1957 – 23 september : Mêre Aleydis (Jeanne DE BOECK) schreef vanuit Titulé :
“Alle maanden beleef ik nu terug een paar uurtjes genot aan het lezen van al dat nieuws uit de parochie in De Band. Weet dat dit één van de enigste uurtjes zijn dat onze geest hier wat ontspanning krijgt en eens wat anders te horen en te lezen dan steeds dat gesleur in deze zwarte wereld. Alles is hier opperbest en bijna vier jaren Congo-leven achter de rug. Onze post hier in de Uele bloeit geweldig. We vierden in 1956 het 25-jarig bestaan van onze missie. Nu hebben we hier reeds 4 posten en drie in de Katanga. Alle soorten van werken bloeien er. Ik ga u alleen over onze uele-Missie schrijven.
TITULE :
Oudste post –moederhuis vanaf 1931 voor de Uele. Bewaarschool, lagere school, huishoudschool, pedagogische school (dit is nog geen normaalschool) waar monitricen gevormd worden na 2 jaar voor de beroepsschooltjes. Alles te samen reeds 550 leerlingen ; we hopen over een paar dagen aan de 600 te zijn. Hospitaal met voor dit jaar (9 eerste maanden) 2.200 gehospitaliseerden, 340 geboorten, 1.100 melaatsen, 13.000 nieuwe gevallen in het dispensarium, 1.000 kinderen en 430 zwangere vrouwen op de consultaties. Daarbij 5 werkende beroepsdispensaria met een 250 nieuwe gevallen per maand. Hierbij nog op twee plaatsen naailessen voor de inlandse vrouwen.
ANGODIA :
Post die werd opgegeven ter wille van Ganga.
GANGA :
Prachtig hospitaal midden in de brousse, dus veel minder werken dan Titulé, maar duizendmaal schoner. Een lagere school met een 130 kinderen (weinig bevolkte streek) en 9 brousseschooltjes voor 1e en 2de studiejaar. Daarbij een negental cursussen voor vrouwen in het naaien. Bestaat ongeveer 3 jaar.
DAIGILA :
Post Cotonco, schoon hospitaal met veel zieken, lagere school met 300 kinderen, minder uitgebreid dus dan Titulé, maar een grote post die nog zal uitbreiden in de toekomst. Twee jaar oud. School voor blanken.
BAMBESA :
Nieuwe post waar nu nog maar twee Mêres zijn die zorgen voor de blanke school ; in januari komt een derde voor de school der zwarten. Door gebrek aan religieuzen kan het hospitaal niet door ons bediend worden. Er is een dokteres die werkt met een verpleegster. Zal wel uitbreiding nemen in de toekomst. Post Incac, dus post waar opzoekingen gedaan worden voor de landbouw in Congo.
Een volgende maal meer nieuws over mijn post, Titulé, waar ik nu bijna vier jaar werkzaam ben als verpleegster in het hospitaal. Het blank hospitaal werd afgeschaft sedert december daar men de dokter wegnam om het hospitaal van Ganga te doen marcheren. Allerbeste groeten aan gans Leest ! Mêre Aleydis.” (DB, november 1957)
Jeanne (Maria Antonia Johanna) De Boeck was in de Winkelstraat te Leest geboren op 3 maart 1928 als dochter van Alfons en Henriette De Prins (een zus van burgemeester Pieter De Prins). Ze trad in bij de zusters ursulinen van O.L. Vrouw-Waver (1947) en werd er regentes wiskunde-wetenschappen (1948). Ze studeerde verder en behaalde het ‘Diploma Tropische Geneeskunde’ aan het Tropisch Instituut te Antwerpen (1952) en dat van koloniaal verpleegster te Leuven (1953). In hetzelfde jaar vertrok ze naar de missies, i.c. naar Belgisch Congo (Democratische Republiek Congo). In de oostprovincie in de Uele te Titule werkte ze bij de melaatsen in de ziekenzorg (van 1953 tot 1960) en na de onafhankelijkheid (tot 1962) als leerkracht. Die twee jaren waren bijzonder moeilijk en ze kwam naar België. Terwijl ze in Mechelen onderwees (ursulineninstituut, 1962-1965), leerde ze Spaans aan het COPAL (Collegium pro America Latina) te Leuven. Ze specialiseerde zich verder te Duffel en behaalde een A1-diploma verpleegkunde voor de centrale jury (1967). Daarop verwierf ze een getuigschrift van de Dienst voor Ontwikkelingssamenwerking te Brussel (1968). Dan vertrok ze (in 1969) naar Concepcion (Chili). Daar werkte ze in de Hogar de Cristo als madre Juanita in het opvangtehuis, de polykliniek, het ouderlingengesticht of de ‘hogar de ancianos’ en in de huizen voor verlaten meisjes. Ze leerde er met de computer werken en werd meer dan eens voor haar inzet en werk geëerd : zo ontving ze in Chili diploma’s voor jeugdzorg, drugbestrijding, gedragsverandering, bestrijding van HIV en vooral werd ze ereburger van Concepcion (1984); bij ons ridder in de Orde van Leopold II. In 1962, 1976, 1978, 1980, 1982 en 1984 was ze op verlof in België. Na haar opruststelling kwam ze voorgoed naar België terug (eind 1992) maar zat er evenmin stil. Een hele tijd (tot 2000) hielp ze nog in de school in de Mechelse Hoogstraat en werd hulparchivaris van de congregatie in O.L. Vrouw-Waver. Ook was ze (van 1992 tot 2003) één dag in de week te vinden als ‘verkoopster’ in de ‘Trefzaal’ van het ‘Pastoraal Centrum’ te Mechelen. (‘De Sint-Niklaasparochie in Leest’, 2009, Wilfried Hellemans)
Zuster Juanita overleed in Huize Sinte-Angela, Bosstraat 9A te O.L.V.- Waver op 8 april 2020. Ten gevolge van Covid-19 had de afscheidsliturgie in alle intimiteit plaats. Meer over Jeanne De Boeck in deze Kronieken : 16/7/56, 16/7/84, 2/3/88.
Foto’s :
-In 1947 nam Jeanne afscheid van haar familie toen ze naar het klooster vertrok. V.l.n.r. : haar tante Julie Brion-De Prins, vader Fons De Boeck, pastoor Coosemans, Jeanne, oom-burgemeester Pieter De Prins, moeder Henriette (Jette) De Prins, grootnonkel Karel De Boeck (woonde in) en tante Marie De Prins. (LG, blz. 323)
-Zuster Jeanne De Boeck in haar Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse periode.
1957 – 21 augustus – G.v.A. : Ludo Verwerft had aanrijding.
“Aan de Adegempoort had er een aanrijding plaats tussen de personenwagens, respectievelijk bestuurd door Verwerft Ludo uit Leest en Talboom Maurice uit Terhagen. Stoffelijke schade.”
1957 – 19 september – G.v.A. : Mechelen en omstreken rijke bodem aan schatten. Schatgravers!
“…Te Leest, nabij de Steinemolenhoef, op het veld gekend als Steinwerk, en nabij de Oude Mechelbaan (dat is de Romeinse heirbaan van Bavay naar Utrecht) in een bocht der Aabeek, werden grondvesten ontdekt en alle onderdelen van een Romeins gebouw, met vele scherven van urnen en allerhande vaatwerk. De idee om daar opgravingen te doen kwam van een volksvertelsel dat voor vaste waarheid verkondigde dat op die plaats een kasteel gestaan had, dat in de grond verzonken was als straf van God omdat de kasteelheer “Zwart Goed” gekocht had. Daar ook is er voorzeker nog wat te vinden…”
1957 – 19 september : Oprichting Zangkoor St.-Cecilia.
Het bestuur van de Koninklijke Fanfare Sint Cecilia ging over tot de oprichting van een zangkoor Sinte Cecilia. (DB) Stan Gobien in “Leest in Feest” : “De stuwende kracht achter dit koor was Luc Beterams. Op het Palmzondagconcert van 1958 werd met de fanfare de Bergsuite van Jos Moerenhout uitgevoerd. Het zangkoor St.-Cecilia stond toen onder leiding van Leo Hellemans. Het zangkoor kreeg een vlag van de familie Beterams (zie foto). Deze familie had ze zelf vervaardigd. In de hoeken van deze vlag staan het schild van de provincie Antwerpen, de Vlaamse Leeuw, de Leestse kerk en de eerste noten van de Bergsuite. Dit vaandel werd in de vijftiger en zestiger jaren uitsluitend gebruikt door het zangkoor St.-Cecilia. Later, toen het zangkoor in feite ophield te bestaan, werd het gebruikt door de jeugdfanfare en door het trommelkorps. Dit vaandel werd ook nog gebruikt door de fanfare wanneer die wandelconcerten van lange afstand gaf, zoals bijvoorbeeld in de Bloemenstoet van de stad Mechelen. Het zangkoor St.-Cecilia was min of meer een ‘onderafdeling’ van de fanfare, net als de toneelvereniging ‘De Moedige Vrienden’ en later ‘Voor Taal en Kunst’ dat waren. Toen in februari 1959 burgemeester Emiel Verschueren werd ingehuldigd trok het zangkoor door de Leestse straten achter het vaandel. Het zangkoor gaf dikwijls een optreden weg op het Palmzondagconcert van de fanfare. Na de populaire Bergsuite die meer dan eens op het programma kwam, werden in 1960 ‘In ’t Witte Paard’ van Beznatzky, het ‘Zigeunerkoor’ van Verdi en ‘Op de Perzische markt’ van Ketelby uitgevoerd. In 1962 had het zangkoor August Fierens (zie foto) als dirigent en werd er opgetreden met de ‘Vogelhandelaar’ van Zeller. Dirigent Theo Fierens had helemaal geen bezwaar tegen de samenwerking met het zangkoor. Op het programma van het Palmzondagconcert van 1973 stonden zelfs vier koorwerken met begeleiding van de fanfare : ‘Vader Abraham had zeven zonen’, van Pierre Kartner, de ‘Csardasvorstin’ van Kahlmann en twee composities van Jef Aerts, ‘Leest aan de Zenne’ en ‘Vlaamse volksliedjes’. Het fanfarekoor stond toen onder leiding van Rik Lauwens. Voor een aantal muzikanten waren de repetities die aan een muziekconcert met het zangkoor voorafgingen een ware belevenis. De fanfare bestond toen uit vooral mannen. Wanneer er dan ineens zoveel dames in het repetitielokaal aanwezig waren, gebeurde het wel eens dat ze de zaak uit de hand lieten lopen. Er waren mannen bij die het vrouwelijk gezelschap ten zeerste op prijs stelden en die alles in het werk stelden om de gezamenlijke repetitie zo lang mogelijk te laten duren. Alle middelen waren voor deze muzikanten goed : op een verkeerde tijd invallen, van de zenuwen een aantal bemols of kruisen vergeten, gezichten trekken, de medemuzikanten aan het lachen brengen…Het viel soms zo op dat de dirigent zich kwaad maakte en dreigde met een strafrepetitie zonder zangkoor. Wanneer de zangstukjes werden gerepeteerd waarbij ook nog gedramatiseerd moest worden, overdreven de acteurs soms zo fel dat het onnatuurlijk werd. Sommige zangeressen vonden deze gang van zaken waarschijnlijk af en toe gênant, anderen zullen het daarentegen wel plezierig gevonden hebben… Op de uiteindelijke uitvoering met publiek werden de fratsen gelukkig doorgaans achterwege gelaten…
Foto’s :
-De vlag van de familie Beterams.
-In 1962 was August Fierens dirigent van het zangkoor.
-Het zangkoor Sint-Cecilia in actie. V.l.n.r. : Alice Verbergt, Karel Lauwens, Jeanne Geerts, Paula Lauwens, “Dikke Rang” (geen Leestenaar) en Frans De Bruyn (’t Bruinke).
-De dames : Julia De Bruyn, Josefien Polfliet, Louisa De Bruyn en Francine Van Eekel.
-De heren : Louis Schillemans, Eduard Geerts, Michel De Win, Eddy Beterams en Vic De Boeck.
1957 – Zondag 18 augustus : Eerste prijs voor de Leestse fanfare Sint Cecilia in Westmeerbeek.
In het tweedaags muziekfestival van de Kon. Fanfare “De Verenigde Vrienden” uit Westmeerbeek behaalde de Leestse fanfare Sint Cecilia in de stapwedstrijd een 1ste prijs in ere-afdeling met 84 p. en met lof van de jury. Sint-Cecilia telde 52 uitvoerders.
1957 – 20 augustus : Marcel Leemans verhuisde naar Leest.
De meester-kleermaker kwam van de Pennemeesterstraat 25 Mechelen. (DB, sept.’57) Marcel Leemans was te Hombeek geboren op 6 april 1921 en gehuwd met Yvonne Smets (°Mechelen 17/10/1920, +Mechelen 16/3/2005) die hem zeven kinderen schonk : Frieda, Ria, Marc, Dirk, Krista, Lucia en Karla Leemans. In Leest werd hij naast kleermaker ook winkelier. Zijn zaak bevond zich tegenover het kerkhof van Leest. In 1982 beëindigde hij zijn activiteiten als “voedingsdetaillist” en kleermaker en liet zijn “Centra” winkel over aan zijn verkoopster Julia Lauwers en haar man Willy De Nies. Marcel Leemans overleed te Mechelen op 14 oktober 1993.
1957 – 24 augustus : Kampperiode voor Marcel Verschuren.
“Marcel Verschueren, Juniorslaan, moet op 24/8 een wederaanpassingskamp gaan doen van drie weken te Lier.” (“DB”, juli ’57)
Marcel en zijn echtgenote Marieke Van den Brande (foto onderaan) waren jarenlang de exploitanten van de herberg “In de Welkom” aan de Leestsesteenweg.
1957 – 25 augustus : Koninklijke Fanfare “St-Cecilia” op opening Bloemenstoet Mechelen. (“DB”, februari ’58)
1957 – September : Ledenaantal Chiro.
In september 1957 zag het ledenaantal van de jongenschiro er als volgt uit : Burchtknapen : 36 jongens en 3 leiders : Eddy Beterams, Jos Verlinden en de nieuwe aanwinst Guido Hellemans. Knapen : 17 jongens en 3 leiders : Jan Vloebergh, Rik Van den Vondel en Jos De Smet. Kerels : 12 jongens en 3 leiders : Louis Vloebergh, Freddy Peirs en Ferdi Polfliet. Samen : 65 jongens en 9 leiders, met als groepsleider Louis Vloebergh. (DB)
1957 – September : Schoolbevolking.
De gemeentelijke jongensschool telde 84 leerlingen. De gemeentelijke meisjesschool 107 en de aangenomen bewaarschool 81. 28 jongens en 12 meisjes van Leest liepen school te Kapelle o/d Bos. Te Hombeek en Tisselt waren respectievelijk 4 en 5 jongens van Leest ingeschreven. Het totaal aantal schoolplichtige kinderen voor het schooljaar 1957-58 bedroeg 154 jongens en 124 meisjes. (DB-oktober-1957)
1957 – Septembernummer “De Band” : Pater Jozef SELLESLAGH vanuit Urundi.
“Beste dorpsgenoten, het is nu 3 jaar geleden dat ik voor de tweede keer in URUNDI ben aangekomen. In januari ben ik dan veranderd en naar MUHANGA gaan wonen. Muhanga ligt op een 30-tal km van NGOZI, de residentie van onze Bisschop. Het ligt zo in ’t midden van het vicariaat en wij hebben hier reeds meer dan 30.000 kristenen. Het is dan ook de tweede grootste post van het vicariaat. De bevolking is hier zeer dicht want de missie is niet heel uitgestrekt en heeft een straal van 30 km, dat maakt dat als we meer dan 15 km rijden, we al buiten de grenzen zijn, een 10 à 15 minuten rijden met de moto. We hebben ook een groot en klein seminarie op het gebied van de missiepost. Veertien dagen geleden (brief van 14 juli 1957) hebben we hier een grote toeloop van mensen gehad bij de wijding van onze nieuwe kerk. We hebben hier een nieuwe kerk gebouwd met een toren van 25 meter. De bruikbare ruimte in de kerk voor de kristenen is 50 m x 16 m. De dag van de kerkwijding waren er misschien wel 15 à 20.000 kristenen tegenwoordig ; die konden natuurlijk niet in de kerk. De overgrote menigte stond buiten. Iedere zondag zit de kerk vol in twee van de drie missen. Natuurlijk komen niet al de kristenen van de missie hier naar de Mis, alleen zij die op een uur of anderhalf uur van de post wonen, de anderen gaan naar de schoolkapel. Enkele weken geleden heeft een blanke niet ver van mijn vorige missie Karusi een leeuw geschoten. Die was er met een koe van onder getrokken. De mensen waren dan de blanke gaan halen die het beest met een kogel neerschoot. Het wijfje was er niet bij en heeft dan nog enkele dagen rondgelopen en heeft op een 10-tal km van daar nog een oude vrouw opgesmuld. Beste groeten en tot later. U allen genegen in Christus, Jozef Selleslagh, Missie Muhanga Ngozi / Urundi.”
Jef werd geboren in de Bist op 8 mei 1917 (nu : Witveld) als tweede oudste van de negen kinderen van Louis Selleslagh (°29/10/1887, +27/7/1969) en Leonie Verbergt (°29/6/1888, +31/8/1966). Hij overleed te Antwerpen op 9 oktober 1974. Zijn uitvaart vond plaats te Leest op 14 oktober waar hij ook begraven werd. Daar werd zijn grafsteen (in 2002) verwijderd.
1957 – September : Werkloosheid.
Die maand telde de gemeente 3 werkloze mannen en 1 werkloze vrouw. (DB, oktober ’57)
1957 – 2 september : Onder de wapens.
Jan Diddens, Blaasveldstraat 25 Leest ging die dag binnen in de kazerne van Turnhout. (DB, september ’57)
1957 – 8 september : Rene Spoelders opgeroepen.
Rene Spoelders, Kouter 20, werd in Hasselt verwacht en dit voor 6 dagen (GTA). (DB, september ’57)
1957 – 10 september : Jozef JEHAES (Pater Heldmar O.F.M.) benoemd tot onderpastoor.
Deze Limburgse pater werd te Hoeselt geboren op 12 augustus 1928. Hij werd op 7 augustus 1955 priester gewijd. Hij was één jaar onderpastoor te Waterschei en werd op 10 september 1957 tot onderpastoor benoemd in Leest. Hij zou er zeven kinderen dopen in de periode van 29/9/57 tot 5/10/58. In de loop van het jaar 1958 werd hij uit Leest weggeroepen en (in februari 1959) overgeplaatst naar het Hasseltse OFM-klooster. (DB, november ’57 en “De Sint-Niklaasparochie in Leest”, W. Hellemans)
1957 – Maandag 16 september : Filmavond ten voordele van de Chiro.
In “Ons Parochiehuis” werd de film “Jongensstad” gedraaid ten voordele van de Chiro. (DB, oktober ’57)
Foto’s :
-Marcel Leemans in het gezelschap van zijn medewerkster Louise Verbruggen.
-Een advertentie van Marcel Leemans uit 1957.
-Marcel Verschuren en zijn echtgenote Maria Van den Brande.
-Chiroleiding jaren ’50 : bovenaan : Freddy Peirs, Guido Hellemans, Jos Verlinden en Louis Vloebergh. Onder : Hendrik Verbeeck, Rik Muyshondt, Jan Vloebergh en Rik Van de Vondel.
1957 – 14, 15 en 16 augustus : Milac-delegatie bezocht Leestse miliciens in Duitsland.
De delegatieleider Jan De Decker publiceerde een uitgebreid verslag in ‘De Band’. Dauphine 156J4 voerde ons naar Duitsland. Reis van 899 km over België – Nederland – Duitsland. EENS TE MEER BRACHT MILAC WAT ZON IN EEN SOLDATENHART
“Op 14, 15 en 16 augustus bracht ik als afgevaardigde van het MILAC-KOMITEEeen bezoek aan onze jongens in Duitsland. Deze reis kon toch nog doorgaan dank zij de bereidwilligheid van iemand buiten de gemeente, de Heer J. MEES van Blaasveld. Hij was graag bereid zijn auto ter beschikking te stellen. Onze sympathieke garde VICTOR VAN HOOF, grote vriend van MILAC en schoonzoon van J. Mees, was bijna gans de 899 km lang aan het stuur en ontpopte zich als een uitstekend chauffeur. MILAC dankt de Heren MEES en VAN HOOF voor hun grote bereidwilligheid en hun zéér gewaardeerde hulp ! (Noot M.V.H. : naast mijn grootvader Jan Baptist Mees, bakker uit Blaasveld, mijn vader Victor Van Hoof, waren ook mijn grootmoeder Sofie De Schoenmaecker en ik van de partij. Ik was toen 9.) We vertrokken te Leest op woensdag 14 augustus rond 6 uur in de morgen. Over Mechelen, Leuven, Tienen, St.Truiden, Tongeren, Maastricht, Aken, kwamen we rond 11 uur in Eschweiler/Probsteierwald waar we in het ‘Kamp Astrid’ (250ste Kompagnie Ordnance) Frans GEERTS te zien kregen. Het kamp ligt helemaal in de bossen, een zeer gezonde streek. Enkele dagen tevoren mocht Frans het bezoek ontvangen van zijn verloofde ! Bij het drinken van een lekker pintje ‘Wicküler’ werd er hartelijk gekeuveld over ditjes en datjes. Na deze zeer hartelijke ontmoeting, namen we rond 13 uur afscheid van de Frans. De tocht ging nu verder naar KEULEN en omgeving.
Te Bensberg in het ‘Kwartier Diksmuide’ (6de Bataljon TTR) zagen we te 17 uur Marcel VAN HOOF (Noot : de jongste broer van Garde Victor Van Hoof). Nu naar Keulen voor het avondmaal en de overnachting. Hieraan bewaren wij enkele speciale herinneringen waarover we hier niet kunnen uitweiden. De helft van het gezelschap werd gelogeerd in het Transit Hotel voor soldaten, de andere helft in het luxueuze ‘BELGISCH HUIS’ te Keulen. Als afgevaardigden van MILAC hadden we in beide huizen gemakkelijk toegang, in principe zijn ze voorbehouden aan militairen.
De donderdag 15 augustus werd ingezet met een H. Mis in de Dom van Keulen. Het ontbijt namen we in het Transit Hotel. Hierna deden we nog een toch over de Rijn per kabelspoor. Rond half tien gingen we Jean De Smedt afhalen en we reden naar Niehl waar we te half elf Leon VAN DEN SANDE zagen bij de 107e Kompagnie Q.M. in het ‘Kwartier Onderluitenant Holm’. In de kantine werden een paar pintjes gedronken en Jean en Leon vertelden een en ander over de kazerne. Kaartjes werden geschreven naar de soldaten Hendrik Somers te Turnhout, Alfons Polfliet te Mechelen, Stanne De Prins te Turnhout, Antoine Van Praet te Tongeren, ook naar onze Z.E.H. Pastoor, Proost van het Komitee. (Ook van uit Pobsteierwald werden naar de soldaten in België kaartjes geschreven) Spijtig genoeg kon Leon Van den Sande zich niet lang vrij maken en rond 12 uur vertrokken we dan naar Keulen voor een stevig middagmaal.
We namen hierna afscheid van Jean De Smedt en verder ging de lange tocht naar Soest waar we te 17u30 Frans HUYS, Emiel CEUPPENS en Jan VAN DEN SANDE zagen. Frans Huys in de kazerne ‘Kolonel SBH Adam’, Kompagnie Hoofdkwartier 4de Infanteriegroepering ; Jan Van den Sande in dezelfde kazerne maar bij het 12e Bataljon Transport ; Emiel Ceuppens in de kazerne ‘Kanaal van Wessem’ bij het 6de Bataljon Artillerie. Méér dan 3 uur verwijlden deze drie sympathieke boys en de voorzitter van MILAC in de kazerne ‘Kanaal van Wessem’. Bij het drinken van meerdere pintjes was de sfeer allerhartelijkst en zéér gezellig. Deze ontmoeting heeft ons het meest deugd gedaan : dit is wellicht te wijten aan het kunnen samenbrengen van die soldaten op één plaats. Elders konden wij dat niet, enigszins uitzondering gemaakt voor Niehl waar we Jean De Smedt en Leon Van den Sande konden samenbrengen. We schreven weer een kaartje naar de SM in de heimat en naar Mijnheer Pastoor. Spijtig genoeg waren er geen zichtkaarten van Soest meer voorradig en dienden we gebruik te maken van ’filmster-kaarten’ om onze hartelijke groeten over te brengen. We bekennen graag dat het ons een aardig gevoel gaf, aan onze Proost dergelijke kaart te moeten sturen, maar ja…ten slotte vonden we het nog plezant… We gingen ook even kijken op de kamer van de Mille, alhoewel hij er danig mee ‘geambeteerd’ zat. De eigenlijke reden ontdekten we al spoedig. Zijn KAMERGENOTEN vinden namelijk een decoratief element in het behangen van de muren met foto’s en ‘afbeeldingen’ (?) van film- en andere sterrren en sterretjes…We gaven de jongens de raad de vensters zorgvuldig gesloten te houden opdat die ‘schoon kinderen’ geen verkoudheid zouden opdoen. We haalden ook aan, dat de beenhouwers in de heimat in de étalage een bericht plaatsen : ‘TIJDENS DE WARMTE WORDT HET VLEES NIET TEN TOON GESTELD’. We stelden vast dat de Mille een graaggeziene gast is op de kamer. Frans Huys en Jan Van den Sande schenen ook gekend en bekend te zijn, zodat we veronderstellen dat dit sympathieke trio een stel flinke kameraden is. Met veel spijt moesten we in de late uurtjes afscheid nemen van die gezellige kerels en van de plaats waar een atmosfeer was geschapen waarin het zo goed was te verblijven. Ontroerd namen we afscheid.
Een avondmaal en overnachting in de ‘Gaststätte Andreas Behrens’ te Ampen-Soest besloot de tweede dag van ons bezoek. Vrijdag 16 augustus vertrokken we te kwart na zeven. Onderweg werd meerdere malen halt gehouden. Te Dusseldorf werden inkopen gedaan. Van proviand en cadeautjes voorzien, reden we naar Aken. Van hier maakten we een omweg naar Valkenburg in Holland waar we een kleine uitstap deden. Rond 21 uur waren we terug T H U I S ! Het was een zeer mooie reis, die onder een paar regenvlagen niet geleden heeft, want er was zon bij de bezoekers en de bezochten !
Enkele slotindrukken : het was bij onze jongens goed te zien dat zij zéér in hun schik waren met dit bezoek van MILAC. Ook werden ze door ons bedacht met chocolade en koekjes. De band tussen de thuis en de kazerne werd weer eens verstevigd. De soldaten van Leest kunnen zo dikwijls de overtuiging opdoen dat zij niet worden vergeten. Op ogenblikken dat wij met soldaten gans alleen waren, hebben wij met ontroering kunnen vernemen dat zij MILAC zeer dankbaar zijn en ook bewonderen voor hetgeen zij voor de soldaten zo voortdurend presteert. Vele stonden van heimwee naar de gezelligheid van de huiselijke haard, van bitterheid en van verbittering, van verveling en moedeloosheid, konden verdreven worden door al die attenties van MILAC voor onze soldaten. MILAC brengt zo dikwijls een STUKJE THUIS. Ons werk kan niet zonder vruchten blijven met de zegen van de Allerhoogste. Om onze SOLDATENDIENST in stand te kunnen houden en uit te breiden, moeten wij kunnen rekenen op de morele en financiële steun van alle Leestenaren. Onze MILAC is geen liefhebberij, geen tijdverdrijf, geen ‘boekske’ (sic…) maar betekent een noodzakelijke en niet te onderschatten STEUN voor onze jongens. Het brengt zo veel zon in een soldatenhart ! MILAC wil het KONTAKT levendig houden tussen de THUIS en de KAZERNE. Door deze Aktie willen wij bekomen dat onze soldaten niet zouden terugkeren naar de parochie als een VREEMDE, naar hun K.W.B., naar hun B.J.B., naar hun fanfare, naar hun gemeente. Moesten wij ons beperken tot het opsturen van het parochieblad en DE BAND, dan deden wij slechts een heel klein beetje voor onze soldaten. Gezien de verschillende elementen van onze Aktie, menen wij terecht te mogen rekenen op de sympathie en de steun van de geestelijke en burgerlijke overheid van onze gemeente, van al de plaatselijke maatschappijen, bonden en organisaties, van al de onderwijzers en onderwijzeressen van Leest en van zo vele anderen. Het MINSTE dat zij kunnen doen is EEN ABONNEMENT NEMEN OP ONS BLAD. Wij begrijpen ook niet, hoe het komt dat oud-soldaten die nu gehuwd zijn of huwen en al dan niet te Leest blijven wonen, geen abonnement op ons blad nemen; ONZE SOLDATENDIENST KOST JAARLIJKS DUIZENDEN FRANKEN ! (en teerfeesten houden wij niet; een ‘culturele’ organisatie noemen wij ons ook niet, maar wij d o e n iets voor onze s o l d a t e n, waaraan anders misschien niemand denkt…) STEUNT MILAC !”
Dat dit bezoek door de soldaten werd geapprecieerd valt o.a. te lezen in de soldatenbrieven van Miel Ceuppens. (zie 9/2/1957)
Foto’s : -De Milac-delegatie tijdens hun bezoek aan Leestse soldaten in Duitsland. V.l.n.r. : Jan De Decker, Sofie De Schoenmaeker, Jan Baptist Mees. Onderaan ondergetekende en samensteller van de Kronieken van Leest Marcel Van Hoof. Enkel garde Vic Van Hoof ontbreekt op de foto. -Mijn oom en naamgenoot soldaat Marcel Van Hoof in Bensberg, rechts zijn broer Victor. -Jean De Smedt in het kwartier Moorslede te Delbrück. -Soldaat Emiel Ceuppens in Soest. -Met de Renault Dauphine van de garde die 899 km bijkreeg op zijn teller.
1957 – Augustus : Karel De Borger over zijn verlof met de Kristelijke Mutualiteiten te Bouillon.
“ ’t Was woensdagmorgen; rond 7 uur stonden we met 10 in aantal van onze parochie te wachten in het “Volksbelang” op de autobus. Eindelijk was zij daar. Nog een groet aan ouders en vrienden en we waren vertrokken met een uur vertraging (08u30). De reis verliep goed want om 12u30 kwamen we op onze bestemming. Daar ontvingen we al spoedig een goed middagmaal. Daarna begon onze eerste wandeling om de streek te verkennen, en we bereikten het hoogste punt van Bouillon. Van daar zagen we de hele stad goed liggen. Te 6 uur waren we terug in het kamp. Te 9 uur hadden we formatie met een woordje van de aalmoezenier, dan moesten we naar boven om te gaan slapen. De volgende dag moesten we om 07u15 opstaan en ons klaar maken voor de H. Mis. Te 10 uur vertrokken we op trektocht die 35 km lang was. De 3de augustus gingen we in de voormiddag naar het kasteel van Bouillon en op zondag avond trokken we de bergen op, om de verlichting van de stad goed te kunnen aanschouwen. Maandagvoormiddag vertrokken we met de bus naar Sedan in Frankrijk. Daar bezochten we het kasteel en reden verder naar Orval waar we de abdij bezichtigden. Dinsdag hadden we voor de eerste keer slecht weer en hadden we filmvertoning. Woensdag en vrijdag hadden we kampvuur. Zaterdag 10 augustus vertrokken we terug naar ons dorpke te 13u30. Onderweg stapten we af te Beauraing om wat te gaan bidden bij O. L. Vrouw. Rond half zeven waren we te Mechelen. Karel De Borger, Kleine Heide nr 7, 13 jaar.”
1957 – Augustus : Jan SPOELDERS vertelt over zijn vakantie te Bouillon.
Jan Spoelders, toen 13 jaar, uit de Kouter, vertelde : “Waarde lezers en lezeressen. Toen ik te Mechelen aankwam waren er al enkele jongens in het Volksbelang die hun verlof gingen doorbrengen in de Ardennen. Elk met een valies (’t is te zeggen een kartonnen doos) en een rugzak. Toen de bus aankwam was het een zogezegde stormloop om een goed plaatsje. Daar verlieten we de stad Mechelen met een traan in de ogen doch met innige blijdschap. We arriveerden te Bouillon te 2 uur. Het eerste wat we ginder deden was eten. Daarna de slaapkamers gaan bezichtigen en dozen uitladen. De leiders waren goeie zielen, tenminste als ge niet met hun voeten speelde. Wat men ginder zoal doet ? We deden vele wandelingen, ook gingen we zwemmen en vissen in de Semois. Op zekere dag waren we aan het wandelen, berg op, berg af. Nu moesten we door een smalle opening, met een weinig wringen en trekken ging dat wel van een dikkerd door dat gat te krijgen ! Op een avond gingen we het verlicht kasteel van Godfried van Bouillon bezichtigen. Er viel van de burcht niets te bespeuren want er was niets verlicht. Bij daglicht zagen we er de zetel van Godfried, een 80 m diepe waterput, een klokje ½ zilver en ½ brons en een vergeetput waar beenderen van een mens in liggen. De terugreis verliep zeer vlot. Alleen een klein ongelukske : als we boven op een hoge berg waren, brak de as van de bus en wij natuurlijk hals over kop naar beneden, al de jongens hun nek gebroken. We hebben alles gauw hersteld door alles met plakband aaneen te lijmen. Daar kwam de toren van St-Romboutskerk in het zicht en weldra ook de toren van de plaats waar een BAND gedrukt wordt zoals er nergens één bestaat, ook niet te Bouillon. Jan Spoelders, 13 jaar, Kouter.”
1957 – 1 augustus : Hendrik Somers onder de wapens.
Hij begon zijn militaire dienst op 1 augustus bij de Infanterie te Turnhout. (DB, juli ’57)
1957 – Zondag 4 augustus : “Sensationele Voetbalmatch Boerenbond-B.J.B."
Ploeg Boerenbond: De Prins Theophiel, Van der Hasselt Felix, Alewaeters Frans, Broothaerts Jozef, De Prins Frans, De Smet Jules, De Laet Frans, Selleslagh Egied, De Prins Jan, Verhasselt Raymond en Rottiers Karel. Reserven : De Prins Marcel en Goossens Edgard.
Ploeg B.J.B.: Van Winghe Achiel, De Smet Jos, Vloeberghen Jozef, Diddens M arcel, Fierens Karel, De Boeck Willy, De Prins Marcel, Keulemans Gaston, Verbruggen Jerome, De Smet Cyriel, Emmeregs August. Reserven : Verbruggen August, Van Winghe Désiré, Daelemans Florent, Bernaerts René.
De match begon om 15 uur en werd gefloten door scheidsrechter Victor De Laet. De uitslag is ons helaas niet bekend. (DB)
Vervolg 1957 – augustus : Het Vijftigste nummer van “De Band”.
Reacties van lezers : Brieven van Kolonialen :
Jan DE KEERSMAECKER – Maria DE LAET
°Kapelle/op/den/Bos, 2/9/27 °Leest, 29/9/27. Vertrek : 6/5/1952 Vertrek : 4/3/1953. Gehuwd te Kaniama (Katanga) : 9/5/1953. Hun kinderen : -Maria-Kristina Julia Francina, °23/7/1955. -Elisabeth Maria Alice Victoria, °1/10/1956. Adres : Cobelkat, B.P. 26, KANIAMA (Katanga).
“Het doet ons telkens zéér veel plezier, hier DE BAND te ontvangen ! Zo blijven wij op de hoogte van alles wat er te Leest gebeurt ; ook de burgerlijke stand wordt goed gevolgd : hier komen veel namen voor, voor dewelke wij ons afvragen vanwaar al die mensen gekomen zijn ! Als wij dan het MILAC-nieuws doorzien, en lezen dat die schooljongens van eertijds, als een Frans HUYS en Emiel CEUPPENS, nu al soldaatje spelen, dan moeten wij geloven dat wij reeds 4 jaar Congo achter de rug hebben : de tijd gaat flink vooruit ! Stilaan maken wij plannen om eens over te wippen naar Leest; spijtig genoeg is daaraan een heel groot risico verbonden : de boel naar goeddunken laten draaien en totaal overlaten in negerhanden… Moeilijk te geloven dat het voor 4 jaar hier nog volle wildernis was, waar mensen wonen komt er leven. We zullen terug de Zoo te Antwerpen moeten gaan bezoeken om wilde beesten te zien, want tot nu toe hebben we er nog geen kans toe gekregen hier, alhoewel op enkele kilometer van hier heelder kudden wilde buffels en olifanten huizen, maar ze blijven op afstand van al dat geronk en getoef der auto’s en trakteurs. Voor het ogenblik zijn de negers een 4de droogschuur aan ’t bouwen voor de sigarettentabak ‘Kentucky’. Zo’n droogschuur meet 30 m en is 7,5 m hoog, verdeeld in 3 kamers. Er worden dan bomen gekapt en in de droogschuur geplant : ze moeten dienen als steun voor het dak dat in bamboe en stro is. Er is bouwmateriaal genoeg daar de stenen gemaakt worden uit slijk en gedroogd in de zon. Zo’n steentje weegt 7 kg. De lonen voor de negers komen stilaan omhoog; dat het werk er van gedaan bitter weinig is, daar wordt niet naar gevraagd. De beschaving gaat ook wat te snel : de negers kunnen ze op verre na niet volgen. Waarom nu weer die pensioenwet; de negers weten nog niet eens hoe oud ze zijn en dan tot zogezegd 40 jaar moeten werken, ‘dan zijn we allen lang dood en wie heeft dan ons geld’, redeneren ze. Deze voormiddag (24 juni) is het medisch onderzoek geweest, door een blanke dokter van de Staat, van het negerwerkvolk. Gelukkig een goede uitslag. In sommige kampen zijn 7 negers op de 10 aangetast door syphilis. Gij zult wel begrijpen dat onze missionarissen als grootste doel hebben, normale huisgezinnen te stichten. Regelmatig in het jaar komt de reis-pater hier op de concessie de kristenen bezoeken ; er wordt dan Mis gelezen, gebiecht, gecommuniceerd, onderwezen, gedoopt. De kindjes dragen al schone namen, maar de heidenen houden zich nog aan inlandse namen zoals Welu, Mirangala, Nutakala, enz. Een kleine pagadder droeg de naam van Tabacongo, dus van de tabakplantage hier te Kaniama; een andere spruyt heette Chef train en Deo Gratias ! We zijn nu in het droog seizoen : veel stof en wind, zogezegd wintertijd, met dat verschil dat we altijd grote dorst hebben. Het bier wordt hier verkocht aan 15 fr de fles. Lekkere drank maar nogal straffe kost : hoog alcoholgehalte kwestie van bewaren. ‘Sinba’ of ‘Kasaï’ worden het meest gedronken. ‘Tembo’ is luxe-bier. Whisky wordt ook goed verzet, goed geneesmiddel voor malaria, tand- en keelpijn. De dagen zijn hier goed volzet. Jan moet per jeep op de concessie het werk nagaan, te voet zou het zeer vermoeiend zijn gezien de grote afstanden. Na de noen is er rusttijd tot 5 uur ongeveer en dan komt er terug beweging. De koewachters die terug uit de brousse komen met de koeien, de varkens die huilen om eten, de kinderen die van hun middagdutje zijn opgestaan, enz. Om 7 uur ’s avonds is het etenstijd, dan lezen we de Gazet van Mechelen en De Standaard of we doen wat schrijfwerk. Komt er bezoek, dan wordt dat tot in de late uurtjes getrokken : het is dan het beste van de dag of liever van de nacht : echte tropische nachten met heldere sterrenhemel. Met Sinksen hadden we Juul MUYSOMS hier verwacht : spijtig genoeg is Juul er niet door gekomen. Dilolo-Kaniama is zowat 700 km, een heel tapke dus ! En voor wanneer een soldaat-Leestenaar te Mamina om zijn dienst te volbrengen ? Volgens we links en rechts vernomen hebben, zijn er van Kapelle-op-den-Bos, Hombeek en Heffen hier op de basis te Kamina geweest : met een beetje goede wil, hadden ze ons gemakkelijk kunnen bereiken. Op 1 juli komt Cirkus De Jonghe een vertoning geven en dan zondag voetbal Kaminabasis-Kaniama. We wensen de redactie DE BAND nog vele jaren, veel wellukken en een flinke verspreiding, ja zelfs over ’n stukje wereld ! Zeer genegen en TOT WELDRA, familie De Keersmaecker.”
Maria De Laet is een dochter van burgemeester Viktor De Laet en een zus van o.a. Frans, de uitbater van ‘In den Barreel’ op de Dorpsplaats en van Pater René De Laet. Jan De Keermaecker was afkomstig van Kapelle-op-den-Bos. Het gezin kreeg uiteindelijk 7 kinderen.
Zuster Maria Dominika (Melanie DE WIT) schreef vanuit
Boënde over het bezoek van de koning.
“Op een goeden dag kwam hier een spoedbericht aan en als een vuurke deed het nieuws de ronde : ‘Koning Leopold komt naar Boënde !’ Alhoewel het een wetenschappelijk en geen officieel bezoek was, wilde de Districtkommissaris Zijne Majesteit toch heel schoon ontvangen. Al de kinderen van de Missie werden gevraagd om van aan het vliegplein de haag te vormen, zelfs de kleintjes van de bewaarschool moesten meedoen. We haalden al de vlaggen te voorschijn en al zingend en op stap trokken onze duizend kinderen naar het vliegplein (9 april). De lagere en huishoudschool van de meisjes, de lagere, de vakschool en de middelbare landbouwschool van de jongens, allen in uniform; het was een wemeling van kleuren die in de zon nog feller uitkwamen. De allerkleinsten werden op een camion gestoken en ter bestemming gevoerd. In hun lichtblauw kleedje en ieder een Kongolees vlaggetje in de hand, hadden ze veel beziens. Aan het plein was het een geroezemoes van stemmen maar zodra het vliegtuig aankwam, werd alles stil. Koning Leopold was alleen vergezeld van zijn ordonnance en van de bestuurder van de Nationale Parken in Congo, zelfs de prinses was niet meegekomen tot groot spijt van heel de bevolking. De Districtkommissaris ging de Koning bij het uitstappen groeten en welkom heten in naam van de ganse bevolking van Boënde. Twee kleine meisjes (een blank en een zwart) boden bloemenruikers aan. De Koning werd uitbundig toegejuicht. De enige die door de Koning werd aangesproken en met een handdruk begroet, was onze Eerwaarde Moeder Overste. Nadien stapten de overheden in de auto om een ritje te maken in de stad en hielden even stil aan het bureel van het district waar de Koning een geschenk werd aangeboden. De volgende morgen zou de koninklijke auto op de Missie voorbijkomen. We stelden weer in der haast onze kinderen op. Zodra de auto in het zicht was, traden twee meisjes naar het midden van de weg. De wagen stopte onmiddellijk en de Koning opende zelf de deur van de auto. De kinderen boden Hem een bloemruiker en een geschenk aan. Zijn eerste woorden waren : ‘Wat is dat schoon, dank u, dank u !’ Al de zusters waren ondertussen tot aan de auto gekomen. Zijne Majesteit drukte ons allen de hand en dankte nogmaals voor het mooie geschenk (een zelfgeweven matje in raffia waarop in donker bruin kunstig een negerkop is gewerkt). Twee volle dagen is de Koning hier gebleven en heeft al dien tijd opzoekingen gedaan. Bij het vertrek was er minder volk op het vliegveld. De Koning ging iedere Blanke groeten en gaf allen de hand. Met de Pater had hij nog een kort onderhoud en heel gemeend dankte hij voor de diensten door de missionarissen aan de Congo bewezen. Onze negers konden maar niet begrijpen dat iemand die zoveel gezag heeft, zo eenvoudig doet, en heel gewoon gekleed is in broek en hemd juist zoals zij. Daarbij moet de Koning wel heel veel van de missionarissen houden, want als Hij aankwam sprak hij alleen met de zusters en als Hij vertrok praatte Hij het langst met de Pater. Het was voor de eerste maal dat ik de Koning heb gezien en op de twee dagen dat Hij hier was, gaf Hij mij tweemaal de hand. Dat is zeker iets dat nog weinig mensen van Leest kunnen zeggen ! Hartelijke groeten aan al de mensen van Leest !” (Meer over deze zuster in de Kronieken bij 16/7/1959)
Foto’s :
-Uiterst rechts onderaan Maria De Laet. De foto dateert van 1937 n.a.v. het huwelijk van haar zus Pelagie. Vooraan : Jeanne, René, vader Victor, José, moeder Julie Meuldermans, Frans en Maria. Achteraan : Louisa, Victor, Julia, Jaak, Pelagie en Georges.(Foto : Lieve Huysmans)
-Oud-Koning Leopold III bezocht dat jaar Congo als Voorzitter van het IRSAC, het Instituut voor het Wetenschappelijk Onderzoek in Centraal-Afrika.
-Een jonge Melanie De Wit op foto en in een tekening uit ‘De Band’.
Vervolg 1957 – Augustus : Het Vijftigste nummer van “De Band”.
Reacties van lezers : Dominikaan Kamiel EMMEREGS :
“Dat Leest een eigen maandblad bezit, wist ik wel, maar dat het reeds in ’t goud zit, dat had ik nooit vermoed ! Tussen haakjes : DE BAND mag er zijn ! IN ZIJN GENRE IS HET IETS VAN ’T BESTE DAT IK KEN. De redactie kent haar stiel en de technische verzorging is van de bovenste plank. Een pluimpje daarom voor de stille noeste werkers ! En nu komt eigenlijk de kat op de koord. Want, wat zou DE BAND van ’n oud-Leestenaar, reeds 32 jaar weg, wel willen vernemen in dit krabbeltje ? Ik heb mijn artikel maar ‘Leestse sigaren’ gedoopt, wat U vermoedelijk wel zal doen denken aan de ‘VLIEGENDE SIGAREN’ van het parochieblad, waarin ondergetekende reeds 12 jaar week na week tracht…geen blad voor de mond te houden. Ik weet niet of gij die rubriek regelmatig leest ; in ieder geval weet ge nu dat ge er af en toe uw zaligheid krijgt vanwege ’n oud-dorpsgenoot, die zijn herkomst camoufleert achter de naam ‘Sinjoorke’, en die, op één jaar na, sedert 1942 te Antwerpen woont. Een dag die ik nooit zal vergeten is 20 augustus 1939 : dag van mijn eremis. Zo geestdriftig en spontaan heeft heel onze gemeente toen meegevierd, meege…zweet (’t was die dag danig heet) en meege…dronken… ! Ik hoor de kanonskens nog bulderen, ik hoor de muzikanten nog blazen hun schoonste stapmarsjen !... Acht dagen daarop was ’t mobilisatie. Toen begon een andere kermis ! Mijn werk (hoofdzakelijk redactie en propaganda van ’t parochieblad) brengt mee, dat ik vrij veel op de baan ben. Naar schatting heb ik tot nog toe zowat 250.000 km afgeketst op Vlaanderen’s goede en…slechte wegen. Zo is het te begrijpen dat ik nog al eens naar Leest overwaai, meestal dan voor een soort blitzbezoek in de Tiendeschuurstraat. Mijn indruk is dan altijd : ten slotte is Leest tussen dit en 30 jaar niet heel veel veranderd. De mensen zijn er nog altijd even werkzaam als godsdienstig, twee kolossale eigenschappen waar Leest fier mag op gaan ! En waaraan ieder Leestenaar moet blijven houden. Verder hoor ik zeggen dat het meer zou moeten regenen voor de boeren, dat de patatten veel te goedkoop zijn, dat het parochiehuis goed floreert en de cafés niet minder en…dat er met de kiezing soms aardig wat haarkepluk wordt gedaan, maar dat zulks dan toch weer rap vergeten is. Waar IEDER Leestenaar in elk geval moet helpen voor zorgen is dat onze gemeente een door-christelijke parochie blijve ! Welja, ik kom graag naar Leest maar…die ellendige wegen er naartoe ! Ik bedoel vooral de weg via Hombeek (Hombeekse stwg) en…de wijdvermaarde autostrade Battel-Leest !...Geloof me, zo iets komt ge in heel West-Europa niet meer tegen ! En dan die sierlijke bocht, juist voor de Zennebrug ! Enkele confraters die Leest bezochten, onthouden er drie dingen van : ’n sympathiek dorp, zeggen ze, maar…die kwaaie weg vanuit Battel en die geurige Zenne, de machtige prachtige vloed, die ons dorp van Mechelen scheidt…Totdat ik zeg, dat de Zenne bevaarbaar is voor schepen van kleine tonnemaat en dat dit schilderachtig, dartel rivierke bovendien een blijvende rijkdom betekent voor de hooischuren van heel ’t gewest. Is’t waar of niet ?
Uit mijn schooljaren te Leest herinner ik mij nog goed de drie onderwijzers, nu zowat de patriarchen van de jongensschool geworden : meester De Leers, de ‘bovenmeester’, die ons de eerste notities van tuinbouw en Frans heeft ingepompt ; meester Selleslagh, de ster van ’t hoogzaal van wie ik nog eens veel stokslagen heb gekregen ; en meester Meyers, bij wie ik niet meer in de klas heb gezeten, maar die ik heb weten starten als versgebakken onderwijzer. Toen ik 12 jaar was, had ik heel de universitaire cyclus der Leestse jongensschool doorlopen. Toen kwam E.H. Frans De Hondt, op dat moment professor aan ’t Klein Seminarie te Hoogstraten, zekere dag bij ons thuis binnen vallen om vader en moeder ervan te overtuigen dat ik misschien wel pastoor kon worden. In september 1925 trok ik dan, gelaarsd en gespoord, en bovendien geladen met 2 grote valiezen, naar Hoogstraten. Charelke Lamberts en Felix Van der Hasselt waren de twee andere slachtoffers. We reisden af als twee dikke boerkens onder ene paraplu… K. Emmeregs o.p.”
Kamiel Emmeregs was de Leest geboren op 14 april 1913 als oudste uit een landbouwersgezin van zeven kinderen. Na humaniorastudies als intern te Hoogstraten trad hij in bij de dominicanen te Gent (1932). Hij werd er geprofest als pater Koenraad (24/9/1933) en legde zijn plechtige geloften af in het Leuvens klooster (1937). Op 6 augustus 1939 werd hij te Leuven tot priester gewijd. Zijn eremis vond plaats op 20 augustus datzelfde jaar. De dag nadien moest hij onder de wapens. Hij werkte korte tijd te Genk en te Gent, langer op Antwerpen-Linkeroever (1947) en vooral te Tienen (sinds 1957) waar hij overste was (1959-1965) en van 1959 tot aan zijn dood woonde. ‘Midden in de oorlog’, zo schreef zijn confrater R. Van Wassenhove, ‘werd hij aangezocht om mee te werken aan het parochieblad en het ermee verbonden studiecentrum…’ Zo werd hij kerkelijk journalist. En inderdaad, meer dan 30 jaar, week na week vanaf 9 juni 1946, schreef hij bijdragen in het parochieblad ‘Kerk en Leven’ onder de schuilnaam Sinjoorke. Het werden er meer dan 1800 ! Eerst heetten ze ‘Vliegende Sigaren’, dan ‘Spijkertjes’ en tenslotte ‘Vrij Commentaar’.
In een van die stukjes schreef hij : ‘Onder meer in ‘Vrij Commentaar’ heeft het parochieblad eerlijk gepoogd een kritisch klankbord te zijn van alles wat er in ’s Heren Kerk reilt en zeilt…en dat is meer dan een beetje !’ En elders ‘(…) waar we wel allemaal zouden moeten van wakker liggen, is de vraag : hoe slaagt het christendom erin, onze razendsnelle tijd te volgen, om hem vandaag en vooral morgen met succes de evangelieboodschap te brengen.’
In zijn Tiense periode was hij ook nog de moderator van het centrum voor Godsdienstige Bezinning te Tienen waar hij jaarlijks een tiental conferenties organiseerde. Als vierenzestigjarige overleed hij in de Heilig-Hartkliniek te Tienen op 6 november 1977 : ‘mijn boekhouding is afgesloten, ik ben klaar. Ik ben een gelukkige dominikaan geweest,’ waren zijn afscheidswoorden. Zijn uitvaart gebeurde in de Dominicaanse Sint-Germanuskerk te Tienen op 10 november. Hij werd in de buurt begraven op het kerkhof van Bost. Op 14 november vond nog een pl. Eucharistieviering plaats in de St.-Niklaaskerk te Leest. Meer over Kamiel Emmeregs in deze Kronieken : 6 augustus 1939.
Foto’s :
-Pater Emmeregs na zijn eremis. (Foto : LG, blz 320)
-Herinnering aan zijn priesterwijding en eremis.
-De Pater zoals de meeste mensen hem gekend hebben.
-De meesters Meyers, De Leers en Selleslagh.
-Felix Van der Hasselt liep samen met Kamiel en Charelke Lamberts school in het Klein Seminarie van Hoogstraten, in het ‘pastoorsfabriekske’ noemde hij dat later.
Vervolg 1957 – Augustus : Het Vijftigste nummer van “De Band”.
Reacties van lezers :
Oud-onderpastoor Stany De Decker :
“Mijn beste lezers ! Regelmatig ontvang ik hier nog DE BAND, en ik moet zeggen, ik ben steeds nieuwsgierig om D.B. te ontvangen. Zo gauw die binnenkomt, moet alle werk maar een beetje wachten, de gazet wordt opzij geschoven en D.B. doorbladerd. Zo kan ik nog echt meeleven met mijn vroegere parochie. Al de namen die men leest, zijn er nog allemaal die zoveel zeggen; al de verslagen die men leest getuigen van die echt goede geest die er te Leest heerst. Bij de aankondiging van het JUBILEUMNUMMER heb ik nog eens een groot pak bovengehaald : al de nummers van DE BAND van nummer één af, en ik zeg : het is een groot pak. Als men nu dat eerste nummer beziet, wel, het is om compassie mee te hebben : zo dun, zo schamel, zo primitief, zo’n antieke tekeningen en een stijve soldaat die met een stuk geweer met een scheve-schele loop de wacht houdt bij een invallensgereed huis… En nochtans, toen dit eerste nummertje geboren was, waren we fier : HET WAS ER ! We konden nu verder bouwen. En dat verder bouwen, heeft voortgeduurd, en is er steeds op vooruitgegaan. De MILAC-werking van Leest kreeg vaste vormen, meer en meer personen werden eraan geïnteresseerd. En zo kwam het tot een grote ploeg medewerkers. De medewerkers van voor een paar jaar kunnen zeker getuigen dat we zo bij volle activiteit graag eens een foto zouden genomen hebben van mijn kamer ! Het was een warboel in de hoogste graad, maar er werd gewerkt en gezwoegd om tijdig een nummer klaar te krijgen. Aan mijn bureel zat er één de stencils te typen, aan de andere kant waren er een paar bezig met te illustreren : hier een opschrift, daar een tekening. Aan de drukmachine werd er aan een geweldig tempo de ene stencil na de andere doorgedraaid. Het was van “draaien altijd maar draaien”, maar ook van “zweten altijd maar zweten”. Er zijn avonden geweest dat we er zo maar een 12.000 bladen papier doordraaiden : een speciaal Paas- of Kerstnummer ging tot 40 blz, er werd gedrukt op 300 exemplaren ! Maakt de vermenigvuldiging, en ge zijt er ! En aan mijn tafel zaten intussen een paar medewerkers ijverig de adressen van de abonnenten op de eerste bladzijde te schrijven, of lekten hun tong droog aan de adresbandjes. Eens het typen gedaan, alsook het tekenen en illustreren, adresseren en tourneren, begon het werk van het samenbundelen. En dat ging aan de lopende band ! Een 3 tot 4 man koersten de tafel rond, waarop al de bladen schoon in hoopjes bijeen lagen. Al lopend werd er van elke hoop een blad geritst en al die bladen kwamen samen bij iemand die ze gelijk legde, een volgende sloeg er haakjes in, en de stapel “Banden” groeide gestadig. Dat werk gedaan, werden ze gesorteerd per straat en de volgende dag meegesleurd naar de Meisjesschool waar onze flinke helpsters steeds zo goed hun best gedaan hebben om die maandelijks rond te doen, nieuwe abonnenten te winnen, geld te ontvangen enz. De Eerwaarde Zusters hebben er dikwijls veel last mee gehad… De grote hoop “Banden” was nu weg, maar nu dienden er nog pakjes gemaakt voor de soldaten, de zusters en paters in de Missie en voor al de lezers buiten Leest. Hiermee kon ik dan de volgende dag naar de post geladen als een muilezel (meer muil dan ezel…) Ik wens verder “GOED HEIL” aan DE BAND. Moge het groeien en bloeien ten bate van heel Leest ! MOGE HET EEN ECHTE BAND ZIJN eerst en vooral tussen al de medewerkers en organisaties (want dat was zeker het eerste grote nut : samenwerking en samenbundeling van al de organisaties). Moge het ten tweede een ECHTE BAND ZIJN TUSSEN AL DE LEESTENAREN & OUD-LEESTENAREN (waartussen ik me ook blijf rekenen) en dan ook een ECHTE BAND TUSSEN LEEST EN ZIJN SOLDATEN ! Met de beste groeten aan alle Leestenaren. Je oud-onderpastoor St. De Decker.”
Broeder Romanus (Karel DeLaet) :
Geboren te Leest op 20 september 1896. In ’t klooster getreden bij de Broeders van O.L.Vrouw te Mechelen op 20/4/1914. Uitgeweken naar Engeland bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, kwam naar Frankrijk (is oorlogsinvalide). Tijdens en na de oorlog verder werkzaam in het Belgisch Krijgshospitaal te Faverges (Haute Savoie,Zwitserland). Terug te Mechelen 2.2.1920. Verplaatst naar Alsemberg op 25 december 1920. Vertrokken naar Canada 15 augustus 1932. Opvoeding wezen en verlaten kinderen. Genaturaliseerd tot Canadees staatsburger op 1 februari 1953. Was in verlof te Leest : 1933, 1948, 1955. Adres (in 1957) : Orphélinat St Joan Baptiste, LAC SERGENT (Cte Portneuf) Canada.
“Beste Leestenaren, wanneer ik door brieven, tijdschriften of gazetten verneem van de moeilijkheden die zich voortdurend voordoen in België, heb ik waarlijk medelijden met u. Om maar één punt aan te raken : noemen wij de wet Collard. Moest België een federaal stelsel hebben gelijk Canada hier, konden de Vlamingen hun eigen pot koken. Onbekend is onbemind, maar het ware toch goed dat enkele verlichte geesten het stelsel zouden bestuderen. Wat uitstekend werkt elders, kan misschien wel aangepast worden. Men kan opwerpen dat de katholieke Walen er zouden bij verliezen, maar in afwachting van een ideale schuilplaats te vinden, laat ge u allen natregenen. Hier hebben we ook mensen met gebreken : tegenstrevers, heethoofden die elkaar als kat en hond aanstaren maar de erge wrijvingen worden vermeden, juist door het federaal stelsel hier in voege (Federalisme = statenbond of een streven naar). Voor gans Canada zijn er 4.500.000 Frans Canadezen, zo iets van 31%, dus een minderheid. Maar het Gouvernement houdt zich vooral bezig met de algemene zaken : leger, post, douanen, enz. Iedere provincie heeft ook zijn eigen parlement en maakt wetten voor de plaatselijke zaken. Het onderwijs valt onder de bevoegdheid van de provinciën. De tegenstelling tussen Fransen en Engelsen, katholiek en protestant, was vroeger reeds zo groot dat de Franse katholieken de overwinnaar dwongen hun rechten te vrijwaren. Om kort te zijn : ziehier hoe mijn provincie het onderwijs regelt. De katholieken hebben het bestuur hunner scholen, de protestanten hebben hun eigen stelsel en geen van beiden bemoeit zich met het programma van de andere. Ik ben hier meer dan 30 jaar en heb nooit een klacht gehoord van de Engelse minderheid op onderwijsgebied. Het is onmogelijk vermits zij hun eigen onderwijs regelen en zoveel scholen kunnen bouwen als ze willen, als het minimum aantal leerlingen aanwezig is. De katholieke minderheid in andere provinciën was vroeger minder goed behandeld dan de protestantse maar juist die goede behandeling (hun eigen zaken te laten behandelen) heeft veel bijgedragen om de zaken af te ronden. Een politieker die jaar in jaar uit moet horen : “Ziet hoe de minderheid het stelt in die andere provincie en hoe gij ze behandelt”, wordt het soms beu voor verdrukker door te gaan en natuurlijk de stemmen te verliezen van de verdrukten. Ik wens u dus uit gans mijn hart het federaal stelsel alhoewel ik weet dat die wens een slag in ’t water is dat dan nog vertroebeld wordt door politiekers die de waarheid vrezen als de duivel een wijwatervat… Vlaanderen zou zich kunnen redden indien het zijn eigen baas was en verlichte en krachtdadige leiders had. Denkt men soms dat hun rechten na de gebrade kiekens zo maar uit de hemel voor de voeten zullen vallen ? Help u zelf, zo helpt u God. Ieder Leestenaar, naar zijn krachten, brenge het zijne bij om God en de kerk te dienen, het goede recht der stamgenoten te doen zegevieren opdat er vrede en eendracht komt door gerechtigheid. Wanhopen brengt geen aarde aan de dijk. Tracht uw leiders wakker te schudden, duwt ze vooruit, redt wat er nog te redden is en de toekomstige geslachten zullen u zegenen. Beste Leestenaren, met goede moed aan ’t werk, vroeg of laat wordt het gezegde waarheid : “De aanhouder wint”. Hartelijke groeten, Broeder Romanus.”
Foto’s : -Stany De Decker. -Stany tussen enkele Chirojongens. V.l.n.r. : onbekend, Jos De Smet, Eddy Beterams, Stany, Juul Muysoms, Louis Vloebergh en Miel Polfliet. -Briefje van broeder Romanus (Karel De Laet) waarin hij zichzelf voorstelt. -Karel De Laet naast Gust De Prins, ergens achter het front tijdens W.O.-I. (“LG”, blz. 274) -Een tekening van de broeder uit “De Band”.