1905 Gazet van Mechelen 4 oktober :xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Maria Theresia Moederke DIDDENS 100 jaar.
Zij die gedurig zeggen dat zij geen honderd
jaar zouden willen worden, moeten zondag eens naar genoemde gemeente gaan, om
te zien hoe zwakweg nog, moeder Diddens hare tien kruiskens draagt.
Dt
is geen honderdjarige, dat is iemand die hoogstens tachtig lenten heeft
beleefd, ja lenten, want zooveel winters kunnen er onmogelijk over haren
omgebogen rug zijn gekomen.
Zij
gaat en staat nog, bezoekt wekelijks de woon van O.L.Heer haren besten vriend,
de Eenigste die haar overleefde.
Haar
verstand is nog zo frisch en jeugdig, haar gestel zoo ongedeerd, dat de tijd
die er zijnen tand aan waagde, de moeite toedroeg.
Rond
1 uur gisteren belden wij aan het renteniershuisken, krakend van netheid binnen
en buiten, waar de brave eeuwelingen eene welverdiende rust geniet in het zoo
zorgvuldig gezelschap van hare twee overgebleven kinderen.
Moeder
was slapen, zegde mij juffer Serafiene, dat deed ze dagelijks : reeds voorzagen
wij een mislukte reis, maar als de eerzame dochter hoorde dat het moeders
Gazet betrof, moesten wij ons zetten en er hielp geen tegenstribbelen om
uitstel, wij zouden moeder zien en spreken.
Een
ogenblik later stond ze daar, met klinken en navorschenden blik den journalist
aankijkend en hem eindelijk een hand toestekend bij een vriendelijk woord van
welkom.
Vertrouwelijk,
genietend onze kerschversche maar toch innige genegenheid, hebben we dan saam
gelachten, verteld, gefilosofeerd en, rechtzinnig gezeid, vergeten dat de vrouw
die voor ons zat meer dan tweemaal zoo een lange levensdraad werd toegemeten
dan ons
tot
nu toe werd verleend, en wij die dikwijls over onze jaren pruttelen !
Zij
deed haar eerste communie in t jaar 16, t ellendigste jaar der verleden eeuw.
De
patatten rotteden op t veld en t koorn schoot op, zegt ze, dan was t
hongersnood, de mensen liepen t veld op en vielen dood van honger !
Nog
dieper daalt zij in den voorraad harer herinneringen :
In
t jaar 14 waren de Pruisen hier, t was ruw volk, ze sprongen in den stal met
blooten sabel en kapten en kerfden als duivels... en als Pius VI gevangen was
door Napoleon dat hij door de koude werd gesleurd en de soldaat die bij hem was
zijnen mantel op hem lei.
Als
wij haar vragen of zij het kasteel van Antwerpen heeft weten beschieten, lacht
zij ons spottend toe, alsof wij nieuws van over 14 dagen zouden gevraagd
hebben.
Wel,
wel, t kasteel van Antwerpen en gehoord ook, de kanonschoten : drie jaar heeft
er Chasse opgezeten, maar de Franschman heeft hem weggejaagd.
-
Het doet me toch plezier dat ge gekomen zijt, zegt de oude, en vat onze hand.
Wat
ik liefst lees in uwe gazet, dat is van Keizer Frans Jozef en weet gij waarom ?
Omdat hij ook bieën houdt.
Zij
is er altijd voor geweest voor de bieën, haar vader hield er, haar man heeft er
gehouden, zelfs weet ze nog een dichtje, dat ze zong op tienjarigen ouderdom,
gerucht makende met eenen ketel, om den beoogden zwerm te doen in den korf
dalen, hoor :
En
ik bezweer u, koning der bieën,
Dat
gij zult komen vullen in t gras.
Om
te geven honig en was
Om
Gods altaar te versieren.
Dit
alles werd zoo klaar uitgedrukt, zoo gemakkelijk in der ouderlingen geest
ontworpen, dat wij verschoonbaar zijn, zoo wij soms de vrouw die voor ons zat,
van haarzakkerij en kerstzaken hebben verdacht.
Maar
hare hooge jaren zijn vastgesteld niet door de kerven die de tijd op de schors
haren levensboom sneed, de engel der vernieling behandelde haar als een
troetelkind, maar door het doopboek van haar geboortedorp LEEST waar zij op 8 october van t jaar 1805 het
eerste levenslicht aanschouwde.
Hare
ouders waren landbouwers. Zij trouwde op 32-jarige leeftijd den vader harer
twee overgebleven kinderen en leefde er 48 jaar mede in vree, geluk en trouwe
plichtsbekrachtiging.
De
landbouwstiel die nu, zoowel als in Abels tijd, de aangenaamste is in Gods
oogen, verschafte haar brood.
Zij
won vijf kinderen waarvan nog twee leven, Melanie en Serafiene, die moeder, zij
verklaren het ons in allen eenvoud, veel liever zien dan hun eigen leven.
Gezond
is moeder altijd geweest, buiten eens dat zij door den wreden typhus aan den
boord van t graf werd gebracht.
En
nochtans hebben wij gewerkt, verzekert de brave eeuwelinge denkend op die
talrijke binnengehaalde oogsten, op die duizenden ketels melk in den stal
gewonnen, over dat gedurig kampen tegen regen en wind, tegen de grillen van elk
seizoen en de wisselvalligheden der zoo angstvolle broodwinning.
Het
werk, integendeel, deed haar goed zekert ons die moedige bespiedster harer
huiswegen, de sterke vrouw van het evangelie, de moeder die goed geweest zijnde
voor hare ouders, in hare twee kinderen mijn twee kwezelkens blaast ze ons in
t oor twee engels treft.
Voor
t overige zijn wij altijd christelijk geweest mijnheer, zegt ons t moederke.
Altijd hebben wij samen den rozenkrans gebeden, ons volk naar de diensten
laten gaan, langs daar ben ik gerust.
Zij
toont ons haren leidsman van over tientallen jaren, haren zwartgebeierden
stevigen rozenkrans die haar noch onder dag of nacht verlaat.
Zondag
de goede ziel is er wat bang voor- komt de burgemeester van Leest haar
gelukwenschen en zal de geestelijkheid en de wet van Duffel medefeesten met het
heele dorp, dat algemeen moeder Diddens eert en acht.
In
t klooster werd zij al ontvangen en wij moeten mede met haar tot de
slaapkamer, waar de reeds verkregen geschenken staan te pronken.
Bij
het vertrek heeft moeder haar glas dubbel garsten tegen onzen beker gestooten
en gedronken op het heil van ons blad.
Zelfs
heeft zij ons beloofd erbij te zijn als de Gazet haar eeuwfeest viert. Want
grappig is zij wel moeder Diddens. Zoo vertelde mij iemand dat zij hem verleden
week nog had gezegd : Nu spoed ik mij naar huis om te zien of mijne kinderen
reeds te huis zijn, de dag van heden kan men er geene zorg genoeg voor dragen.
Wij
vragen hier die drij zo voorkoomende hertelijke lieden verschooning, door ons
gazetgebabbel aan meer dan honderd duizend lieden verteld te hebben, hoe braaf
zij zijn.
Eene
zoo wondere eeuwelinge als degene die wij heden bezochten, daarmede moesten
onze lezers kennis maken.
1905 Gazet van Mechelen - 9 oktober 1905 :
HET HONDERDSTE JAAR VAN MOEDER
DIDDENS,
TE DUFFEL GEVIERD.
Van
verre reeds, toen wij heden naar deze bevolkte gemeente stoomden, kwam de
gepaleerde kerktoren ons tegemoet geloopen en zwaaiden de vlaggen en wimpels
zijner gothieke spits ons welkom toe.
Zoo
stond hij daar in feestdos, en zag men thans in het zoo vaak door partijen
verdeeld en gesplitst Duffel eene eendrachtige gemeente : allen, van minst tot
meest, wilden moeder Diddens huldigen op den eersten dag van de tweede eeuw,
die sinds deze morgen voor haar is aangevangen.
Overal
staken nationale, Duffelsche (rood en geel) of pauselijke vlaggen uit venster
of dak. Jaarschriften waren er bij dozijnen, dichten bij de macht, en daarmede
niet tevreden, hadden vele lieden hunne gevels met gemaakte of veldbloemen
versierd.
Langs
de Waarloos- Kerk- en Kiliaanstraten, langswaar de stoet in den nanoen moest
voorbijkomen, had men sperren gepland, verbonden door ringen van gekleurd
papier en veldgroen.
Het
weer verdient een pluimken, maar de zonne die nu en dan een pruilend gezichtje
zette, deed regen vreezen, en zelfs kwamen tweemaal de regenschermen voor den
dag. Doch alles bepaalde zich bij dat dreigement en enkele druppeltjes, die den
milden gouden zonnelach, welke tijdens den heelen stoet aanhield, zoveel te
hartelijker een aangenamer maakten.
Wij
gingen nogeens moederken groeten en werden er ontvangen als een harer kinderen
: geerne vergaf zij ons dat wij verleden Woensdag heel haar leven aan het
klokzeel hadden gehangen, en de eenvoudige schuchterheid van haar
verdienstelijk bestaan haaden schuw gemaakt.
Om
elf ure, bij kanongebulder en klokgelui, werd de eeuwelinge naar Gods huis
gevoerd, in een prachtig rijtuig met twee paarden.
Voor
haar gingen de heren gemeenteraadsleden van Leest haar geboorteplaats en
Duffel, de flink gekostumeerde pompiers, en een vijftigtal onschuldige blonde
kinderkopjes, als van engeltjes opgesierd, gekruld met moederlijke zorg en
moederlijken trots.
Zij
deden bloemen regenen waar zij voorbijzweefden en schenen om ter schoonst met
de zon te doen, welker stralen alles in goud en schittering zetteden.
De
kerk kon met moeite de aanwezigen bevatten : heel Duffel was daar om God te
danken om die uitmuntende weldaad, in den persoon van moeder Diddens het dorp
verleend.
De
hoogmis werd met zes heeren gezongen, en voltrokken te midden der diepste ingetogenheid.
De
Eerw. Heer Pastoor, na het Evangelie richtte van den stoel der waarheid het
woord tot de jubilarisse.
Hij
verklaarde het woord Salomons : De ouderdom ligt op den weg der
rechtveerdigheid
en wist zijne parochianen en aanhoorders te ontroeren door de toepassing
welke hij aan deze spreuk gaf, en de les die hij er voor ouders en kinders wist
uit te halen.
Na
een Te Deum, den Heere uit volle borst toegezongen, en door die kerk vol
geloovigen beaamd, werd de gevierde terug naar hare woon gereden, terwijl hare
levensloop op het aria der Brabaconne voor de kerk vertolkt, aan 5 centen te
krijgen was.
Om
half vier, brachten al de steen- en aardewegen die tot Duffel leiden,
ongelooflijk veel volk aan. Ook de treins en stoomtrams losten er ontelbaren
af, en toen de stoet in beweging kwam, waren koppen in plaats van kasseien te
zien ter Kerkplaats, Kerk en Killiaanstraten.
De
stoet was uit een 70-tal maatschappijen samengesteld, en oneindig beter dan t
geen men gewoonlijk te zien krijgt.
De
klassieke wagen van den landbouw ontbrak er weliswaar, maar in plaats van die
verbeelde dorschende, boterende en drinkende boeren, had men t huwelijk van
moeder Diddens over 68 jaar en de vier wagens der vier jaargetijden.
De
TROUW, een opgediende tafel, waar bruid en bruidegom, benevens een tiental
genoodigden, het zich heerlijk lieten smaken, en zongen als om spijs, deed
iedereen hartelijk lachen, maar wat nog meer opziens baarde, waren dat
veertigtal prachtig uitgedoste deernen, zoo lief van uitzicht als blakende van
gezondheid, die, gravinnen en
Hertoginnen
verbeeldende, daar zoo statig voorbijreden als waren zij voor die waardigheid
in de wieg gelegd...
Een
woord over de prachtige rossen die zij bereden : peerden van duizenden frank.
Vooral
boer Delaet met zijne vier gemedailleerde hengsten, kreeg ongelooflijk veel
bijval.
De
lentewagen werd voorafgegaan door maagdekens die seringen droegen, de wagen
zelf was bijzonder gelukkig opgevat en verbeeldde eene meersch in hellend vlak
met natuurlijke zoden belegd, en duizenden lentebloemen bestipt.
Voor
den zomerwagen droegen maagdekens rozen ; ook de leden van de flinke
turnafdeling, broederlijk aaneengesnoerd door kransen van rozen, leverden het
aangenaamst vertoon op : dat was nieuw en waarlijk gevonden.
Vergeten
wij niet dat een drietal muzieken van Duffel en Leest dat alles vervroolijkten
met hunne opwekkendste deuntjes, en het volk op ieder ogenblik zijne vreugd
door handgeklap te kennen gaf.
Voor
den Herfstwagen droegen lieve meisjes, in processiekostuum, chrysantemums, en
op het gerij werd de wijnoogst verbeeld.
De
winter werd voorafgegaan door meisjes die sparretakken droegen, en op het gerij
zaten een twintigtal kabouterkens van tussen 3 en 8 jaar.
Als
gedacht en opvatting, rekening houdend van de beperkte middelen, overtroffen
die wagens al hetgeen wij tot hiertoe zagen, en gelijk wie dat alles ineen
heeft gezet, hij haalt er de meeste eere van.
Volgden
nog de reuzen. Cupido, de Vier Heemskinderen en het rad van avontuur.
Van
policie of gendarmen spreken wij niet, de orde die nergens gestoord werd, moest
dus niet ter hulp gekomen worden.
Op
t raadhuis, waarvan moeder Diddens flink de 15 treden beklom, waren de
gemeenteraden van Duffel en Leest vergaderd.
Drie
schoone treffende redevoeringen werden er uitgesproken die alle drij iets
beduidden, en zich niet bepaalden bij zeggende woorden.
Burgemeester
Bernaerts van Leest, bracht haar een vergulde hanglamp, en zegde hoe blij haar
geboortedorp was haar te mogen als eeuwelinge groeten.
Dokter
DHoog gaf haar, in naam der commissie, een zilveren theeblad met
bijhoorigheden, en roemde haare braafheid en het deftig voorbeeld dat heel hare
levensloop opleverde.
Als
het handgeklap een weinig bedaard was, stond moederken, die men zooëven den
titel van moeder der gemeente gaf, recht, en de handen saamleggend, sprak ze
:
t
Is te veel, en veel te schoon, en al hetgeen dat ge komt te zeggen, maar..dat
ik toch maar de vrede hier in Duffel kon brengen...
Gouden
wensch, moeder Maria-Theresia. Indien hij verhoord wordt, is de schoone
gemeente van 8.000 zielen een stad gelijk waar de twistappel, eilaas, in te
vele hoven bloeit, u veel verschuldigd.
Toen
moederken weer buiten kwam en op de verheven stoep de bevolking groette,
lachend, bevallig, vriendelijk, gelijk zij dat over 99 jaar zou gedaan hebben
op den arm harer moeder, ontstond eindeloos gejuich en geroep uit de menigte
welke de ruime plaats zoo dicht bezette dat men slechts nog hoofden zag.
Om
7 ure was het verlichting en om 8 ure vuurwerk.
Alles
is ten allerbest afgelopen en zeker staat den dag van gisteren aangetekend bij
de gevierde nevens haren eersten communiedag als de twee schoonste dagen der
36.500 die God haar verleende.
Eere
aan Duffel, die haar op zoo eene voorbeeldige manier eene plicht wist te
kwijten. Eere aan de gevierde, en hare twee bewaarengels, die God voor eene
hele eeuwigheid bij moeder mogen laten.
|