1979 17 november : Overlijden, te Erps
Kwerps, van pastoor J.B. Coosemans. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
In Ons Parochieblad van 6
december schreef Stany De Decker zijn
In Memoriam :
Terwijl ten alle kante de goudgele
bladeren neerdwarrelen is E.H. Coosemans
stil heengegaan in volle herfsttijd
: de Herfst van zijn leven.
De lente was voor hem die eerste
jaren van zijn priesterschap, als actieve
onderpastoor : vergaderingen, oprichten van
jeugdbeweging, zorgen voor
lokalen, op kamp gaan, alles
gedragen door die liefde van de Heer Jezus zelf.
De zomer heeft hij bijzonder
beleefd als pastoor te Leest, de parochie waarvan hij
zoveel heeft gehouden.
Grote zorg heeft hij getoond voor
het huis van God, die mooie kerk van de Heer
Jezus temidden van de mensen.
Dat was steeds zijn eerste
bekommernis. Maar tegelijkertijd ook die zorg voor de
mensen, die zeker tot uiting kwam
in het bouwen van een parochiecentrum met
feestzaal. Want Leest stak vol
activiteiten van de K.V.L.V., de Chirojeugd, E.K.,
de twee afdelingen van de B.J.B.,
de Milac, enz.
Een man van gebed, eenvoudig en
gedragen door een ware bekommernis, dat
waren zijn hoofdkenmerken.
Kwam dan de herfst van zijn leven,
de periode dat hij afscheid heeft moeten
nemen van Leest, om eerst te gaan
wonen in het rusthuis Emmaüs te Korbeek-Lo
en dan te Erps-Kwerps.
In die groeiende stilte en
verlatenheid heeft hij zich voorbereid in volle bewustzijn
op zijn heengaan van de mensen, om
op te gaan naar God, de bron en het
einddoel van zijn leven.
God, wij willen u danken voor zijn
leven, voor zijn lijden en sterven, voor alles
wat gij betekent hebt in het leven
van zovele mensen.
Blijf een voorspreker bij de Heer
voor de parochies waar u dienst hebt gedaan,
voor de mensen die u ontmoet
hebt.
Joannes
Baptista COOSEMANS
Als
boerenzoon was hij geboren te Perk op 19 november1898. Zijn humaniora deed hij
te Vilvoorde aan het O.L.Vrouwcollege. Door D.J. kardinaal Mercier werd hij op
6 juni 1925 te Mechelen gewijd. Toen was hij reeds leraar aan het
Sint-Stanislascollege te Berchem. Nog datzelfde jaar 1925 werd hij tot
onderpastoor benoemd te Scheutveld en vijf jaar erna werd hij aalmoezenier in
het Zemstse rusthuis Relegem. In diezelfde gemeente werd hij in 1932 ook
onderpastoor van de Sint-Pietersparochie. Bijna veertien jaar later, in
augustus 1946, werd hij tot pastoor te Leest benoemd.
Hij
werd ingehaald op zondag 11 augustus 1946 onder prachtig zomerweer.
Vijfenveertig groepen en wagens vertrokken om 15.00 u in de Bist en er was ook
een wagen bij met parochianen uit Zemst. Gans achteraan reden de nieuwe herder,
nog andere geestelijken en de burgerlijke overheid mee in koetsen.
Een
welkomslied was geschreven op de tonen van Naar wijd en zijd :
Wij
vieren feest, voor den pastoor van Leest
t
is onzen nieuwen Herder
En
t is beslist, t begint in de Bist,
En
zo trekken we langzaam wat verder,
deen
te voet, deen te paard
Anderen
in groep vergaard
En
t lest aan de staart,
Heer
pastoor Coosemans.
Refrein
:
Heil
heer Pastoor
Heil
onzen Herder
Lang
leve Hij hier in ons Leest
God
hoed hem,
En
geleide Hem verder
Naar
zijn jubelfeest
Wat
schoonen dag, als men eens toonen mag
Hoe
men zijnen Pastoor verwacht,
Ieder
doet mee, eenieder is tevree
En
men ziet dat hun feestvieren echt is,
Vaders,
moeders in koor
En
de kinders tusschendoor
Zingen
en juichen voor
Onzen
heer Pastoor.
Refrein..
Langs
de versierde straten en huizen kwam men een uur later aan in het Dorp. Te kwart voor vijf ving (sic) de traditionele
plechtigheid plaats voor de kerkdeur, waarbij E.H. Leys, deken, den sleutel der
kerkdeur overhandigde, dadelijk daarna ving (sic) de kerkelijke plechtigheid
plaats. De E.H. Deken besteeg den kansel en wist met een puike rede de
aanwezige kristenen toe te spreken, hierna ving het Lof aan.
Zelf
doopte hij in Leest slechts zevenendertig kinderen van 15 augustus 1946 tot 15
juli 1962. Doorgaans liet hij inderdaad zijn onderpastoor of een familielid van
de dopeling dat sacrament toedienen indien het al niet in het moederhuis
gebeurd was, een opkomend fenomeen. Hij trouwde tweehonderdtweeënvijftig
koppels van 21 augustus 1946 tot 21 februari 1966. Soms trad er hierbij een
sac(erdos) del(egatus) (gedelegeerd priester) op, doorgaans een familielid van
bruid of bruidegom. En hij noteerde driehonderd en vier kerkelijke
begrafenissen van 3 december 1946 tot 1 mei 1966; behalve één keer ging hij
steeds persoonlijk voor in de uitvaartmis.
Aan
de bestaande reeks broederschappen in de parochie voegde hij in 1952 nog een
laatste toe : dat van Maria, koningin der priesters.
Vanzelfsprekend
was er zijn inzet voor parochiale verenigingen en verder blijkt zijn
bekommernis voor het godsdienstig
welzijn van zijn parochianen uit de organisatie van drie missies. Dat de
tweede een Mariamissie was (1955), herinnerde aan het honderdjarig bestaan van
het broederschap van de H. Rozenkrans . Dat de plechtigheden ervan besloten
werden met de inwijding van een Fatimakapel is evenmin toevallig. O.L.Vrouw van
Fatima is ook O.L.Vrouw van de Rozenkrans.
Telkens
opnieuw staat in de jaarlijkse verslagen dat de pastoor zijn werk goed doet.
Eén
keer (1950) noteert de deken : Goedwerkende herder maar niet erg geliefd.
En
in 1958 luidt het antwoord op de vraag of hij bekwaam is zijn ambt uit te
oefenen volgens de eisen die het huidig apostolaatswerk stelt : Hij is bekwaam
maar legt moeilijk contacten.
Ook
de vraag naar het zogenaamde huisbezoek wordt iedere keer positief beantwoord :
de beide priesters doen het geregeld. Slechts één keer, na het vertrek van
zijn misschien meest geliefde onderpastoor Stany De Decker, staat er (in 1956)
: niet echt regelmatig. Er is een onderpastoor nodig.
Op
26 mei 1966 nam hij ontslag, zevenenzestig jaar en een half oud, en begon hij
zijn tocht langs de rusthuizen : na Relegem (Zemst) en Emmaus (Korbeek-Lo)
verzeilde hij ten slotte in O.L.V. van Lourdes (Erps-Kwerps) waar hij
overleed.
In
huize Relegem was hij als jong
priester nog aalmoezenier geweest. Nu woonde hij er drie jaar (noot : na een korte tussenstop in een burgershuis in
de Schoolstraat te Zemst). Langer
verbleef hij in huize Emmaus, een rusthuis voor priesters in Korbeek-Lo. Daar
ook vierde hij zijn gouden priesterjubileum waarbij hij een felicitatie ontving
van zijn bisschop L.J. kardinaal Suenens. En dan kwam Erps-Kwerps (vanaf 1978).
Hij overleed er blind, bedlegerig en afgezonderd op 17 november 1979.
Hij
werd te Leest begraven op 20 november 1979 om tien uur en rust er onder en zwartmarmeren
steen.
(De
Sint-Niklaasparochie in Leest, Wilfried Hellemans)
Meer over pastoor Coosemans : in deze
Kronieken jaar 1946.
Fotos :
-Afbeelding
van Joannes Baptist Coosemans bij zijn In Memoriam in het Parochieblad.
-Pastoor
Coosemans in 1958 tijdens een culturele dag in het Parochiehuis.
-Zijn
doodsprentje.


|