1931 – Maandag 6 april (Tweede Paasdag) : Een jonge Hombekenaar op Posse Leest.
Hombekenaar Louis Buelens in ’t Ridderke nr. 4 van oktober 2004 :
“De paasweek van 1931” “…ik had er vol verwachting naar uit gekeken. De eerste keer dat ik op eigen benen op ‘beeweg’ naar Posse Leest zou gaan. Tot nu toe was dat een bedevaart onder moeders hoede : zonder verantwoordelijkheid, met weinig verdienste, een meelopen als vijfde wiel aan de wagen. Nu kon ik mijn eigen schema opstellen : eerbiedig de mis volgen, het te zegenen gaan vooraan in de kerk, een geldstuk onder het latwerk werpen, en driemaal biddend rond de kerk gaan.
Tijdens de rondgang moet men onophoudelijk bidden voor Sint-Cornelius, patroon tegen de stuipen en alle andere kinderziekten maar ook tegen vallende ziekte, reumatis en nog ergere kwalen.
De bedevaart naar Posse-Leest was een regulier ritueel in de kerkelijke kalender. Deze rite werd overgedragen van moeder op dochter : zij waren beter op de hoogte van alle kerkelijke reglementen en godsdienstige gebruiken. De mannen kenden daar niks van maar volgden gedwee de voorschriften, kwestie van in vrede te leven met de gelukzalige voorspreker maar vooral ook met moeder-de-vrouw.
Dit jaar zou ik zelf de zaak in eigen hand nemen en vertegenwoordigde aldus ons hele gezin. Ik keek niet op een paar vaderonzen en kneep mijn ogen toe tijdens de mis om zeker niet verstrooid te geraken. Tweemaal schoof ik aan voor het genadebeeld : eenmaal met offergeld en de tweede maal gratis. Op dat ene solleke kon het ook niet aankomen en voor Cornelis kwam devotie zeker voor geldgewin. We gingen misschien wel vier keer rond de kerk, als de mis niet te lang duurde. Sommige heel goede kristenen deden dat ook, zo vertelde moeder ons. Dat waren mensen met veel tijd die geen koeien hadden die op hen stonden te wachten. Eerlijk gezegd, wij hadden geen stuipen of andere kwalijke kinderziekten gehad; Sint Cornelis zal met de aanpak van moeder wel content geweest zijn. Ze was van Leest; dat zal ook wel een rol gespeeld hebben. In haar geboortedorp was Cornelis de voornaamste goddelijk voorspreker. Hij stelde Sint Niklaas, de patroon van de parochie, in de schaduw wat geen teken van enige zichtbare rivaliteit opleverde tenzij in het laadvermogen van de offerblok. …
Het was een zonnige maandagmorgen, echt ‘beeweg’ weer. Na een stevige wasbeurt met veel schuim kreeg ik toch nog een er klassiek bijhorende controle. Moeder kende mijn zwakke plekken; hals en oren werden langs alle kanten gekeurd en naar het licht gehouden… Op de tafel werden twee stapeltjes geld gelegd. ‘Dit is voor de stoel, de schaal en om te offeren. Uw geld goed ver van het lattenwerk werpen anders gaat het verloren. En dat is om op de foor iets te kopen, maar iets meebrengen voor uw zussen, en goed op uw centen passen tussen al dat volk, en braaf zijn en op tijd thuis zijn voor het eten.’
...
Tist en Beire waren op post en weldra op de Leestse Kouter sloten we ons aan bij andere groepen uit het dorp en van verderop. Posse Leest was overbekend en werd druk bezocht. Meestal waren het moeders met hun kinderen maar hier en daar liep er ook een man bij met een hoogrode kop en zichtbaar in acute ademnood. Regelmatig wurmde hij een paar vingers tussen keel en kol om de nodige zuurstof te krijgen. -‘Ne mens is die halsband niet gewoon, maar vrouwenwetten zijn soms sterker dan gezond verstand, en wij zijn gewoon water bij de wijn te doen.’ Na de mis kreeg dat bovenste knoopje rap een draai.
De Dorpstraat was een mierennest van drummende mensen. Men wilde zo rap mogelijk binnen de kerk zijn om nog een stoel te bemachtigen. De mannen van de achturenmis haastten zich om bij Noldus of in een ander café binnen te geraken, om daar de smaak van de wierook weg te spoelen en hun keel terug open te krijgen. Aan de kerkdeur was het nog erger. De ene helft van het portaal was één en al geduw en gewring om binnen te geraken, de andere helft werd vrij gehouden voor hen die naar buiten wilden. De mis begon al en het volk stond daar nog opeengepakt tot buiten de poort; geen middel om nog binnen te geraken. Wij waren die morgen al naar de vroegmis geweest en moesten niet langer geweld gebruiken om vooraan te geraken; de haastigen mochten voorgaan. We zochten dan maar een plaatsje tegen het ijzeren hekken naast de kerkhofmuur. We hoorden de muziek en de priester wel maar zagen enkel pluimen en siersels op vrouwenhoeden en enkele lichtende plekken van kale mannenschedels.
…
De warmte uit de kerk kwam ons toegewaaid : een van microben bezwangerde lucht, goed om er een zware ziekte van te krijgen. Den Beire bracht te berde dat zulke plechtige kerkdiensten geweldig lang konden duren. Hij had meer aandacht voor wat er op straat gebeurde. Posse Leest was toch ook wat er op de kramen te zien was, dacht hij hardop. Het belgerinkel kondigde het begin van de consecratie aan. Dat was toch het bijzonderste deel van een mis en de rest kwam erbij om niet te brutaal te moeten stoppen. -‘Zouden we niet best aan de rondgang beginnen, terwijl het nog rustig is ?’ Dat was een goed gedacht, dan konden we ons daarop concentreren. Er waren weinig mensen op het kerkhof en we schoten goed op. Als we na de tweede ronde voor de poort belandden, was de mis gedaan. Een grote groep kwam buiten gedrumd en nam ons willens-nillens mee de straat op. Aan binnen geraken viel niet meer te denken, zuchtend en puffend stroomden we mee de poort uit. We zochten naar wat koele lucht en verfrissing. Cornelis en soortgenoten zouden ons wel begrijpen. Onze bedoelingen waren goed maar tegen een golf van geweld was nu eenmaal niets opgewassen. We belandden op de foor. Het smoutbollenkraam stuurde zijn vette geurige walmen over de mensenmassa. Dat kregen we niet alle dagen op tafel, dat hadden we zeker verdiend. Ook het schietkraam moesten we met een bezoek vereren. De papieren roos kreeg men niet cadeau. Dat verried een scherp zicht en vaste hand. Er zijn weinig jonge mannen zonder die eigenschappen, als men op de rozen te werk gaat. Bij het viskraam konden een hele boel nuttige zaken uit de bak opgehaald worden : zakmessen, spiegeltjes, poederdozen, sigarettendozen, poppen en allerlei diertjes en postuurtjes. Alle vislijnen waren bezet, we konden rustig eerst onze keuze maken. Uiterst links stond een kleine vent zich koortsachtig af te sloven om een pluchen beertje aan de haak te slaan. Ver voorovergebogen, de rug haaks gekromd, trachtte hij zich op de punt van de tenen staande te houden. Telkens als hij nauwkeurig gemikt had, ging de haak rakelings naast het kleine ringetje in het heelal verloren en was zijn kans verkeken. Wie had nu interesse in een pluchen diertje, terwijl daar messen en sigarettendozen naast lagen. … Wij waagden ook nog een kans om dat zakmes op te halen maar waren even onhandig als Guske.
De uren waren voorbij gevlogen. Aan het snoepkraam dacht ik aan mijn zusjes. Het stoel-, schaal- en offergeld kwam hierbij goed van pas. Dan hadden ze thuis iets dat met de beeweg sterk verbonden was. Sint-Cornelius begreep dat wel. Hij had ook wel gezien dat het bijna onmogelijk was om in de kerk te geraken. Volgend jaar zouden we dat driedubbel vergelden en onze goede wil hadden we toch getoond. Met die troostende gedachten draaiden we de Kouter in. We hadden een goed gevoel…”
1931 – 16 april - Schepencollege : Dispuut hoofdonderwijzer-onderpastoor.
“Gezien het schrijven van Eerw. Heer Cleeren, onderpastoor, klagende dat hij bij sluiting der poort van de jongensschool, niet in de klas kan om nazicht te doen over de lessen van godsdienst en gewijde geschiedenis, en tevens bij bezoek in de school, de handeling van Mr De Leers laakt. Er zal aan Mr Stuyck (noot : de “schoolopziener”) gevraagd worden, om in die zaak handelend te willen tusschen komen als Kontonalen opziener, doch, er zal aan den heer onderpastoor gevraagd worden of hij die handeling bijtreedt.”
Dat was niet het eerste en het laatste dispuut tussen meester De Leers en onderpastoor Cleeren. De onverzettelijke Vlaamse overtuiging van Jozef Cleeren had hem eerder al in conflict gebracht met kardinaal Mercier en in Leest was er geen grotere “Belgicist” dan de hoofdonderwijzer. Hun relatie kende een absoluut dieptepunt toen ze aan de ingang van de kerk op de vuist gingen (zie 3/11/1932).
1930 – 19 juni : Wijziging van het sluitingsuur der drankhuizen.
“...de openbare plaatsen, alwaar men drank verkoopt zullen alle dagen worden gesloten van den 1ste april tot den 30ste september om 1 ure ’s nachts en het blijven tot 4 ure ’s morgends, en van 1 october tot den 31ste maart om 12 ure middernacht en het blijven tot 4 ure ’s morgends. Om te voorkomen dat de schikking van dezen artikel niet worde verijdeld, is het aan eeniegelijk verboden zich te verzamelen na de uren in zelven artikel vermeld, voor de deuren der herbergen of op andere plaatsen, am aldaar te drinken of gezelschappen te maken...” (GR)
Dit reglement van politie werd aan de verschillende herbergiers (30) van de gemeente ter hand gesteld en daarvan werd volgende lijst opgemaakt :
1930 – 18 februari : Bouwingen en verbouwingen sedert 1927.
Aan Mijnheer de Toeziener der Fiskale Taksen, Leopoldstraat 41 Mechelen.
Tot gevolg aan uwe vraag van den 13e dezer geven wij Ued. hieronder de aanduidingen der personen welke in de gemeente nieuwe bouwingen en herbouwingen deden sedert 1927.
-Verbruggen Constant, Koeistraat 25, bijbouwing.
-De Smedt-Verbergt Edward, Bist, bijbouwing.
-Van Loo-Diddens Jan Frans, Blaesveltstr 3, bijbouwing.
-Leemans-De Muyer Jan, Blaesveltstraat 12, nieuw huis.
1931 – 4 juli : Overlijden van Jozef Cyriel SELLESLAGH
“Eerwaarde Heer Jozef Cyriel SELLESLAGH, Onderpastoor van St.Willibrordusparochie te Berchem. Geboren te Leest op 13 mei 1882, godsvruchtig in den Heer ontslapen te Berchem, op 4 juli 1931. Bediend van de HH. Sacramenten. De lijkdienst op dinsdag 7 juli, ten 10 ure, in de parochiekerk van den H. Willibrordus. Vereeniging in de kerk. De begrafenis zal plaats hebben te Berchem. Een tweede dienst, vanwege het Kerkfabriek, zal plaats hebben op vrijdag 10 juli ten 10 ure. De vrienden en kennissen welke bij vergetelheid geen doodsbericht zouden ontvangen hebben, worden verzocht dit bericht als dusdanig te aanzien. St. Hubertusstraat 17.” (GvA, 6/7/1931)
Cyriel Selleslagh was te Leest geboren op 13 mei 1882 als oudste kind uit het gezin van Jan Frans Selleslagh (°Leest 24/8/1857, +Mechelen 29/2/1896) en van Dominica Van den Brande (Kapelle-op-den-Bos 6/1/1861, +Leest 19/12/1915).
Van de tien kinderen in dat gezin zouden er twee zeer jong overlijden en was Victor, de latere populaire schoomeester van de jongensschool, de jongste telg. De vader van het gezin Selleslagh kwam tragisch aan zijn einde. Tijdens zijn werk als seingever bij de N.M.B.S. raakte hij op 29 februari 1896 geplet tussen de buffers van twee treinstellen. Zolang hij zich tussen die buffers bevond kon hij praten met de hulpverleners maar zodra de treinstellen uit elkaar werden getrokken overleed hij onmiddellijk. Hij liet een weduwe na met acht kinderen waarvan Cyriel als oudste amper veertien was. De tegemoetkomingen na het ongeval waren ontoereikend om de zware gezinslast te dragen en moeder kon de touwtjes aan mekaar knopen door de uitbating van een herberg, kruidenierswinkel en feestzaal tegenover de kerk van Leest. Zij runde ‘Feestzaal Eldorado’ tot aan haar plotse dood op 19 december 1915.
Op 23 januari 1902 ontving ‘Mijnheer Cyriel Selleslagh leerling in Wijsbegeerte te Mechelen’ volgende brief, ondertekend door de burgemeester van Leest : “Bij deze heb ik de eer U de goede ontvangst te melden van uwe gedane vraag tot vrijstelling van den Militairen dienst, in hoedanigheid van leerling in wijsbegeerte van onbemiddelde ouders. De stukken in te dienen tot staving uwer vraag zullen in behoorlijken tijde opgemaakt worden…”
“Wij werden streng opgevoed,” vertelde Victor Selleslagh later, “basis voor een formidabele samenhorigheid in ons gezin, en algehele inzet voor elkaar. Ook aan leute ontbrak het zeker niet. Zij die ons genegen waren, en dat waren er zeer velen, keerden na bezoek geamuseerd huiswaarts. Het was bij ons echt de zoete inval. Sommigen suggereerden zelfs de naam Eldorado te vervangen door ‘In de Zoete Inval’. Ons moeder was streng maar tevens een graag geziene figuur in onze Leestse gemeenschap.”
Op 25 mei 1907 werd Cyriel priester gewijd te Mechelen en de volgende dag droeg hij zijn eremis op te Leest. Op 17 september 1907 werd hij leraar aan het Sint-Stanislasgesticht te Berchem en op 20 juni 1909 werd hij onderpastoor op de Sint-Willibrordusparochie eveneens te Berchem. Daar overleed hij onverwacht op 4 juli 1931 nadat hij die nacht iemand de ziekenzalving had toegediend.
Cyriel Selleslagh was in het bezit van een bijzondere zeventiende-eeuwse beker/kelk die hij ooit gekregen had van zijn Kapelse vriend kanunnik J. Muyldermans. Volgens Wilfried Hellemans zou de kanunnik de beker op zijn beurt gekregen hebben van de Leestse pastoor Jozef Verbist en stond er op gegraveerd : “BEWIJS /van genegenheid / AAN DEN / Eerweerdigen heer / J. Verbist Onderpastoor te Leest / by Mechelen / 1875”. De kanunnik had erbij genoteerd dat de beker afkomstig was uit de abdij van Tongerlo. (“De Sint-Niklaasparochie in Leest”)
Volgens de familie Selleslagh zou de kanunnik de kelk gekregen hebben van pastoor Joris, toen pastoor in Kapelle-op-den-Bos en was volgende tekst gegraveerd : “van Pastoor Joris, Pastoor van Kapelle o/d Bosch aan kanunnik Jaak Muyldermans”. Cyriel Selleslagh zou de kelk gekregen hebben omdat zijn moeder Dominica Van den Brande afkomstig was van Kapelle-op-den-Bos. Cyriel Selleslagh schonk het kleinood uiteindelijk aan Mathilde Hellemans, toen schoolhoofd in Leest, met het verzoek die later te schenken aan John Hellemans, toen priester in opleiding. Mathilde liet er na de dood van Cyriel Selleslagh volgende tekst liet in graveren : “Ter Herinnering / VAN WIJLEN DEN / EERW. HEER / Selleslagh / 4-7-1931.”
Na de dood van John Hellemans erfde Mia (Maria) Hellemans de kelk en schonk hem op 26/8/1998 aan Wilfried Hellemans. Broer Victor schreef eigenhandig het in Gazet van Antwerpen verschenen In Memoriam over :
"Het plots en totaal onverwacht overlijden van Eerw. Heer C. Selleslagh, eerste onderpastoor der Willibrordusparochie, heeft niet enkel in de oude parochie, maar in gansch de gemeente een groote verslagenheid teweeg gebracht. Vrijdag jongstleden hadden velen den Eerw. Heer Onderpastoor nog in de straten van Berchem gezien en gegroet. Des avonds had hij zelfs het lof gezongen en achteraf vertelde hij nog, op eene wijze hem alleen eigen, enkele grappige moppen. In ’t midden van den nacht van Vrijdag op Zaterdag, kwam men hem opbellen om mevrouw Weduwe Leclef, die plots erg ongesteld was geworden, de laatste troostmiddelen der H. Kerk toe te dienen. Zoo moedig als ’t maar eenigszins mogelijk was ijlde de steeds gedienstige geestelijke naar het bed der stervende. Na de laatste H. Sacramenten ontvangen te hebben, verwisselde Mevrouw Leclef het tijdelijke met het eeuwige. Dit plotse verscheiden maakte een grote indruk op op E.H. Selleslagh, zoodanig zelfs dat wanneer hij, moe van zich te haasten, terug ten zijnent kwam, hij zegde zich ongesteld te voelen…enkele oogenblikken later viel de Eerw. Heer in onmacht en wanneer zijn huishoudster, die spoedig om eene dokter en Z.E.H. Hendrickx, bestuurder van St. Stanislasgesticht was geloopen, naast haar meester neerknielde en hem vroeg of hij niets meer te zeggen had, opende hij nog even de oogen als wou hij zeggen : ’t is mij niet meer mogelijk…zijn hoofd zonk op de borst en E.H. Selleslagh was overleden. Thans luiden de doodsklokken over den daareven nog frisch-gezonden, levensblijen, braven en voorbeeldigen dienaar Gods. Ontelbaar zijn de geloovigen die het stoffelijk overschot van den zoo diep betreurden priester zijn gaan groeten. De parochianen van St.Willibrordus hadden toch zulke groote achting voor hem. Was hij geen Berchemnaar zoals zij ? Hij werd weliswaar geboren te Leest bij Mechelen op 13 mei 1882, doch priester gewijd op 25 Mei 1907, zoo kwam hij op 17 September daarop volgend als leeraar aan het St Stanislasgesticht naar Berchem, waar hij zich twaalf jaar lang, geheel aan de opvoeding onzer jeugd wijdde. Op 30 juni 1919 verliet hij het gesticht om als onderpastoor de plaats in te nemen van E.H. Leysen, die pastoor geworden was te Meerhout. Heel zijn priesterlijke loopbaan heeft hij dus te Berchem doorgebracht. De omgeveer 25 jaren die hij midden Berchemnaren doorbracht, hebben hem eenieders sympathie en genegenheid doen winnen. Hij kon zoo goed zijn voor de menschen. Altijd was hij bereid om hulp te bieden. Altijd was hij te vinden om met een opgeruimd en blijmoedig woord moed te geven. Levenslustig als hij was, verblijdde hij het leven van allen die met hem omgingen. Zijn Eerw. Heeren collegas droegen hem op de handen. Hij was eenvoudig en oprecht voor allen. ’s Heeren wil geschiede. Heden, op den dag van zijn naamfeest, werd de dierbare aflijvige ter aarde besteld onder een overgrooten toeloop van volk, de burgerlijke overheid, ontelbare priesters en een tallooze schaar parochianen. Moge de ziel van dezen dienaar Gods bij uitstek, reeds haar eeuwig loon verkregen hebben.”
Foto’s : -Herinnering aan de eremis van Cyriel Selleslagh. -Onderpastoor Cyriel Selleslagh. -De kerk van de St.Willibrordusparochie aan de Grotesteenweg te Berchem. -Cyriel Selleslagh op oudere leeftijd. -De kelk die hij kreeg van kanunnik Muyldermans.
“Leest.- Willem NAGELS, 64 jaar oud, was voor een paar dagen verdwenen met 500 frank op zak. Dinsdag morgen werd de man thuis verhangen gevonden. Hij had geen geld meer bij zich. Het parket van Mechelen kwam dinsdag namiddag een onderzoek doen ter plaatse.” (GvA, 2/4/1930)
1930 – 13 mei : Geboorte van Philimena VAN PRAET, zuster Maria Ferdinanda.
Ze werd geboren in de Alemstraat, ging nooit naar de kleuterschool en liep haar lagere school te Tisselt. Ze ging binnen bij de Dochters van Maria te Willebroek op 8 september 1946 en werd geklaad als zuster Maria Ferdinanda (op 10/3/1947). Haar tijdelijke professie deed ze een jaar later en haar eeuwige in 1948. Zoals nog andere zusters van haar congregatie in die jaren werd ze onderwijzeres gediplomeerd te Hasselt (14/6/1952). Onmiddellijk erna gaf ze zowat dertig jaar les aan de meisjesschool te Aartselaar. Dit in verschillende klassen en functies. Eerst als gewone leerkracht (1952-1959), dan als directie met klas (1/4/1959-1974) en dan opnieuw als gewone leerkracht (1974-1982) : ze wou absoluut geen directie-zonder-klas zijn. Ook taalleerkracht is ze er geweest. Daarna werkte ze tien jaar als vrijwilligster bij mentaal gehandicapten te Boechout (1982-1992). Dit tot die gemeenschap verhuisde naar het Moederhuis van de congregatie te Willebroek. Bovendien was ze er algemene overste van de congregatie van 18/7/1996 tot 14/3/2002. (“De Sint-Niklaasparochie in Leest”, W. Hellemans)
1930 – Zondag 1 juni : Antoon Leemans voor 50ste keer te voet naar Scherpenheuvel.
“Zondag toekomende zal de gemeente Leest eene zeldzame gebeurtenis vieren. Gelijk in vele andere gemeenten van Klein-Brabant, bestaat de gewoonte, dat jaarlijks eene bedevaert gebeurt naar Scherpenheuvel. De bedevaarders vertrekken des nachts, om ’s anderendaags avond terug te keeren, wel te verstaan te voet. Eene der inwoners, namelijk Antoon Leemans, landbouwer, Tinneschuurstraat, Leest, gaat dit jaar voor den vijftigste keer te voet naar Maria’s genadeoord.
Geboren in 1857, op 7 juli, van diep christene ouders, toog hij voor de eerste maal, het jaar dat hij ‘lotte’, naar het heiligdom, en nam van toen af, een groot deel aan het inrichten der processie, die een oogenblik scheen te verdwijnen, ter oorzake der concurrentie van trein en fietsen en autobussen.
Jaarlijks gaan er nu een zeventigtal bedevaarders naar Scherpenheuvel van de gemeente. Ondanks de moeilijkheden, en dagelijksche bekommernissen van zijn talrijk huishouden, was hij steeds op post en wordt hij nu op bijzondere wijze gehuldigd.
Gansch de gemeente, waaronder de twee muziekmaatschappijen, gaan den jubilaris afhalen tot Battel, rond 3.30 ure ; hij zal dan stoetsgewijze naar de parochiekerk geleid worden, door de geestelijkheid, daarna zullen hem in bijzijn zijner familieleden, prachtige geschenken aangeboden worden met aanspraken.
Eene zijner zonen, namelijk Jaak Leemans, de wachtmeester bij de gendarmerie te Heyst-op-den-Berg, de oudste Emiel, is meestergast in de Brouwerij Van Diepenbeek te Mechelen en zal binnen enkele weken gedecoreerd worden voor 25 jaar trouwen dienst in die inrichting. Wat ook meldenswaard is, dat vader Leemans meer dan dertig jaar werkman is bij den burgemeester.
Op dien ouderdom nog 45 km weg afleggen te voet, dat mag tellen !” (GvA, 31/5/1930)
1930 – 7 juni – GvA – Rechtbank van Mechelen
“Voor melkvervalsching waren gedaagd, een drietal melkverkoopers van Leest, welke allen veroordeeld werden tot eene boete van 700 fr. of 1 maand gevang, met uitstel 3 jaar.”
1930 – 3 juli : Brief naar de Vrederechter ivm opname Krankzinnige.
“Op den 5 juni 1930 werd ter bevolking alhier Blaesveldstraat nr. (onleesbaar) ingeschreven de genaamden Eudonia Josephina Iglesias, ongehuwd zonder beroep, geboren te Londen (Engeland) met hare moeder weduwe Joachim Iglesias, geboren Bauwens Ludovica Joanna van Amerikaansche nationaliteit en daar opgesloten.
Bedoelde Eudonia Josephina Iglesias werd ten huize harer moeder te St Jans Molenbeek, als krankzinnige opgenomen en verzorgd, ten laste van Stad, Provincie en gemeenzaamheid van onderstandwoonst (??). De gemeente Lembeek is hare bijstandwoonst. Ingevolge een schrijven van de gouverneur der provincie Antwerpen, van den 2de dezer maand, wordt het gemeentebestuur aanzocht deze zieke aan ons oordeel voor te leggen opdat zoonodig eene nieuwe of aanvullende ordonnantie kunnen genomen worden, waarbij voormelde zieke ten huize harer moeder te Leest zou kunnen opgesloten blijven, op de kosten als vroeger..” (Brief van het gemeentebestuur Leest)
Een tweede brief vertrok op 17 november 1930 naar de Gouverneur van de provincie Antwerpen: “Op den 19 oktober 1930, hebben wij, gelijkvormig de wet van 27/11/1891, toegezonden aan de gemeente Lembecq, een afschrift der beslising van het Schepencollege dezer gemeente, d.d. 9 oktober 1930, tot opneming ten huize alhier, van de krankzinnige Iglesias Eudonia Josephina, zonder beroep, geboren te Kennington, graafschap Londen, den 19/3/1895, dochter van Joachim, overleden en van Bauwens Ludovica Joanna, en tot heden heeft de gemeente Lembecq, geen antwoord hieraan gegeven. Wij voegden aan gemeld de getuigschriften twee getuigschriften van de dokters Van Assche en Tambuyser met het besluit van Mr de Vrederechter van het zuidkanton Mechelen, de opsluiting der bedoelde krankzinnige machtigende.
De gemeente Lembecq was, op 13/10/1916, dagteekening der beslissing tot de eerste opsluiting van bedoelde krankzinnige, dezes bijstandwoonst. Ingezien de gemeente Lembecq, geen gevolg geeft aan de voorschriften der wet op den openbaren onderstand, zoo doen wij bij deze beroep op uwe welwillende tusschenkomst. Namens het gemeentebestuur van Leest, op bevel, de secretaris Vandenbossche.
1930 – 26 juli – GvA : Afgestudeerd TE BERLAER . EXAMEN.
“Hebben hun uitgangsexamen afgelegd in Middelbare Land- en Tuinbouwhuishoudschool, onzer gemeente, de volgende juffers uit het Arr. Mechelen : Met grootste onderscheiding : Rosa Lambrechts van Leest.”
Foto’s : -Philimena VAN PRAET, zuster Maria Ferdinanda. -Relikwie van Scherpenheuvel.
1929 – 7 december – GvA : Vergiftigingzaak te Leest
“We hebben in de laatste dagen, en dat wel meer buiten onze gemeente dan in Leest zelve, zoo wat geheimzinnig horen praten over ’n geweldige vergiftigingszaak welke te Leest verschillende personen zou op de rand van het graf gebracht hebben. Bij die praatjes bleef ook de dorpspolitiek niet achterwege en zoo meer. Daar wij willen voorkomen dat er losbolachtig over die zogezegde vergiftigingszaak zou geschreven worden, zooals het met het geval van Moyson is geweest, willen we hier het gebeuren eens zeer nauwkeurig samenvatten.
Op 23 november ll. werd alhier de schuur van landbouwer Troch V. leeggedorschen. Een twaalftal geburen staken een handje toe, zooals dat hier de gewoonte is. Bij etenstijd vergastte het volk zich aan boterhammen met kaas of paardenvleesch naar beliefte. De dag daarop, des zondags, voelden zich diegenen onpasselijk welke van het vleesch hadden genomen ; daarbij nog andere menschen die niet bij het dorschen aanwezig waren geweest maar toch van hetzelfde vleesch hadden gebruikt. Uit het ingestelde onderzoek, door de gendarmen ingesteld, bleek dat het genomen vleesch bij een winkelier van ons dorp was gekocht, welke het op zijne beurt zich bij een winkelier in de Adeghemstraat te Mechelen had aangeschaft. Het onderzoek in kwestie wees nog niet uit dat beide winkeliers voor niets in die zaak betrokken waren. Wat nog zonderling mag genoemd worden is dat twee personen, hebbende ook paardenvleesch gegeten, doch niet bij de twee hooger bedoelde aangekocht, ook ongesteld waren ; dan weer anderen , die alhoewel er van gebruikt te hebben, geen de minste ongesteldheid gevoeld hebben. De heer Dokter Van Assche van Hombeek welke bijgeroepen was, verklaarde dat er hier van geen vergiftiging sprake was; ook waren allen, ras frisch en gezond te been ; alleen de zoon Polspoel was zeer ernstig ziek, doch hier ook verklaarde Dokter Loncin van Mechelen dat er hoegenaamd geen vergiftiging in ’t spel was. Het overige van het paardenvleesch is door de rijkswacht en heer Geudens, bestuurder van het openbaar slachthuis te Mechelen tot verder onderzoek aangeslagen geweest. Het gevolg van dat al was een geweldig weg en weer praten, het uiten van beschuldigingen of verdachtmakingen. Men had maar het verkoopen van vergiftigd paardenvleesch moeten verbieden, en zoo meer. Het gerecht en andere overheden kregen wel ongeteekende brieven, juist zoals te Muysen, vol akeligheden en verwijtingen, doch tot heden is er nog nergens een klacht neergelegd geweest.
Slotsom : de zaak is geweldig overdreven –nogmaals juist zoals te Muysen – en in onze gemeente wordt er thans niet meer over gesproken.”
In dezelfde krant van 9 december verscheen volgende rechtzetting :
“Omtrent den hier volgende zin, rakende de personen waar het paardenvleesch is gekocht geweest en door den drukker aldus samengevat : ‘het onderzoek in kwestie wees nog niet uit, dat beide winkeliers voor niets in de zaak betrokken waren’, moeten we zeggen dat er aldus moet gelezen worden : ‘het onderzoek in kwestie wees nog uit dat beide winkeliers voor niets in de zaak betrokken waren.’”
En uiteindelijk op 10 december :
“Nog de zogezegde vergiftigingszaak. – Zondag heeft de heer wetsdokter Louvaux nog een bezoek aan onze gemeente gebracht met betrekking op de hier vroeger besproken vergiftigingszaak, welke thans als gans beëindigd dient aanzien te worden. Geen de minste klacht is neergelegd, en al het gerucht dus op nul uitgedraaid.”
1930 – 11 januari : Geboorte van Constance KEULEMANS, zuster Wilhelmina.
Ze werd geboren in de Kouter en trad in bij de zusters annonciaden te Huldenberg op 8 september 1950. Door haar professie in 1953 werd ze zuster Wilhelmina en in april 2003 vierde ze haar gouden jubileum. Zuster “Mien” werd regentes “linnennaad” gediplomeerd te Antwerpen (St.-Maria-Instituut, 1959) en gaf van dan tot 1967 plastische opvoeding en naad in de Middelbare Landelijke Huishoudschool te Keyhof-Huldenberg waar ze tot 1968 ook woonde. Ook in Mechelen gaf ze in 1967-1968 plastische opvoeding en naad aan de Beroepsschool (Nieuwe Beggaardenstraat). Ondertussen had ze in Brugge leren kantklossen (diploma 1964) en woonde van 1968 tot 1980 in Oud-Turnhout, Zwaneven en van 1980 tot 1986 in Dessel. Ze onderwees naald en kant in de Beroepsschool te Ravels (1968-1982).
Nog altijd leert ze enkele medezusters in het moederklooster te Huldenberg die kunde en kunst aan. Zelf vervaardigde ze bovendien prachtige stukken hedendaagse kant (Maria Boodschap, Uilen).
Sinds 1986 verblijft ze in Wijnegem. (“De St-Niklaasparochie in Leest”, W. Hellemans)
1930 – Zaterdag 18 januari : Smartelijk ongeval
“Zaterdag namiddag, rond 1 ure, gebeurde er op den Battelschen steenweg, ter hoogte van nr. 288, een smartelijk ongeluk, dat het leven heeft gekost aan een elfjarig zoontje der echtgenoten Somers, wonende zelfden steenweg in het nummer 253e. Volgens dagelijksche gewoonte reed de melkhandelaar Mertens van Leest , na zijne ronde in de stad gedaan te hebben, huiswaarts met zijn gespan. Gekomen aan genoemde plaats kwam daar ook het zoontje Somers uit tegenovergestelde richting uit Battel op de velobaan aangereden, hebbende een klein pakje aan het stuur. Is nu het kind een ogenblik het stuur kwijt geweest door naar bedoeld pakje te grijpen, of wat, niemand zal dat nog uitmaken, doch plots zwenkte de kleine velorijder zoozeer dat hij met zijn rijwiel den borduursteen van den veloweg afreed en juist voor het rechterwiel van het lichte melkkarreken terecht kwam. Het wiel ging over de borst van het knaapje, ondanks alle pogingen van den voerder om het ongeluk te vermijden. Deze sprong aanstonds van zijn gespan en raapte het jongetje op, vragende of het pijn had. Een snikkend ‘ja’ volgde en was het eenige dat over de lippen van het ongelukkig knaapje gekomen is. De toegesnelde werkman van hovenier Budts droeg het knaapje oogenblikkelijk naar zijn ouders huis, slechts een honderdtal meter verder, op denzelfden steenweg, stedwaarts gelegen. De onmiddellijk bijgehaalde geneesheer Lemaire kan slechts den dood vaststellen. Men begrijpt de droefheid der zoo diep getroffen ouders, welke zoo hun frisch en gezond kind van voor enkele minuten thuis kregen. Ook de melkhandelaar Mertens was zeer onder den indruk van het voorgevallene, dat hij toch niet had kunnen voorzien.
Het parket is des namiddags ter plaatse geweest om de noodige vaststellingen te doen.” (GvM, 20/1/1930)
1930 – 17 maart : Geboorte van Petrus ‘Jean’ VAN DAM, medestichter van FC Telstar (SK Rapid Leest)
Omdat ik de Kronieken van Leest maar bewerkt heb tot het jaar 1996 en Jean Van Dam twee jaar later overleed was zijn geboortedatum aanleiding om hem in het daglicht te plaatsen.
Zijn officiële voornaam was Petrus maar in Leest noemde iedereen hem Jean. Hij was in Zemst geboren maar woonde korter bij het centrum van Hombeek zodat hij daar de lagere school doorliep. Hij kreeg er nog les van meester Hellemans, de vader van zijn vriend Fons.
In 1967 nam hij, met zijn uit Herentals afkomstige echtgenote Maria Peeters, café Telstar in de Dorpstraat over (thans 2018 Restaurant ’t Witte Goud). Toen voor de jeugd van Leest the place to be. Het dorp zat toen zonder voetbalploeg en onder impuls van de cafébaas werden er vriendenwedstrijden georganiseerd. Pure improvisatie waaraan ontelbare telefoontjes vooraf gingen. Geen sinecure om een tegenstrever of een terrein te vinden en frustrerend als die tegenstander weer eens niet kwam opdagen. Jean Van Dam zag dit met lede ogen aan en samen met zijn vriend, bakker Fons Hellemans, besloot hij Leest een voetbalclub te schenken. Het was evident dat men opteerde voor de benaming FC Telstar en intussen had cafébazin Maria reeds voor een volledige uitrusting gezorgd. De volgende stap was een geschikt terrein vinden. Met man en macht werd gezocht en uiteindelijk gevonden : naast de Zenne was een weide vrijgekomen en die werd dra omgetoverd tot een heus voetbalveld. Nu er zekerheid was van een eigen terrein werd er besloten om aan te sluiten bij de K.K.S.F.B.(de Katholieke Sportfederatie), een zuiver liefhebbersverbond. Maar om een reglementair speelveld te bekomen waren twee doelpalen niet voldoende. Met vereende krachten werden ontelbare vrachtwagens aarde aangevoerd. Bij de start van de competitie 1968-69 was enkel het veld klaargekomen en zat de club nog zonder kleedkamer. Improviseren is echter een sterke kant van Vlamingen en ook voor dit probleem werd een oplossing gevonden. De zaal van “het Brughuis” bij Frans Apers kreeg tijdelijk een andere bestemming : met lakens werd het café in drie vakken opgedeeld, respectievelijk voor de bezoekers, voor de scheidsrechter en voor de thuisploeg. Een metalen kuip op de kolenkachel zorgde voor warm water... Jean Van Dam zou Celine van het Brughuis altijd dankbaar blijven. Reeds na vier wedstrijden slaagden de mensen van het eerste uur erin om te voorzien in een basisinfrastructuur : een kantine en kleedkamertjes voor bezoekers en scheidsrechters. De eigen ploeg bleef bij Apers.
Veel vooruitzichten hadden die pioniers aanvankelijk niet. Ze gingen van start met slechts zestien leden en werden ingedeeld in de afdeling A, maar na enkele wedstrijden vergrootte hun ledenaantal zodat ze verplicht werden om bijkomend vriendenwedstrijden te organiseren voor een reserveploeg. Motiverend en verheugend was dat de club dat eerste competitiejaar afsloot met een tweede plaats, eindigend op slechts één puntje van de leiders. Jammer genoeg was er slechts één klimmer voorzien...
Op 12 oktober 1969 vond de officiële inhuldiging van het nieuwe voetbalveld en de nieuwe voetbalploeg F.C. Telstar plaats en dat werd een hoogdag voor het dorp.
Jean Van Dam werd uiteraard de eerste voorzitter van de club. In het weekblad “De Mechelse Week”van 16 augustus 1984 omschreef Jean de taken van een voorzitter :
“Een voorzitter moet alles in de gaten houden, de zaak samenhouden en zorgen dat iedereen zijn taken uitvoert. Zowel de verstandhouding tussen de spelers als deze tussen de bestuursleden moet op peil gehouden worden. Met problemen komt men steeds bij de voorzitter terecht. Soms moet ik al eens op tafel slaan als iemand tekort schiet, maar anderzijds zal ik me ook wel neerleggen bij een meerderheid van de vergadering. Ook de relatie met de sponsor, met de pers en met de scheidsrechter moet door een voorzitter in ’t oog gehouden worden. Met het voorzitteschap ben je altijd bezig, je moet vooruit kijken, praten, contacten leggen, verzoenen. Zo heb ik onze relatie met V.V. Leest weer op vriendschappelijk peil gebracht. We mogen op hun plein spelen, er worden weer transfers gedaan.. Vroeger was dat kat en hond, maar dat mag toch niet tussen buren. Zo is het ook tussen spelers : clanvorming moet vermeden worden, vooral door diplomatisch optreden...”
Zelf was de voorzitter er niet vies van om zijn handen vuil te maken. In Het Laatste Nieuws van 30 augustus 1989 blokletterde Willy Romain :
“Voorzitter trekt kalklijnen”. Jean trok toen eigenhandig de kalklijnen voor aanvang van een oefenpartij van zijn club tegen Racing Mechelen. Iets wat de journalist ten zeerste kon waarderen.
Over de mislukte fusie met buur Leest verklaarde hij ooit dat Gust Emmeregs absoluut secretaris wou worden en alzo alles naar zich toe wou trekken.
In 1969 gaf hij zijn voorzitterschap even door aan Ted Brusselmans om zijn zonen-wielrenners Mark en Dirk te begeleiden naar de koers, maar twee jaar later nam hij die functie opnieuw op zich en dit tot in 1991.
Zeven jaar lang zouden Jean en Maria lief en leed delen in het toen populairste café van Leest. In 1974 verhuisden ze naar de Verschuerenlaan. Jean was eerst chauffeur bij het Ministerie van Volksgezondheid, later ging hij over naar het Vlaamse Parlement waar hij de privé-chauffeur werd van de Secretaris-Generaal.
Zoals zijn te vroeg overleden vriend en medestichter Fons Hellemans werd hij ere- voorzitter van SK Rapid. Hij was ook ere-chef-chauffeur van het Vlaams Parlement, ere-lid van de Leestse fanfare St-Cecilia en lid van Vevoc.
Hij overleed na een pijnlijke ziekte in het Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis te Mechelen op 6 juni 1998.
Petrus ‘Jean’ Van Dam liet twee kinderen na uit een eerste huwelijk : Louis (1949) en Jeannine (1950) en drie uit zijn tweede huwelijk met Maria Peeters : Mark (1957), Dirk (1961) en Hilde (1966).
“Je leven was een leven van werken het liep niet over rozen maar ’t was vol van stil geluk. Veel te vlug kwam aan dit alles een eind We hadden nog zoveel samen te doen, te zeggen, te delen,… Missen zullen we je zeer, aan je denken keer op keer. Dit afscheid nemen is dan ook onbeschrijfelijk zwaar, maar samen met jouw steun, zullen we proberen er iets van te maken.”(Uit zijn gedachtenisprentje)
Foto’s : -Constance Keulemans, zuster Wilhelmina. -Jean Van Dam tijdens een tornooi in 1983. -De flamboyante voorzitter in de herfst van zijn leven.
1927 – 15 januari : Leestse Communiebond tekende verzet aan tegen vervolging
“Voor onze Mexicaansche broeders. – Op initiatief van de Communiebond van Leest, heeft er ’n grote vergadering plaats gehad, om verzet aan te tekenen tegen de vervolging die de katholieke kerk in Mexico teistert.
Treed op als spreker : de heer Alfons Verbist, leraar aan de katholieke Normaalschool te Mechelen. Met stijgende geestdrift, voortspruitend uit een oprecht katholiek medevoelen, hebben de 250 mannen kennis genomen van de krachtige weerstand die de Mexicaanse katholieken bieden aan hun verdrukkers, en die hun enigszins herinnert aan de strijd der Sansculotten van de Franse revolutie tegen onze katholieke voorouders van den Boerenkrijg. …
Volgende motie werd na de meeting opgemaakt en geestdriftig toegejuicht : 250 burgers te Leest vergaderd op 15 januari 1927 : tekenen krachtig verzet tegen de verkrachting waarvan de katholieke pers in Mexico het slachtoffer is. Keuren ten strengste de goddeloze artikelen af der Mexicaanse wet, waardoor aan de beste der Mexicaanse burgers, niet alleen de meest elementaire natuurwetten, maar tevens het kostbaarste bezit der mensheid, vrijheid van godsdienstige overtuiging en van vereniging wordt ontzegd. Juichen katholiek Mexico toe in zijn heldhaftige weerstand tegenover de verdrukker en eisen met hun broeders de erkenning van Kristus’ koningschap, niet alleen voor het gemartelde Mexico, maar voor gans de maatschappij. Besluiten aan deze motie alle mogelijke ruchtbaarheid te geven. Voor de communiebond te Leest.” (GvA, 2/2/1927)
1927 – Zondag 5 juni : Vlagwijding te Battel
De H. Hartbond uit Leest was vertegenwoordigd in de optocht n.a.v. vlagwijding van het H. Hart te Battel. (GvA, 7/6/1927)
1927 – 5 juli : Overlijden van Maria – Justina “Stien” VAN DEN HOECK
Justine “Stien” Van den Hoeck was meid bij koster-onderwijzer Petrus Jozef Hellemans-Mannekens en hun dochter juffrouw Mathilde. Ze was met hen uit Kraainem meegekomen om op de kinderen te passen. Elke morgen zag men haar buiten komen om kolen te ziften. Dat deden toen velen, om de wegen te herstellen, want van hogerhand gebeurde dit niet. Men kon haar zien lopen met een mand of een zak op het hoofd : ze droeg namelijk, net als in Kongo, alles op de kop. “Nooit heb ik een beter mens gekend,” vertelde Alfons Hellemans over Stien, “ze was begaan en bekommerd met alleman…” (“LG”, blz 272)
Maria-Justina “Stien” Van den Hoeck was te Kraainem geboren op 8 september 1851 en ze overleed te Leest op 5 juli 1927, op haar vijfenzeventigste.
1927 – Maandag 12 september : Brand
“Maandag namiddag, rond 3 ure, is brand ontstaan op de hoeve van het landbouwersgezin Aug. Fierens, gelegen te Leest-Heide. De man was met zijne vrouw op het veld aan de arbeid, toen zij plots vlammen zagen opstijgen uit de schuur, daar waar de varkenskoten gelegen waren. Op het alarm daagde er dadelijk hulp op en men gelukte er in het vee te redden. Het verslindend vuur heeft echter tot prooi gemaakt de hoeve, de stalling en de schuur. Slechts weinig van de inboedel kon gered worden. De schade wordt op 70.000 fr. geschat. De hoeve met haar afhankelijkheden was nog maar onlangs gebouwd. De vrouw, bij het zien van den brand werd door een hevige crisis overvallen en haar toestand is bedenkelijk. De oorzaak van de brand is onbekend.” (GvM, 13/9/1927)
1927 - Vrijdag 16 september : Grote Begankenis St.Niklaaskerk Leest
Advertentie GvA (13/9) : Vrijdag 16 sept. a.s. feestdag van den H. Cornelius, Paus en martelaar, aldaar aanroepen tegen de stuipen bij de kinderen, lamheid, de geraaktheid en de vallende ziekte. Grote begankenis. Missen ten 6, 8 en 10 ure. Lof ten 2 ure. Na de diensten verering van de relikwie van St Cornelius. Voor de inschrijvingen in de Broederschap, zich begeven in het Sacristij.
1927 – Zaterdag 3 december : Maria Eleonora Wilh. DE MARRE begraven te Leest
“Mejuffer Elisa De Marré, redemptoristinne; Mevr. Emile De Marré, hare kinderen en kleinkinderen melden met innige droefheid het afsterven van hunne teergeliefde zuster, schoonzuster, tante en groot-tante : Mejufvr. Maria Eleonora Wilh. De Marré, geboren te Mechelen den 1 mei 1852, aldaar godsvruchtig overleden den 30 november 1927, bediend van de HH. Sacramenten.
De plechtige lijkdienst gevolgd van de begrafenis in den familiekelder te Leest, zal plaats hebben op zaterdag 3 december, ten 11 ure, in de parochiale kerk van Onze Lieve Vrouw van Hanswijck. Vereniging ten sterfhuis, 3 Consciencestraat te 10.30 ure.” (GvA, 3/12)
1928 – 31 mei : Overlijden van de religieuze Florentina Octavia DIDDENS
Deze Leestse werd geboren op 26 augustus 1866 en trad op 21 oktober 1891 in bij de zusters norbertienen te Duffel als vijfentwintigjarige. Als zuster Huberta werd ze er twee jaar later, op 27 september 1893, geprofest. Ze overleed te Duffel als bijna tweeënzestigjarige na een korte, pijnlijke ziekte en werd er ook begraven. (“De Sint-Niklaasparochie in Leest”, W. Hellemans)
1928 – 23 juli : Vonnis tegen ‘melkvervalsching en ontrooming van 25%’.
De Rechtbank van Mechelen veroordeelde een melkhandelaar Leo Geerts ((°Boortmeerbeek 8/2/1894) uit Boortmeerbeek tot 2.000 frank boete en het uithangen van dit vonnis op diverse plaatsen, waaronder aan het gemeentehuis van Leest. (GvM, 22/8/1928)
1928 – 13 oktober : Geboorte van Ludovica SOLIE, zuster Celestina.
Ludovica “Louisa – Wiske” Maria Theresia Solie werd in Leest in de Winkelstraat geboren op 13 oktober 1928. Ze was lid van de BJB en trad als bijna achttienjarige in bij de zusters annonciaden te Huldenberg op Lichtmis 1947 en werd zuster Celestina. Haar afscheidsprentje als “gelukkige B.J.B.-zus” dateerde ze die dag. Van 1952 tot 1966 was ze kleuterleidster te Vlimmeren en vanaf september 1966 tot bij haar op rust gaan in 1989 in Millegem.
In dezelfde gemeenschap was ze lid van de parochieraad en van het pastoraal team, ook kosteres en orgeliste. Dit alles in Millegem hoewel ze feitelijk (tot 1995) te Wommelgem in het klooster woonde. Sindsdien verblijft ze in het congregatierusthuis te Hadschot (Geel). (De St-Niklaasparochie in Leest”, W. Hellemans)
1929 – Leest 12 januari : Overlijden van Ferdinand Felix Bendictus VAN DER HASSELT
Hij was landbouwer, schepene van de gemeente Leest, ere-voorzitter van de fanfare ‘Arbeid Adelt’, bestuurslid van de Boerenbond en lid van de Communiebond en van ’t genootschap Van S’ Vincentius.
Ferdinand was te Asse geboren op 1 december 1874 en gehuwd met Joanna Louisa De Boeck.
“Zijn diep geloof en zijn godsdienstzin gaf hem macht en sterkte om elke tegenkanting en beproeving geduldig te verdragen,” aldus zijn gedachtenisprentje. De lijkdienst en teraardebestelling vond plaats op woensdag 16 januari in de parochiekerk. “Hij was alhier best gekend en geëerd om zijne eenvoudige, brave levenswijze, gans toegewijd aan zijne geliefde woonplaats. De afgestorvene was ook ere-voorzitter der fanfare ‘Arbeid Adelt’ en bestuurslid der bloeiende plaatselijke Boerengilde. Een zeer talrijke menigte bracht ook een laatsten groet, een blijk van genegenheid aan de aflijvige bij dezes overbrenging naar zijn laatste rustplaats, terwijl zijne geliefde fanfare de statigste treurmarsen liet horen. Bij het graf sprak de heer burgemeester Victor De Laet ene pakkende lijkrede, waarin de verdwenene dankbaar gehuldigd en herdacht werd als brave christen, als trouw gemeentebestuurslid, als man van plicht en eer uit elk oogpunt.” (GvM, 19/1)
1929 – Maart : Karel Van den Brande tot schepen verkozen.
Met 5 stemmen tegen 4 stemde de Gemeenteraad voor Karel Van den Brande als nieuwe schepen in opvolging van de overleden Ferdinand Van der Hasselt. (GvM, 30/3/1929)
1929 – April : Maria DE KEERSMAECKER te Leest begraven.
“Mme Wed. Gustave Lebrun-Lauwers en hare kinderen Mej. Jeanne Lebrun en Mr en Mme Marcel Lebrun, Mr en Mme Jules Lauwers en de familie De Keersmaecker verzoeken ons het overlijden mede te delen van hunne teergeliefde moeder, grootmoeder en bloedverwante : MADAME MARIA DE KEERSMAECKER, wwe uit 1ste huwelijk met Mr B. Lauwers en uit 2de huwelijk van Mr V. Misotten, godsvruchtig overleden te Mechelen, den …(onleesbaar) april 1929 in den ouderdom van 86 jaar.
De lijkdienst zal plaatshebben op vrijdag …(onleesbaar) april 1929 om 12 ure, in de Metropolitane kerk van St. Rombouts te Mechelen, gevolgd van de begrafenis te Leest. Vereniging ten sterfhuize, Drapstraat 8, om 11.30 ure.” (GvM, 18/4)
1929 – 24 mei – GvM : C. Mertens na val in ’t ziekenhuis
“Uit Leest. Zoon C. Mertens vermaakte zich met enkele kameraden aan de woning zijner ouders en deed zulke geweldige val dat hij het linker dijbeen brak. De 18-jarige jongeling is ter verpleging naar de St. Jozefskliniek te Mechelen overgebracht.”
1929 – 26 mei : Wetgevende Verkiezingen
“Candidaten der katholieke Arrondissementsvereeniging – van Mechelen ,huldigende de standsorganisatie (landbouw) Heer V. De Laet, burgemeester Leest.”(GvM, 27/4)
Victor De Laet stond op de tweede plaats van de plaatsvervangers.
1929 – Van 15 tot 29 juni : Eindexamens Katholieke Normaalschool voor Onderwijzers Mechelen
In de namenlijst van de leerlingen die de ‘onderwijzersakte’ behaalden die van één Leestenaar : Theofiel SPRUYT. Hij studeerde af met onderscheiding. (GvM, 2/7/1929)
Theophiel werd te Leest geboren op 28/8/1909 als zoon van Guilielmus en Maria Coleta Fierens uit de Koeistraat. Hij huwde in Willebroek op 27 augustus 1935 met Juliana De Vlaemynck (Info : Lieve Huysmans).
Foto’s : -Van links naar rechts : Alfons Hellemans, Stien Van den Hoeck, Mathilde Hellemans en nichtje Maria Hellemans. -Gedachtenisprentje van Stien. -Wiske Solie zittend uiterst links in haar kleuterklas uit 1932. -Gedachtenisprentje van Ferdinand Van der Hasselt.