Ik ben Everaert Albert, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Awbeir (Eeklo's voor Albert).
Ik ben een man en woon in Eeklo (België) en mijn beroep is ...bloggen.
Ik ben geboren op 11/02/1948 en ben nu dus 77 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: mijn blog, foto's, computer, fietsen...
De werking van een archief staat of valt met de beschikbaarheid van zogenaamde ‘ingangen’: inventarissen, indexen , registers en tekstuitgaven die de niet zo vertrouwde bezoeker de (kortste) weg wijzen naar het juiste document. Zo’n ingang telt doorgaans een pak meer dan een paar velletjes papier, en is natuurlijk bedoeld om in lengten van dagen gebruikt te worden.
De beste manier om dit te verzekeren is de verwerking in boekvorm, maar om drukken betaalbaar te houden zijn al vlug 250 à 300 exemplaren vereist . En de gedreven archiefspeurders tel je zelfs liever niet per tiental … Gelukkig biedt de computer een ideale oplossing. Als je bovendien wat handig bent met naald, garen en lijm, kan je printen of kopiëren op A3-formaat, de bladen vouwen tot A4, rangschikken per katern en innaaien in een kleurige omslag.
Zo ontstond in 1994 de ‘Eeklose Bibliotheek’. Het kopiëren kon zonder veel kosten gebeuren op het oude apparaat op het stadhuis, zodat de eerste uitgaven verkocht konden worden voor twee à drie euro (toen natuurlijk nog in frank). Een spotprijs voor bandjes van 40 tot 70 pagina’s. Zoals de meeste projecten op het Stadsarchief liep de E.B. al snel uit de hand. Na vijftien jaar telt hij al meer dan tachtig uitgaven, en daar zitten ook forse banden tussen van 150 à 180 pagina’s.
De hoofdmoot vormen de 51 groene bandjes van de ‘Stadsrekeningen van de Tachtigjarige Oorlog’: een integrale uitgave van alle Eeklose rekeningen van 1566 tot 1651, compleet met uitleg, woordverklaring, naam- en toponiemenlijsten, in totaal zo’n 3600 pagina’s.
Het meest gebruikt wordt echter de blauwe reeks ‘Werkinstrumenten’, waarin onder meer de grote landboeken verschenen, compleet met reconstructies van de nooit gevonden oude kadasterkaarten. Ook de 17de- en 18de-eeuwse bewijsstukken bij de rekeningen werden erin geïnventariseerd en uitgegeven, een goudmijn voor wie op zoek is naar details uit het dagelijkse leven van toen.
De gele reeks ‘genealogische indexen’ is door het overlijden van Erik De Smet niet helemaal uit de verf gekomen. Zijn reeks in- en uittredingen is op drie van de geplande acht bandjes blijven steken. Genealoog Willy Hamerlynck begon in de gele omslagen in 2008 wel een reeks ‘Eikenbladen’, aanvullingen bij het legendarische tijdschrift ‘De Eik’.
De laatste jaren zorgde stadsarchivaris Freddy Pille ten slotte voor ingenaaide uitgaven van het praktisch onvindbare historische werk van de Eeklose pioniers August Van Acker en Desiré Goethals. Hij slaagde er ook in, enkele werken van Eduard Neelemans door het Rijksarchief Brussel te laten herdrukken.
Naast de vele genealogen komen steeds vaker ook mensen naar het archief die willen weten wat er vroeger op hun grond allemaal is gebeurd. Soms is dat meer dan gewoon nieuwsgierigheid: de strengere milieuwetgeving vereist geregeld informatie over vroegere – mogelijk vervuilende - industriële activiteiten.
Tot diep in de jaren negentig was zo’n speurtocht zo goed als onbegonnen werk. De Eeklose percelen werden weliswaar al vanaf 1638 in kaart gebracht, maar met een ingewikkeld systeem, dat in de loop van de eeuwen driemaal totaal veranderde. ‘In kaart gebracht’ is bovendien niet de juiste uitdrukking. Bij de eerste opmetingen voor het landboek van 1638 was er weliswaar een bijbehorende kaart gepland, maar na het samenstellen van het boek was het geld op, en die kaart is er nooit gekomen. Zo moest Eeklo tot 1834 wachten eer het zijn percelen precies weergegeven zag.
Halfweg die jaren negentig sloegen de toenmalige stadsarchivaris (Erik De Smet) en de huidige (Freddy Pille) de handen in elkaar voor een grootscheeps project: een uitgave van de vier oude landboeken (1638, 1709, 1796, 1820), met de situering van elk van de ruim drieduizend Eeklose percelen op de moderne kaart.
Het duurde meer dan vier jaar om alle problemen en probleempjes van de oudste versie opgelost te krijgen. Het landboek 1638 verscheen in 2001 in twee delen en een index, drie jaar later gevolgd door de versie 1709, en in 2006 door het Franse landboek van 1796. Aan het sluitstuk van de reeks, het Nederlandse landboek, was Erik De Smet nog volop aan het werk toen hij in februari 2008 plots overleed. Het tekstgedeelte lag toen al op het archief beschikbaar, maar de broodnodige kaarten – die naar zijn zeggen toen bijna klaar waren - zijn helaas nooit teruggevonden. Een kleine ramp, want zij vormen de laatste schakel van de reeks, die de aansluiting moest vormen op het nog altijd gebruikte systeem van de Popp-kaarten.
Wie de historiek van zijn grond terug wil vinden, kan dus in het begin van de 19de eeuw op probleempjes stuiten, maar over het algemeen is 300 jaar geschiedenis ervan binnen het uur te reconstrueren. Niet de volle 375 : het archief beschikt maar over gegevens tot omstreeks 1925. De recentere ontwikkelingen zijn alleen maar te volgen op de diensten van Ruimtelijke Ordening en vanzelfsprekend op het Kadaster.