1959 Op zondag 14 juni ging in Ons Parochiehuis een vergadering door
voor de xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
moeders van de
Chirojongens. Een 20-tal moeders waren aanwezig.
Leider Louis Vloebergh
handelde over de rol van de moeder in betrekking tot
het aanstaande bivak
waaraan een 60-tal jongens zouden deelnemen.
Dit ging door van 16 tot
26 juli te Lichtaart.
1959 2 juli : In het Belgisch Staatsblad van 2 juli verschenen drie KBs
van 16/5/59
waarbij de Leestenaar Jan
De Decker als vertegenwoordiger van de werknemers
werd benoemd in de
volgende Nationale Paritaire Kommissies van het Ministerie
van Arbeid :
Zelfstandige Kleinhandel,
Maatschappijen voor Hypothekaire Leningen,
Sparen en Kapitalisatie
en Onafhankelijke Cokesfabrieken en Ondernemingen
voor Synthetische
Producten.
Jan De Decker was reeds
benoemd in het Nationaal Paritair komité voor de
Wisselagenten.
1959 Op zondag 5 juli vierde de Parochiale Vrouwenbond van Leest het
35-jarig
bestaan van de afdeling.
1959 12 juli : Groot gewestelijk ruitertornooi van de B.J.B. in de
Bist en op de
weide van F. Muysoms.
Leestenaar Frans
Verbruggen klasseerde zich vierde in het stoelrijden.
1959 16 juli : Melanie De Wit (Zuster Dominika) opnieuw naar de missies
vertrokken.
De omhaling die zij deed
in de kerk bedroeg 5.241 fr.
Melanie De Wit
Werd geboren te Leest op 11 december 1910. Op 5-jarige leeftijd verloor ze
haar moeder en op haar twaalfde was ze volledig wees. Ze stamde uit een gezin
van zes kinderen. Te Leest volgde ze de lagere school en ging nadien naar de
Zustersschool te Kapelle-op-den-Bos.
Ze was lid van de Eucharistische Kruistochtgroep en van de B.J.B.-meisjes
waar ze zich elk jaar liet opmerken op de toneelvoorstelling met tweede
kerstdag.
Reeds heel jong voelde ze zich aangetrokken tot het kloosterleven maar haar
verantwoordelijkheid voor haar oude grootmoeder, het mensje werd 92, hield haar
thuis.
Pas toen ze twintig was kon ze intreden bij de Dochters van O.L.Vrouw van
het H. Hart te Buggenhout. Ze deed er haar professie als zuster Maria Dominica.
Ze werkte de eerste vijf jaren in België om op 12 februari 1937 te
vertrekken als missiezuster naar
Coquilhatstad, het toenmalige Belgisch Kongo. Dat was toen nog voor altijd,
terugkomen zat er niet in. Daar kwam pas verandering in na de Tweede
Wereldoorlog. Van dan af mochten de missionarissen elke zeven jaar terugkeren
naar hun heimat en niet veel later om de vijf jaar.
Zuster Dominika moest die eerste keer haast veertien jaar wachten. In 1950
was ze voor het eerst terug in Leest en opnieuw in 1959. Dan ondernam ze haar
derde afreis via Rome waar ze een week in hun klooster verbleef samen met een
nicht van paus Joannes XXIII, ook een kloosterlinge.
Ook in maart 1976 bezocht ze haar geboortedorp. Ze stond toen in voor de
algemene bevoorrading. In Iyonda waren acht straten met ongeveer zeventig
zieken per straat.
In 1981 kwam ze terug naar België en verbleef in de gemeenschap van
Carnières (Henegouxen). De laatste weken van haar leven verbleef ze in het
ziekenhuis.
Melanie De Wit overleed te Ukkel op 29 maart 1990.
Tegen pater Clementiaan vertelde ze in 1959 waar ze zoal mee bezig was :
wij hebben scholen, wij
bedienen staatshospitalen, leprozories (waar de melaatsen worden verzorgd) en
staan dagelijks in de dispensaria om patiënten te verzorgen, medicijnen uit te
delen en vooral de moeders met hun
kindjes te helpen. Tot diep in de brousse zijn er kleine moederhuizen gebouwd
waar de Kongolese moederkens komen bevallen als ze te ver van de stad afwonen.
Jaarlijks hebben wij honderden dopen toe te dienen.
Van het geestelijk leven
van onze kristenen mogen we zeer tevreden zijn. Ik herinner me dat, toen ik
kosteres was te Bokete, er op één jaar over de 100.000 communies waren.
In sommige posten gaan de
inboorlingen elke dag naar de mis en elke avond om 5 uur wordt gezamenlijk het
avondgebed gebeden, daarna is er biechtgelegenheid.
Missionaris zijn is het
schoonste wat een mens dromen kan
Ze schreef vele brieven die in De Band gepubliceerd werden. In 1976
beschreef ze haar werk bij de melaatsen :
ik verblijf nu al
enkele jaren bij de melaatsen en ik ga er ook terug naartoe. Nu weet men dat de
melaatsheid minder besmettelijk is dan men aanvankelijk dacht. Velen van u
hebben al gehoord van de Damiaanactie. Zij zetten mensen in om de melaatsen te
gaan opsporen. Zij zorgen dat we gratis specifieke geneesmiddelen krijgen. Zij
bekostigen ook de stages die bij ons in Iyonda gegeven worden tot speciale
opleiding van verpleegkundigen in de melaatsen behandeling. Maar bij velen
blijft de vrees dat de ziekte te wijten is aan de boze geest.
Daarom verbergen die
mensen hun ziekte zo lang mogelijk. Men zegt dat de melaatsheid geneesbaar is.
Dat is voor een groot deel zeer juist. Zodra men zich bij de eerste
verschijnselen laat verzorgen en regelmatig de nodige geneesmiddelen neemt kan
men er ook van genezen. Maar
niet iedereen geneest
omdat juist de
ongeneeslijken die naar ons melaatsendorp komen en er ook blijven. Zo zijn er
momenteel nog meer dan 500 melaatsen in Iyonda.
Gezien hun grote wonden,
hun verminktheid, hun weerzinwekkende toestand
of schrif voor de boze geest,
worden die mensen in hun dorp niet meer aanvaard. Bij ons hebben ze een eigen
wereldje geschapen, en leven, gezien hun toestand, vredig en gelukkig, omdat ze
door ons als gewone mensen behandeld worden.
Ze verlangen dan ook
niets anders dan een beetje geborgenheid, een onderdak, kleding, voedsel,
en
een beetje begrip. Zolang ze kunnen staan ze in voor eigen onderhoud.
Sommigen worden in de leprozerie zelf aan het werk gezet, anderen gaan op
visvangst, nog anderen leven van de opbrengst van hun velden, die ze onder
elkaar aan de man brengen. Die mensen wonen elk in hun eigen huisje.
De zieken met grote
wonden of gans verminkt door de ziekte, worden in het hospitaal opgenomen. Die
sukkelaars komen gans ten laste van de zuster. Wel ontvangen we gratis de
nodige geneesmiddelen, maar
die mensen leven niet van enkele pillekens per
week. Er moet ook voor voedsel en kleding gezorgd worden. Er is tot nog toe
geen enkele liefdadige instelling die daar voor in staat, of ook maar blijvende
steun geeft.
Die mensen hebben dus
niemand naar wie ze kunnen gaan tenzij de zuster. Wij staan door ons werk zeer
dicht bij hen. Het is de zuster die wonden verzorgt, de verminkten en
ouderlingen helpt en de stervenden bijstaat. Ze vinden het normaal dat de
zuster naar hen luistert, dat ze begrip heeft voor hen, dat ze haar alles mogen
vragen, dat ze altijd bereid is alles te geven
ook zichzelf.
En toch staan we zeer
dikwijls met beperkte krachten en een tekort aan mogelijkheden. Weten jullie
mensen in België nog wat armoede is ?
Kunnen jullie in volle werkelijkheid nog realiseren wat het zeggen wil
te bidden : Geef ons heden ons dagelijks brood
Brood dat we hier in
overvloed bezitten.
Toen ik in maart afreisde
uit Iyonda kwamen de mensen naar me toe om me de hand te drukken en me goede
reis te wensen. En hun grootste bekommernis was : zuster , ge komt toch zeker
terug, en ge zult ons toch niet achterlaten ?
Die vraag was voor mij
als de vraag van Kristus zelf.
Ik ga dan ook terug naar
de evenaarsstreek waar ik al bijna veertig jaar werkzaam ben. Ik ga terug naar
de melaatsen van Iyonda, niet om grote dingen te doen, maar alleen omdat Gods
liefde me dwingt terug te gaan naar de armsten der armen. Ik ga terug om naar
hen te luisteren en hen te helpen zoveel als kan
door uw vrijgevigheid ga ik
ook terug in uw naam.
Ons werk in de missie is
niet af en zal misschien nooit af zijn. Een missionaris is ook een mens met
beperkte krachten. Daarom doe ik een beroep op de jeugd die zich nog wil
inzetten voor een ideaal. Bid dus voor nieuwe roepingen hoe onmodern dit ook
moge klinken.
Beste vrienden, bid ook
voor uw missionarissen. Vraag voor hen de nodige steun en sterkte en gedenk hen
met een mild hart waarvoor ik u in naam van al onze melaatsen, en vooral ook in
mijn eigen naam, oprecht dank.
Fotos:
-Melanie De Wit nog
zonder habijt.
-Melanie De Wit werd Zuster
Dominika.

|