongeveer 200 deelnemers en Fé eindigde op de 19de plaats.
Vervolgt.
Foto’s :
-Excelsior Leest in 1952.
-Enkele spelers van Excelsior Leest : Antoon Lauwens, Leo Hellemans, Juul Muysoms, Louis Polfliet en Francois Piscador.
-Pol Piessens en Albert “Bère van den Bakker” De Smedt.
De oorlogsjaren kwamen en zoals overal stonden allerhande activiteiten op een laag pitje. Mil en Fé werden lid van de Lembeekse turnclub en waren uitstekende turners. Maar Mil was ook een goed voetballer, lenig als een kat en snel als een cheeta. Hij werd de goalgetter bij Avenir Lembeek. Vader Polfliet vond Avenir Lembeek maar niks, een club van laag allooi, bovendien waren het socialisten en hij verbood zoonlief te voetballen bij Avenir. Hij had hogere ambities en zag zijn zoon al spelen bij Daring Brussel of White Star. Hoe onze Mil het voor mekaar kreeg is ons een raadsel, maar hij slaagde er telkens in door de mazen van het net te glippen en zijn matchen te spelen. De dag nadien hoorde vader op de trein, tot zijn grote ontsteltenis, dat zijn zoon weer een aantal keren gescoord had en de ster van het veld was. Natuurlijk zat er ’s avonds een dikke vlieg aan de lamp, soms waren er meer vliegen dan lampen. Zijn voetbalcarrière stierf een stille dood.
In Lembeek was er een zekere Wastiels, een begenadigd loper die aangesloten was bij Olympic Essenbeek Halle (OEH) en Fé, ook een goed loper, sloot zich aan bij de club. In de club werd er getraind op pistewerk en bij de opening van het Provinciaal Domein van Huizingen liep hij samen, als inwijding, met de andere clubleden, de piste in. Zijn eerste grote cross met OEH was de Cross du Soir, ingericht door de krant Le Soir. Het was een volkscross waar grote Belgische lopers, zoals Gaston Reiff, aan deelnamen.
Net als Mil, was Fé ook een goed voetballer en sloot zich aan bij Cercle Halle. Op dat ogenblik was hij heel intensief bezig met lopen en voetballen. Meer en meer ging zijn voorkeur naar de voetbalsport.
Op 1 oktober 1951 vertrok hij met een klein hartje naar het leger en werd gekazerneerd in Vielsalm. De wereld was in volle Koreacrisis, de tweede wereldoorlog lag nog vers in het geheugen en de soldaten kregen een dienstplicht van 24 maanden voorgeschoteld. Buiten op bivak gaan met de Chiro en een vakantie bij Peit in Leest, was hij nog niet veel van huis geweest. Niet alleen voor hem, maar ook voor vele anderen, was dit een zware dobber en gelukkig leverde Milac hier goed werk.
Op 28 januari 1952, gebeurde er iets ingrijpend en zou het leven van de familie Polfliet een gans andere wending geven. Vader werd het slachtoffer van een arbeidsongeval in Brussel-Zuid en overleed een paar uur later in Etterbeek. Moeder, 46 jaar, bleef achter met 11 kinderen. In de Katholieke Kring speelde broer Louis, de avond voordien, in een sappig Lembeeks dialect, met succes de rol van een Brussels Ketje. Van toeval gesproken. Wij waren zo fier als een gieter op de prestaties van onze broer en nooit hebben wij hiervan ten volle kunnen nagenieten.
Het leven kabbelde verder, zo ook voor Fé. Ondanks zijn voorkeur voor het voetbal, werd hij bij het leger geselecteerd voor de loopwedstrijden. Er werden wedstrijden georganiseerd tussen de verschillende eenheden, elke eenheid had ambities en stuurde hun beste sportlui. Zo moest hij ook, een beetje tegen zijn zin, het militair kampioenschap in Etterbeek lopen en gaf op. Einde van de crosscarrière. Hij speelde nog memorabele voetbalwedstrijden tegen de ploeg van het Engelse leger.
Ondertussen werd er met gemengde gevoelens afscheid genomen van Lembeek en de vrienden en was het gezin verhuisd naar Leest, wat voor iedereen een grote aanpassing vergde. Omwille van de afstand werd Fé door Cercle Halle uitgeleend aan Tisselt en nadien aan Heffen. Later werd hij voor 25.000 BF verkocht aan Racing Mechelen en deelde de kleedkamer met de toenmalige vedetten, Rik De Saedeleer, Jean Van der Auwera, Rik de Hert, Jef Put en Jos Mannaerts met als trainer de alom geprezen Jan Dogaer. Fé voldeed niet aan de gestelde eisen en werd voor 12.000 BF verkocht aan Kapelle o/d Bos. Hier eindigde ook zijn voetbalcarrière.
Vervolgt.
Foto’s :
-Zij versloegen de Engelsen met 8-2. Als vierde van links onderaan Fé Polfliet.
-Fé links bovenaan.
-Na de overwinning tegen de Engelsen ontvingen de Belgen een trofee. Als derde van links Fé Polfliet.
In het julinummer van “De Band” uit 1957 botsten we op volgend artikeltje dat onze nieuwsgierigheid opwekte :
Felix Polfliet dankt.
"Tijdens de winter werd bij de cyclocross te Leest genoeg ontvangen voor een nieuwe fiets voor de Fé. De Fé dankt langs deze weg al de mensen die zich ingespannen hebben voor het wellukken van die cross. Hij belooft eveneens, het volgend cross-seizoen met zijn nieuwe fiets heel wat betere uitslagen te zullen rijden. 'Goede renner, goed materiaal, goede uitslagen', zegt de Fé."
Leest bleek toen reeds over een cyclo-crosser te beschikken en dat was niet de enige sport waarin deze sportieveling uitblonk. Felix “Fé” Polfliet werd op 29 oktober 1932 geboren als derde telg in het kroostrijk gezin van Carolus Edmundus “Karel” Polfliet (°Leest 10/7/1903, +Brussel 28/1/1952) en van Maria Clementina De Prins (°Kapelle-op-den-Bos 23/9/1905, +Duffel 26/11/1977). Uit die huwelijk ontsproten : -Miel (°Kapelle-o-d-Bos 25/6/1929), huwde Mariette Coeckelbergh en Fernande Hamers. -Josephine (°Leest 15/3/1931, gehuwd met Rik Lauwens. -Felix “Fé” (°29/10/1932), gehuwd met Maria De Prins. -Maria (°Mechelen 25/12/1933). -Louis (°Leest 27/5/1935), gehuwd met Leontine Geens. -Hilde, gehuwd met Frans Lambrechts. -Alfons, gehuwd met Maria Huysmans. -Fernand, gehuwd met Rita Verheyden. -Alida (°Lembeek 9/2/1941), gehuwd met Louis Nuytiens. -Agnes, gehuwd met Vic Vanheerswynghels. -Renilde, gehuwd met Staf Tuyaerts.
Felix huwde met een naamgenote van zijn moeder uit de Kleine Heide die met haar ouders en zus naar Mechelen verhuisde. Haar zus, Elza, werd de tweede echtgenote van Richard Van Praet en een broer Frans Roger De Prins werd op 14-jarige leeftijd slachtoffer van een luchtbombardement in Grand Fort Filippe (Fr) tijdens W0-II.
In december 2018 maakte zijn zus Alida Polfliet volgend portret van de “Fé” en zijn familie : Eind november 1937 veranderde het leven van de familie Karel Polfliet en Maria De Prins. Omwille van zijn werk bij “den IJzerenweg” moest vader met zijn gezin tussen Brussel en Braine-le-Comte gaan wonen. Zij kozen voor Lembeek, het laatste Vlaamstalige dorp, gelegen op een paar honderd meter van Tubize, de taalgrens. Hoe de verhuis van de huisraad gebeurde is niet meer geweten, maar het gezin verhuisde met de trein. Josephine herinnert zich nog goed dat de jongste broer Alfons, amper 6 weken oud, in het doopdeken van de familie gewikkeld was. Hoe ze van Brussel-Noord naar Brussel-Zuid geraakt zijn weet ze ook niet meer. Van de verbinding Noord-Zuid was nog geen sprake. Later, bij ons jaarlijks bezoek aan Leest met de nieuwjaarsbrieven, deden wij dit steeds te voet. Als Nieuwjaar op zondag viel gingen wij, om onze zondagsplicht te vervullen, naar de mis in de Finisterrae-kerk in de Nieuwstraat en zorgden ervoor dat wij steeds lijfelijk aanwezig waren bij de offerande, de consecratie en de nuttiging. Op die manier werd de schade beperkt tot een dagelijkse zonde en bleven wij, in de nabije toekomst, gespaard van het hellevuur.
Het huis dat wij betrokken was mooi en groot, en bood onderdak aan het grote gezin. De vier jongsten van het gezin werden hier geboren. Het was gelegen aan de drukke spoorlijn Brussel-Parijs, midden in het glooiende landschap met zicht op de meanderende Zenne en in de verte het mooie Lembeekbos. De meisjes gingen naar de Sancta Maria-school van de Zusters van de Christelijke Scholen en de jongens naar de Sint Veroon-school van de Broeders van de Christelijke Scholen, met als stichter de Franse broeder Jean-Baptist de la Salle. De avond voor de eerste schooldag van de Polflietjes, had er in de Katholieke Kring een optreden plaats gehad met het Brussels Ketje en dit optreden zou bepalend worden voor de bijnaam die wij ginder kregen. Onze Mil was 8 jaar oud, een wittekop en sprak een vreemd dialect, wat de gelijkenis met het Ketje was is ons een raadsel, maar sindsdien werd hij de stamvader van “De Ketjes van Lembeek”.
Vervolg en slot : Jeugdherinneringen van Lisette Fierens.
Dan hebben wij, Fons van Zillekes (alias Polspoel) en ik, het veel gemakkelijker gehad. Wij waren allebei van Leest. Ik heb Fons wel leren kennen bij een tante van hem, waar zijn ouders met hun kinderen uitgenodigd waren op de kermis in Battel rond een 15 augustus. Het was le coup de foudre, zoals men zegt. Ik kende de hele familie Polspoel, nonkels, tantes, neven en nichten, behalve Fons. Het leven hangt soms af van het toeval, het gelukkige toeval !
In Hombeek konden vroeger de meisjes vanaf 14 jaar, bij de zusters naar de naaischool en zo heeft mijn mama de tante van Fons leren kennen en was ik bevriend met zijn nicht. En voila ! Wij waren na bijna vijf jaren verkering, getrouwd in 1960. Het is in de kerk snel moeten vooruitgaan, omdat die zaterdag Frans Huybrechts (Sooike) begraven werd. Wij gingen in Mechelen wonen, omdat de stad enkel werk gaf aan mensen die in de stad woonden. Nu met de deelgemeenten speelt dat geen rol meer.
Fons werd aangenomen in 1957 als hovenier-bloemist. Wij hebben ruim 40 jaar zeer gelukkige jaren gekend, tot Fons het moest afleggen tegen de ziekte die hem de baas was. Fons was een mens met een zacht karakter en met gouden handen. Een mens om van te houden.
Ondertussen ben ik bijna 20 jaar weer in mijn dorpje, dat mij het liefst van de hele wereld is. De vier kinderen die uit onze verbintenis sproten hebben gezorgd voor tien kleinkinderen en nog dit jaar zullen er zes achterkleinkinderen zijn. Wij hebben niet voor niets geleefd !
Ik blijft het zeer moeilijk hebben met de fusie van mijn dorpje met Mechelen. Ook al woonde ik toen zelf in de stad. Mensen daar hebben een andere ingesteldheid. Een dorp is anders dan een stad, de mensen zijn er opener. Ik woon hier zo graag en Fons was hier ook zo graag terug komen wonen als hij gepensioneerd was. Maar ja, het lot heeft het anders bepaald.
Het dorp, bij de rivier met de verhoogde dijken, werd door een dwaze fusie stad. Meteen het eind van zijn eendrachtige tweespalt betekende dat.
Het dorp wordt nu bestuurd vanuit een ivoren bastion onbereikbaar ver, omringd door strenge wachters, wijl hun vroegere burgervader, met hem kon men spreken, behoorde tot de rang der pachters.
Het dorp, hoe liefelijk landelijk ligt het daar, wat heeft het niet al prijsgegeven : zijn straatnamen, zichzelf en zijn beslotenheid, het onderste uit de beurs om de stad te laten leven.
Het dorp, hoe dat het ook geniet van allerlei voorzieningen en stadse wetenschap, mist, net als Jonas in de walvisbuik, bewegingsvrijheid en meezeggenschap.
Dit zijn de gevoelens zoals ik ze destijds neerschreef en mij altijd zullen bijblijven. De Winkelstraat had destijds een jaarlijkse kermis, kleinschalig maar toch. Aan de hoek met de Tiendeschuurstraat werd er een spiegeltent gezet. De kinderen van Mil De Cock en Tooir van de Veit, regelden dat. Thuis hadden ze café en ze waren gewoon mensen te plezieren. Volgens inlichtingen van Robert Verbruggen, zou de kermis begin jaren ’50 de laatste adem uitgeblazen hebben.
Tijdens onze kinder -en jeugdjaren werd ons jonge leven geregeld door de wetten van de katholieke kerk. Trouwen was enkel toegelaten voor jonge mannen die een lief hadden gezocht in een andere gemeente. Meisjes trouwden in de kerk van de parochie waar ze woonden. Kinderen die in een andere gemeente les volgden, moesten toch hun communie doen in onze kerk. Het woordje seks kenden wij niet. Sekte dat kenden wij wel. Wie een andere religie aanhing was een heiden. Hij was bij een andere sekte. In het portaal van de kerk hingen destijds affiches met de namen van slechte films, af te raden of te mijden. De namen van kranten die niet door katholieken mochten gelezen worden en zelfs de parochiepriesters wezen er in hun zondagse preek op. In sommige boeken stond een imprimatur : welke lectuur geschikt was voor jongeren of volwassenen. Boeken die het referaat index kregen mochten gewoon niet gelezen worden en werden des duivels genoemd. Zelfs het gewijde boek de Bijbel mocht niet gelezen worden door Jan Modaal. De vrijdagen aten wij geen vlees. Er was het ei, er was haring in al zijn vormen, er was gebakken vis. In de vasten en de advent kwam er de woensdag ook nog bij (vleesloos). Vigiliedagen dagen van onthouding. Ook kinderen werden aangeraden te vasten : minder snoep, minder chocolade. Wie als volwassene zware arbeid moest verrichten, moest niet vasten, maar geldelijke steun geven, uiteraard aan de kerk.
Dat een oorlog sporen nalaat, ook bij kinderen, daar getuigt het volgende over. Maria Diddens, Leontine Geens en ik, zitten gezellig te babbelen op de drempel van de St. Jozefskapel. Het zal een feestdag in de week geweest zijn, anders was ik niet in het dorp. Aan de kapel splitsten onze wegen, vandaar. Op zeker ogenblik hoorden wij vliegtuigen brommen, dat geluid zwol aan en wij werden echt doodsbang, wij dachten dat het weer oorlog ging worden. Zo diep zat die angst er nog in (rond 1949).
Ik ben altijd een grensgeval geweest. Geboortig van Vilvoorde kreeg ik de spotnaam “Pjijrefrijter” mee. Wij woonden in de Far West, een buitenwijk van de stad. Die naam is afkomstig van een cinema waar voor de goedkoop, enkel Westerns gedraaid werden.
In Hombeek, waar wij als kinderen geen uitstaans mee hadden, wij woonden in de Pikkerie, de buitenkant van Hombeek, wat geestelijk Zemst-Laar was, ik liep er school tot het derde leerjaar (september-oktober), ik deed er ook mijn eerste communie. Als wij naar Leest kwamen wonen, werd ik weer een grensgeval. Pal bij Hombeek.
En toch is mijn hart hier vastgeankerd. Mijn vader sprak altijd over fluitjes die hij als kind zelf sneed van klakkebussenhout, dat zouden takjes zijn van vlierstruiken (Sambucus). Die zijn hol.
Erratum : ergens in de tekst vermeld ik dat we na ons vormsel koffiekoeken kregen met cacao. Wij kregen limonade te drinken. Lekkere limonade van bij Huysmans, in speciale flesjes met een knikker in. Het was de eerste maal dat ik dat zag.
Lisette Polspoel-Fierens.
Foto’s :
-Huwelijksfoto van Fons en Lisette.
-De flesjes van de limonadefabriek van de familie Huysmans.
-Diverse etiketten van de Leestse limonade.
-“Belgica Lemonade” van de familie Huysmans-Coosemans.
-Mooie tekening van Scheurcapruyn van Stefaan De Laet.
Vervolgt met : Fé POLFLIET : een brokje nostalgie.