In augustus 1957
werd het vijfstigste nummer van De Band uitgegeven. Van die gelegenheid
maakte de redactie gebruik om een speciale oxml:namespace prefix = st1 ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:smarttags" />proep
te lanceren aan alle Leestse handelaars en neringdoeners om dit
jubileumnummer te voorzien van reclame. Alle huizen van Leest kregen toen het maandblad in hun bus gestopt.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Indien de Leestse handelaars en neringdoeners deze
maal met hun reclame zouden achterwege blijven, zullen wij ons moeten wenden
tot winkels UIT HET OMLIGGENDE.
U zelf zult er over beslisen welke weg wij zullen
moeten kiezen ! Dergelijke plaatselijke publiciteit kan niet zonder vruchten
blijven voor u !!!!!
Aldus de oproep...
Milac had het in de
beginperiode schijnbaar niet makkelijk om au sérieux genomen te worden bij de
Leestse bevolking.
In hetzelfde
jubileumnummer plaatste Jan De Decker toen volgende kanttekeningen in zijn
periodiek :
Wij hoeven zeker niet te zeggen dat én onze
soldatendienst én de uitgave van ons maandblad vijf lange jaren vele
moeilijkheden hebben meegebracht :
geldnood, tegenkantingen, onbegrip, onverschilligheid
(vooral van die mensen
die door hun ambt of functie de eersten zouden moeten
zijn om ons werk te steunen en aan te moedigen...), gebrek aan medewerking,
afbrekende kritiek, kwaadwilligheid en
zo meer...
Spijts dit alles, hebben wij kunnen volhouden en al
die uren, uren en uren die ons werk heeft gekost, hebben wij niet gewogen noch
geteld.
Hetgeen wij hebben gedaan én door ons MILAC-werk én
door ons blad, gebeurde steeds met de betrachting : goed te doen. Mogelijk zijn
we er niet altijd in geslaagd.
Wij betuigen onze erkentelijke dank aan al degenen
die, onder welke vorm ook, ons werk hebben helpen in stand houden en
uitbreiding te doen nemen. Dank aan de vele sympathisanten van MILAC die zo
massaal onze bonte avonden hebben
bijgewoond.
Dank aan al die soldaten die ons regelmatig geschreven
hebben, vaak ook persoonlijke
brieven waarin zij openhartig hun moeilijkheden bloot legden en
waarin de schrijnende behoefte merkbaar was aan een
zacht gebaar en een warm
woord. De
meesten in deze categorie hebben wij kunnen helpen door onmiddellijk
contact te
nemen met officieren, aalmoezeniers en hooggeplaatste personen.
Wij laten aan anderen over om te zeggen wat die vijf
jaar MILAC voor een honderd soldaten hebben betekend.
Wij hebben bijna voortdurend onze soldaten met kleine
attenties bedacht, hen er aan herinnerd dat er nog iemand aan hen dacht, dat
het thuisfront hen niet vergeet.
Het weze ons hier toegelaten, er met pijn in het hart-
op te wijzen dat 8 op de 10 jongens, na hun militaire dienst ons blijkbaar
niet meer kennen of misschien nooit gekend hebben, ook al hebben ze vroeger wel
geschreven ik zal niet vergeten wat ge voor mij hebt gedaan... Acht op de
tien lopen ons na hun soldatentijd stoemmelings voorbij, een paar zeggen
(mompelen) nog iets, anderen zeggen helemaal geen bakkes meer.
Merci mannen...
Sommige soldaten laten GEDURENDE MAANDEN GEEN
SIKKEPIT van zich horen.
Het is gebeurd dat dergelijke zware gevallen dan nog op de koop toe, achter
onze rug (natuurlijk...), babbelen : ik
krijg van de Milac niets meer, nu kunnen ze ook ontploffen, zonder er bij te
voegen dat ze nog niet eens hun nieuw adres hadden laten weten.
Wij halen deze treurige feiten hier aan om U een beeld
te geven van de omstandigheden waarin wij vaak moeten werken (en volhouden...).
Nog dit : een paar bewegingen en bonden geven nog de
indruk dat MILAC ten slotte maar een boekske (sic...) is of iets dat niet
veel te betekenen heeft. Wij hebben het inderdaad beleefd dat leden uit
parochiale organisaties zich lieten ontvallen : wat hebben wij toch met die
Milac te maken...
Vergeten wij niet dat de nationale MILAC de
soldatendienst is van het JEUGDVERBOND VOOR KATHOLIEKE ACTIE en als dusdanig
door het Belgisch Episcopaat werd herkend, elf jaar geleden.
Jan zou in zijn
maandblad nog vaak van leer trekken tegen alles en iedereen wanneer hij of zijn
vereniging tekortgedaan werd.
Hij was ook een fel
verdediger van morele waarden. Zo publiceerde hij in het kerstnummer van 56
volgend markant artikel onder de titel Einde legerdienst.
Einde januari zullen volgende soldaten afzwaaien :
Theo Fierens (gekazerneerd te Neheim bij de Artillerie), Maurice Huysmans
(Siegen-Infanterie), Antoine Lauwens
(Mechelen-Transmissie) , Hendrik Moons
(Brasschaat-Artillerie), Hubert Selleslagh
(Brasschaat-Artillerie), Louis
Keulemans(Aken-Artillerie), Henri Somers (Ossendorf-Artillerie).
Wij wensen hen nog veel plezier de laatste dagen van
hun legerdienst en hopen dat zij plezant maar deftig zullen AFZWAAIEN en zij
niet zullen aanlanden thuis : bezopen....
Het is werkelijk treurig om zien hoe sommige soldaten
afzwaaien...
De sjerp om de hals, de pots in de nek, de kittbag na
zich sleurend en hees brullend het en we zijn der van de klas... Triestig
wanneer men hen gedurende de reis over hun braspartijen hoort vertellen...
Triestig wanneer men hen van de ene naar de andere café ziet
waggelen...Triestig wanneer men sommigen stomdronken langs de straat vindt...
Triestig wanneer men bij het afzwaaien van een ongeluk
hoort...
Triestig wanneer soldaten de laatste dag, de dag van
hun afzwaaien, stommiteiten doen, dingen die ze gedurende hun legerdienst nooit
hebben gedaan...
Triestig voor de vader, de moeder, de verloofde...
Iedereen doet het. Een mens zwaait maar eens af en
s anderendaags begint een nieuw leven !
Ja, s anderendaags begint een nieuw leven voor Jan
Klaassen, die zonder werk zit en moet gaan stempelen. Had hij maar de 1.500
frank de laatste acht dagen van zijn troep niet verdronken...
s Anderendaags begint een nieuw leven voor Piet
Pieters, die nog in een nachtkroeg is aangeland op de vooravond van zijn
afzwaaien en stommiteiten heeft uitgestoken...
Was hij ook maar de laatste avond trouw gebleven aan
zijn meisje...
s Anderendaags begint een nieuw leven voor iedere
afgezwaaide, een leven van burger en enkele maanden nadien zien zij vol
afkeer neer op de soldaten die zo smerig afzwaaien.
WIJ VRAGEN GEEN LIJKDIENST : wij zijn de eersten die zeggen dat er moet gefeest
worden wanneer een jongen met zijn legerdienst gedaan heeft. Feest moet er zijn
maar geen BRASPARTIJ.
OUDERS, helpt hen plezier maken, niet onderweg, niet
in cafés, maar THUIS.
Op de dag van afzwaaien moet het een feest zijn van de
blijde thuiskomst.
SOLDATEN, gij hebt in houding gestaan, gedefileerd,
gemarsjeerd voor hogere en lagere officieren. Gij waart fier toen zij u een
blik van waardering gunden. Méér dan alle officieren is UW MOEDER. Komt niet
thuis met een ferm stuk in uw botten en met bezopen ogen, maar komt naar huis :
fier, rein en blij en gaat dan nog eens in houding staan voor uw moeder en
kijkt haar in de ogen. Meer dan een blijk van waardering zal zij u gunnen, zij
zal u aankijken met liefde en al haar zorgen zullen vergeten zijn, daar zij
weet dat gij teruggekomen zijt, fier, rein en blij, beter dan toen gij ging.
En toont uw militair zakboekje aan vader. Hij zal fier
zijn als hij kan zien dat gij een goed soldaat zijt geweest.
Uw vriend
Jan.
Bijvoegsels:
-Zo zag het schutblad van De Band er toen uit.
-Het 50ste nummer.
-Jan De Decker


|