1981 Zaterdag 4 en zondag 5 april : Rust
Roest met het Slangennest in zaal
St.-Cecilia.
Voor
de tweede maal bracht Rust Roest een werk van Frans Cools voor het voetlicht.
Na In geweten niet belast enkele jaren geleden, vertolkten zij dit jaar Het
Slangennest.
Norbert
Elslander (Werner De Nijn) gaat hertrouwen. Het stuk begint met het
verlovingsfeest. Zijn schoonzuster (Paula Haeck alias Renild Polfliet) zuster
van zijn overleden vrouw woont bij hem. Het stuk is een aaneenschakeling van
dialogen en geheimzinnige toestanden. Is Flora Haeck een natuurlijke dood
gestorven ? Vanwaar komen de geschenken en brieven van haar hand ? Wat komt
John Sanders (Marcel Verwerft) daar doen, door haar uitgenodigd en in de
puntjes met het huis bekend ? Flora Haeck zelf is uiteraard niet te zien
vermits ze dood is, maar in feite domineert haar persoon het hele stuk. Volgt
intrige op intrige. Men weet niet meer wie wat is. Deze macabere grap krijgt
haar ontknoping op het einde : Sanders is in feite politieinspecteur, gevraagd
door Paula die Norbert en zijn secretaresse Eveline er van verdacht haar zuster
vermoord te hebben. Wat is feite ook gebleken is.
Luc
Verschueren, die pas zijn moeder verloor, liet zich vervangen door regisseur
Guido Hellemans in de rol van Alexander de huisknecht.
Nicole
Van Ginderen speelde het dienstmeisje Nicole.
Mensen
die naar de opvoering gingen kijken om eens lekker kippevel te krijgen, kwamen
echter niet aan hun trekken. Het was eerder, zoals steeds bij Cools, een
verwikkeling van psychologische intriges en situaties. Een stuk waar de
vertolker zich volop in het karakter van zijn personage kon inleven.
Rust
Roest viert in de maand november van dit jaar zijn 60 jarig lustrum. Een hele
term.
(D.B. in De Band van april 1981.)
In
de zaal St.-Cecilia aan de Dorpsstraat te Leest, voerde de toneelkring Rust
Roest het toneelstuk Het Slangennest door Frans Cools op.
Deze
zwarte komedie, een dramatisch gegeven, wordt doorweven met kolder en humor.
Door
regisseur Guido Hellemans werden, eens te meer, de rollen aan de juiste
personages toevertrouwd. Vooreerst Flora Haeck in de rol van het levend lijk,
die voor heel wat emoties en dolle situaties zorgt.
De
zakenman Norbert Elslander, echtgenoot van Flora, werd sterk getypeerd door
Werner De Nijn.
Rita Boon speelde op knappe manier de rol van Eveline Martens, secretaresse en
verloofde van Norbert. Ook Renilde Polfliet vond in de rol van Paula Haeck een
kluifje naar haar hand.
Nicole
Van Gindertaelen speelde uitstekend de rol van dienstmeisje Conny.
De
regisseur zelf vertolkte als invaller voor Luc Verschueren de rol van de
huisknecht Alexander.
De
alles behalve gemakkelijke rol van de ongenode gast John Sanders was in goede
handen van Marcel Verwerft.
Jan Emmeregs fungeerde als voorzegger, de grime was in handen van Jean Albert.
Karel Mertens stond in voor het klankbeeld en Fik Diddens voor belichting en
techniek.
Tony Baarendse, Fik Diddens, Toni Peeter en Marcel Spoelders zorgden voor een
podium in de zaal. Miloe Van Stijvoort zorgde voor de kostuums.
Zondag werd de tweede voorstelling gegeven voor heel wat meer toneelliefhebbers
dan zaterdag het geval was.
De Leestse toneelkring brengt Het Slangennest op donderdag 9 april e.k. te
19u30 voor het voetlicht in het St.-Norbertusziekenhuis te Duffel.
(GvM, 8 april 1981)
1981 Vrijdag 10 april : Avondje uit
met DE SNAAR.
Georganiseerd door Vevoc en Chiro
in de parochiezaal om 20u30.
De
Snaar startte in 1970 als vijfmansformatie , sinds 1973 zijn ze met zn
drieën. De groep bespeelt volgende
instrumenten : accordeon, flageolet,
hobo, viool en gitaar.
Zij brengen vooralvolksliederen, zeemans- en meiliederen en
eigen nummers.
Alles in een vlotte presentatie met
veel humor. (Advertentie De Band,
maart 1981)
Uit deze Snaar groeide in 1982 De
Nieuwe Snaar waaraan Hugo Matthysen een belangrijke bijdrage leverde aan het
repertoire. De groep bestond uit de broers Jan en Kris De Smet, Geert Vermeulen
en Walter Poppeliers.
Op 3 maart 2011 kondigden de groepsleden
het einde van hun gezelschap aan. Hun afscheidstournee duurt tot 2014 en dan
valt definitief het doek over De Nieuwe Snaar.
Christine
De Laet, zuster Melanie, tekening van Georges Herregods.
Vervolg Christine De Laet
- mensen
van Leest, ik kan soms vanop mijn heuvel van Heverlee monkelend in mijn handen
wrijven als ik aan U denk en k zeg dan wel eens in mijn eigen Jabbedabbedie,
ons mannen ginder zijn geen knudde : ze weren zich. Merci De Band, dat alles
weet ik door U. Maar, we gaan naar Kerstmis en Nieuwjaar toe. Dus, rap nu maar
op de proppen met mijn wenskoek voor die dagen. Geven ze te Leest nog, lijk in
mijn jonge tijd, pontkoeken gegarneerd met krakende zoetigheid en
suikerfiguurtjes erop ? Soms kwam Mie-sjef uit de Alemstraat dan naar ons en
tapisseerde ons hele huis eerst met hagelblanke lakens waarop ze dan straks een
blinkende sprookjeswereld van pontkoeken toverde, die maar al te spoedig
echter op tournee gingen naar al de peters en pijten (zo noemden we de
meters) van de doopkinderen. Die pontkoekweelde in ons huis : dat was een
pracht van een paradijs om er een leven lang van te dromen
Men vierde dit jaar (noot 1975) mijn
diamanten, zegge diamanten ! jubilee. Dat was hier nogal eens een daver en
een tralala, want stel U voor- we met met 28 gouden en twee diamanten
jubilarissen. En een maand later kwam daar nog een zwik van een 20-tal zilveren
bij. .. Ik heb me nog van heel mijn leven geen minuut verveeld : er is altijd
te veel te bidden en te werken en te plezieren, ook al eens een uurtje tijd te
verprutsen. Maar buiten dat wordt er hier hard gewerkt, van vijf verdiepingen
hoog tot in t lang en breed al de kelderdomeinen.
Qua
bevolking is ons huis een Leest int dik en dubbel. De schoolbevolking was in
1975 zoiets als 3.840, maar de demografische explosie gaat natuurlijk nog
crescendo naar een piek, als men daarbij al de zusters en leerkrachten en
bedienden en werkvolk en vliegende brigade bijtelt
Af
en toe wordt er voor de nodige ontspanning gezorgd. En wie eens een portieke
plezier wil beleven aan een film, heeft daar wel kans toe : gevoelige zielen kunnen
dan eens naar een tranentrekker gaan of naar een thriller die op een siebot het
bloed in of uit de kaken kan jagen of zuigen. Soms is het cultureel wat
zinvoller : onze Retorica speelde Molières Zeer geleerde Dames, Julien
Schoenaerts trad op met Socrates en deze week trad een Engelse toneelgroep
op. Af en toe is er ook een muziekavond met al de zangkoren van de gemeente
Heverlee. Het verleden Kerstconcert waren daar 250 uitvoerders bij met
instrumenten.
En
dit jaar gingen natuurlijk, of reden of vlogen sommigen naar Rome. Een andere
categorie roetsjte voor enige dagen naar Wenen tijdens de vakantie, enz..(4/12/1975)
-Uit Bladzijden uit een Familiekroniek(1978):
We
hadden het thuis niet breed, en onze ouders waren nogal streng, maar ongelukkig
waren we niet, integendeel. Een onbezorgde jeugd heeft geen van ons gekend.
Ieder moest van jongs af aan het werk.
Zo
hebben we harde jaren gekend, toen de melk naar Mechelen moest. Doorgaans
Melanie (soms Soo) bracht dan de melk naar het Heike, voor de vroege trein; dat
betekent ook in de winter als het nog donker was, door alle weer en wind. Als
enige beschutting hadden we dan een oliejekker aan, en het ging per hondenkar
!
Dan
hadden Soo en Melanie reeds de stal gedaan. Soo steeds de eerste op, ook s
winters in de kou. Later werd de melk afgehaald aan de steenweg nabij ons huis,
voor de melkerij van Blaasveld. Dan konden ook de oudsten wat langer slapen.
Zonder
electriciteit zoals destijds alles moest gaan, was het leven corvee. Nu wordt
in een mum van tijd, simpel met een knop induwen, heel wat werk verzet. Toen
was alles met de hand te doen : wassen, bakken, melken, de schoonmaak (geen
plastic toen, maar met zware ijzeren emmers sleuren, enz.) en bovendien het
onderhoud van de kachel, lampen en lantarens en noem maar op. En dan nog niet
over de veldarbeid gesproken. Destijds nog niets van de moderne techniek en
automatisatie !...O jéékes, het eiste allemaal zeer veel van ons. En nooit eens
een dagje vrijaf om wat op adem te komen, behalve zondags en dan nog
Maar
al moesten we hard werken, er kwam ook leute bij te pas en hetzij bij plezier
of ruzie, we maakten nogal eens leven en trammelant. Vader moest dan wel eens
tussenkomen : kinderen spreekt toch wat stilder : t is of ge tegen een bos
zijt grootgebracht ! En we woonden toen naast een bos, of omtrent dan toch !
t Bos is thans verdwenen.
Bij
speciale uitzonderingen, kwam er tussendoor toch een stukje kermis. Als de
aardappelen uit waren bv. we trachtten daarmee klaar te zijn tegen 20 september,
verjaardag van mijn jongste broer- vierden we feest s avonds. Soms werd daar
iemand van buitenshuis bij uitgenodigd, of iemand die bij t werkgeholpen had. Dan verschenen er pannenkoeken
en haalden we ons hart op aan vermakelijkheden, zoals zaklopen wedstrijd in
de maneschijn. Of we gingen, lollig verkleed, met kabaal en tralala, allerlei
spokerijen uithalen bij de buren.
Uniek
kostelijk !
Nam
het werk een zeer belangrijke plaats in thuis, een ruim zo essentiële plaats
was ook aan het gebed toegewezen. Het was schering en inslag van elke avond en
zelfs een deel van de dag. Elke avond het mocht zijn wat het wilde- werd het
rozenhoedje gebeden en dit met voor elke Weesgegroet, een vers ter verwijzing
naar een deel van het mysterie. Dit werd zo trouw gedaan dat ik, na 70 jaar die
150 citaten nog uit het hoofd ken.
Moeder
leefde geheel voor God en haar kinderen. Ze kon wel streng zijn, ze eiste
gehoorzaamheid, maar ze was zo, zo goed !Als ze te wille van haar handicap niet gaan kon en ze geen bijwerkje te
doen had, bad ze steeds haar rozenkrans of las in haar Navolging.
s
Zondags bad ze de misgebeden in een kerkboek (want radio en TV waren er nog
niet), dan mocht niemand haar storen. Biecht en communie alle eerste vrijdagen.
Dan werd ons Heer aan huis gebracht en werd het huis versierd.
Als
we voor een stille bezigheid bijeen waren in huis, bij regenweer, baden we
nogal eens luidop ook, Soo vlocht manden of deed een ander werk, wij stopten
kousen of breiden, we schilden aardappelen, of moesten patatten kesen,
scheuten afdoen. Het gebeurde weleens dat er in de stal, onder t melken en ook
op t veld onder het wieden, gebeden werd, behalve als er in dit laatste geval,
een helper van buitenshuis bij was. De vastengebeden, voorgeschreven voor ontslag
van de vasten, werden samen gebeden, en de toch reeds lange avondgebeden,
werden dan nog een stuk langer. Wie voorbarig indutte onder het gebed, werd
maar niet immer- wakker gesprenkend. Ja, zo was het : dat bidden altijd en
overal, hing me als kind meer dan eens de keel uit. Ik had liever met mijn pop
gespeeld of mij op enigerwijze anders geamuseerd. Als kind besefte ik niet de
zin en de waarde van dit alles.
Thuis
trachtte men mij soms in de week naar de kerk te laten gaan. Dat gebeurde wel
af en toe, in de zomer, maar veelvuldig ging ik niet. Ik moest soms al werken.
Bovendien met dat verplicht nuchter zijn voor de Communie was dat moeilijk. De
mis was vroeg : te 6 u. en te 6.30 u. in de zomer, te 6 u.30 en 7 u. in de
winter. We woonden een eind van de kerk en we moesten er te voet naartoe : de
jongsten hadden immers geen fiets
Bij
het afsterven van moeder had ik weer eens aan den lijve ervaren wie en wat Soo
voor ons betekende. Zoals hij zich toonde in die omstandigheden, was hij over
heel de lijn.
Toen
ik twaalf jaar oud was en vroeg om te mogen voortstuderen, stond het gezin voor
een moeilijke vraag : het impliceerde immers een werker minder, nieuwe
financiële uitgaven en dit in omstandigheden die zorgwekkend waren : keer op
keer tegenspoed in de stal, daarbij een zieke moeder, een oude vader, al
gebroken door reuma Toch mocht ik op pensionaat. Voor ik vertrok wilde men mij
echter met paardenkracht iets op het hart drukken. Ik kreeg een hele oremus te
incasseren : dat ik nu niet de juffrouw moest gaan spelen, die haar fijne
handjes naar geen werk meer zou willen uitsteken, die de grote jan zou
uithangen en bovendien mocht ik ook nog een hele slimslam van een zedenpreek
aanhoren over goed gedrag men kon immers nooit weten !
De
brieven die ik in Heverlee ontving, doorgaans van Melanie, waren meer dan
nieuws- of praatbrieven : immer was er een stichtend en goed woordje bij.
Vooral als Soo schreef, stuurde hij wat langere, schone brieven roerend van
directheid. t Waren brieven die, zou men zeggen, vleugelvaardigheid wekten !
Ze waren in hun simpelheid, rijk aan geestelijke inhoud, echte documenten,
gedragen door verantwoordelijkheidsbesef.
Soo
was nogal hevig van temperament, maar hij was edelmoedig, hij was in zijn
geheel een edel mens. We hebben, vooral naderhand, ingezien op welk zeldzaam
hoog niveau die oudere broer van ons stond. Moeder werd gaandeweg
sukkelachtiger. Soo droeg haar s avonds na het gezamelijke gebed waarbij ze
toch wilde aanwezig zijn- in zijn armen nar bed, heel voorzichtigjes, om haar
toch maar geen zeer te doen !
Toen
ik vroeg naar t klooster te gaan, was het weer vanzelfsprekend dat Soo geen
stokken in de wielen zo steken, al zou het leven dubbel zwaar worden voortaan.
Hoe zou trouwens die oorlog aflopen ? Dat viel ook nog af te wachten !
Hoe
het kwam dat ik op zulke jeugdige leeftijd naar t klooster ging :
-er
was de lagere school van Leest die bepaald gunstig geweest is, t.w. eerst de
invloed van juf Mathilde Hellemans, dan die van Caroline Nees vooral, die toen
we al groter werden, ons steunde tot gebloofdbezinning en beleving.
-Er
was de hele atmosfeer waarin ik thuis van kleinsaf aan, gedrenkt was geweest.
-Er
was dichterbij, het voorbeeld van jongste broer.
-Er
was mijn klastitularis van Heverlee, Zr. Paula, een ingoed, edelmoedig,
opgeruimd mens, die iedereen graag zag en liefde tot O.L.Heer uitstraalde. Ze
sprak ons niet over roeping, maar heel haar zijn was aanstekelijk. In het
moederhuis en in de bijhuizen, dankten haar verscheidene zusters hun roeping
voor Heverlee; ik was de eerste van twaalf.
Melanie
had moeder beloofd toen deze op haar sterfbed lag, dat ze mij zouden laten
gaan, wanneer ik oud genoeg zou zijn. Nu gelden mogelijk andere normen.
Maar zijn die beter ?
Geeft
men zich ooit te vroeg aan O.L.Heer ?
Soo
heeft misschien te veel geëist van zijn gestel. Er was wel die fameuze griep
van 1918 die talloze slachtoffers maakte in een tijd toen er nog geen
penicilline en andere middelen waren om de koorts dadelijk af te remmen. t Is
echter een feit dat Soo zich nooit ontzag. Hij werkte en zwoegde, hielp bij
gelegenheid nog bij buren in nood, sloofde zich af, zijn inzet kende geen maat.
Maar een mens is tenslotte niet van ijzer. Waarom had hij af en toe klieren aan
de
hals
? Moest men hem dwingen naar de dokter te gaan ervoor ? Hij kloeg nooit. Is het
niet roerend hoe hij, na zijn jongste broer te hebben afgestaan, ook nu zijn
kleinste zus aan de Heer schonk en zich nadien offerde als bemiddelaar voor de
roeping van grote zus ? En dan, betrouwend op de Voorzienigheid, nam hij bij
zijn huwelijk, ook vader onder zijn bescherming.
De
Heer vroeg hem nog een ultiem offer. Hij zou sterven zonder broer en zussen
hier op aarde nog eens weer te zien. Maar, zoals het bij ons luidde wanneer er
een supplementje offer gevraagd werd : Dat kan er nog bij.
O.L.Heer
zou vader niet alleen achterlaten. Tien dagen later nam hij, na Soo, genadig
ook vader op zijn Hemelwoon.
Soo
was een van die vele stille groten die geen koppen halen in de kranten.
-Dit
jaar weerom een zware tol gevraagd aan mijn relaties : mijn broer Fr. Romain
(Karel De Laet) heb ik niet meer teruggezien. Canada eiste hem op als haar
eigen zoon waar hij Christus in trouwe dienst gedurende 55 jaar heeft gediend.
Om het stukje grond te Huberdeau, waar hij begraven ligt thans, blijft dit land
mij dierbaar en zal ook Leest hem ook niet vergeten. Ik ben er blij om, dat hij
ginder heeft willen sterven : op het eigen veld van zijn apostolaat, nog een
geloofsgetuigenis tot het einde ! (december
1978)
-1941
: Feest van het Goddelijk Moederschap van O.L.Vrouw. Mevrouw Van Aken (Marie
Van den Brande) uit de Bist, brengt haar Marcella naar t klooster van het H.
Hart Heverlee.Ik weet niet wie, op die zaterdag 11 oktober, God het aangenaamst
moet geweest zijn : of het kind dat zich zo totaal en onherroepelijk aan Hem
geeft, of de moeder, die in algeheel zelfvergeten, Hem dit kind terugschenkt :
want die moeder brengt haar enig kind en ze is weduwe.
Haar
echtgenoot, Kamiel Van Aken, werd haar vroegtijdig door de dood ontrukt. Twee
harer kinderen ontvielen haar : Maria, een wichtje nog, daarna en vooral de
veertienjarige Julia, een meisje van veel verwachting. Na het afsteren van haar
zuster Monika, nam Mevrouw Van Akenhet
verweesd achterblijvend neefje, Albert Denys, bij zich op. Ze zwoegde en wroete
op de hoeve voor de kinderen en voor haar bejaarde ouders, tot deze laatsten
tot de eeuwige vergelding werden geroepen. Uitgeput van de haar krachten te
boven gaande arbeid, en onder de klamp van reumatisme, stortte moeder zelf
ineen en werd voor weken aan een ziekbed gekluisterd, terwijl Marcella en Albert
deden wat ze konden. Ook familie en geburen sprongen behulpzaam bij. Zodra
moeder echter passabel hersteld is, staat ze alweer koen aan haar taak.
Maanden
verliepen nu. Albert had inmiddels kennis aangeknoopt met een Leuvens meisje
dat reeds een vaste positie had : hij scheen dus spoedig aan tantes zorgen te
kunnen ontgroeien.
Marcella,
op de Normaalschool te Heverlee, was een spiegel voor haar gezellinnen en een
klepper ook : steeds primus van de klas. Wat beleefde moeder een vreugde aan
dat kind. Nog een paar jaartjes en Marcella zou in t onderwijs staan, terwijl
moeder rustig op de hoeve haar dagen zou slijten. Moeder droomt haar schone
droom tot plots in dit volmaakt huiselijk geluk, als een voltreffer de vraag
klinkt : moeder, mag ik naar t klooster gaan ?
Mevrouw
Van Aken staat als verwezen aan de grond genageld. Wie die het niet heeft
ondervonden, bevroedt er, wat in zulke omstandigheden een moederhart lijden
kan Wat moet er van haar geworden ?...
1941
: Wat zal het verder verloop zijn van de wereldramp ? Honderden jongens worden
dagelijks naar Duitsland gevoerd. Morgen zou ook Albert volgen En Marcella ook
nog zo jong ampertjes zestien jaar : ze had immers nog tijd genoeg voor een
beslissing. Maar toch zon ernst boven haar jaren in dit kind Moeder zegt niet
neen : ze wacht, ze onderzoekt, ze bidt ze verlangt, wat ook van haar gevraagd
worde, in offergave en overgave, vaardig te staan voor Gods wil.
Een
half jaar verder. Op een avond komen ze met hun beitjes, moeder en Albert, hier
dapper aanzeilen om de schikkingen mee te delen : Albert zal huwen en bij t
gezin van zijn vrouw komen inwonen. Moeder, uit liefde tot haar aangenomen
kind, dat ze met al haar zorgen en toewijding wil omringen zolang ze kan, komt
mee. Zij die met al de vezels van haar wezen had wortel geschoten in de goede
boerendoening te Leest, wordt nu, zo oud ze reeds is, naar de stad verplant :
een veldbloem onder een stolp gebracht, een boom van te lande, die niets liever
doet dan weelderig groeien in de gezonde buitenlucht, waar hij onbelemmerd vrij
naar oost en west zijn forse armen kan uitslaan, nu ingemuurd en als de adem
afgesneden
De
hoeve wordt verkocht Realiseren we, wat dit feit betekende in 1941 ? Verhuizen
naar de stad waar iedereen uit wegvluchtte toen, wijl elkeen er verhongerde.
..De boerderij te Leest, het ouderlijk erfstuk, dat heilig pand waar alle
dierbare herinneringen mee verbonden zijn, en waar het hart als het ware, zich
met al zijn grijpvermogen wil blijven aan vastklampen, wordt afgestaan.
Roekeloosheid en hoogste wijsheid. Moeder spreekt haar fiat uit over haar
ganse toekomst. Ze geeft haar kind, en in een elan van Godsvertrouwen, waagt ze
de sprong in het duistere onbekende. Het is hard doch heerlijk met volle
overgave in het leven te staan, met Newmans bede op de lippen : Heer, ik
vraag U niet de verre weg te zien, ik vraag U slechts licht voor één stap.
Moeder
zette haar zwoegen voort. Bonnemama zaliger, vergde op het einde veel zorgen,
en hoe teder mild ontving ze die. Er is een oude oom, er zijn de kinderen
vooral : Godelieve, Magda, Elly komen achtereenvolgens het gezin vergroten.
Tante en Pekke is in de weer, zonder verpozen, van s morgens tot s
avonds, voor elk en elkeen. Ze is waarschijnlijk de ziel van het gezin. Het
moge weer zijn of geen, te 6u. s morgens ziet men haar schaduw langs de huizen
glijden, en verdwijnen in de kloosterkapel van de Sint-Martensstraat. De
dagelijke H.Mis en communie zijn de kern en krachtcentrale van moeders leven,
het geheim van haar onverstoorbaar christelijk optimisme. En voor en na,
schuiven de kralen van haar paternoster door de knoestige werkvingers, voor
levenden en overledenen, voor al de belangen van Gods kerk.
Nacht
11-12 mei 1944 : een vreselijk bombardement zaait dood en vernieling over de
weerloze stad. Bij dageraad komen hier de vluchtelingen toe : bleke bange
mensjes, met holle verdwaasde blik. En daar is plots moeder ook : zulk weerzien
na zulk een nacht !
Een
van-kelder-voorziene klas wordt in een bijgebouw klaargemaakt. Het huisraad
wordt overgebracht. Moeder en gezin blijven, met vele anderen, enkele maanden
te gast bij ons, tot de achteruitrukkende Duitse legers, op de voet gevolgd door
de Engelsen, hier binnenvallen met tweeduizend bedden en t commando : alles
leeg en weg, voor de inrichting van een algemeen hospitaal. De vluchtelingen
sukkelen terug naar huis. Moeder gaat heen, als gisteren, als immer, met
moedig, eerbiedafdwingend betrouwen de heilige en heiligende wil van God
aanklevend. Het leven kent geen ontgoochelingen voor grote zielen.
Mevrouw
Van Aken leeft stellig intens van geesteswaarden. Van cinema en al dat modern
(en dikwijls aangebrand) goedje, vermoedt ze ternauwernood het bestaan. In
augustus, als de anderen naar zee of elders uitvliegen, neemt ze haar
ontspanning : dan komt ze nog eens weer naar de lieve heimat te Leest, naar de
oude trouwe geburen van voorheen, en nog een scheutje verden dan ook, naar
Kapelle, naar Louise, haar zus, en Georges en zijn gezin, en brengt ze
eventueel mee naar Heverlee, want driemaal s jaars op onze bezoekdag, komt ze
naar hier. De deur gaat open. Moeder, telkens wat ouder, wat strammer, wat
gehavender door de last der jaren, doch gewaarmerkt met de vredige glimlach van
een edele ongebogen ziel. Verzusterd als ik ben met zuster Albert Marie, haar
geliefd kind, in eenzelfde roeping en religieuze gemeenschap, is ze werkelijk
onze moeder geworden. Haar warme greep omklemt ons beider hand in één impuls
van hartelijkheid. En dan gaat moedertje aan t vertellen, met de rake
pittigheid en sappige kleurigheid van de malse Leestse volkstaal. Mevrouw Van
Aken heeft een radde tong : een andersdenkende zou er deerlijk bij van zijn
pluimen laten, want ze heeft, in dienst harer christelijke overtuiging, een
verbluffend combatieve durf en vaardigheid. Ons dierbaar Leest leeft
sprankelend in haar voort. Een woord van paus Pius XI wordt in haar schone
werkelijkheid ook afgeslagen stukken gouderts bevatten goud. (DB, nr.3 1955)
De lans die ze hier brak was voor de
moeder van Marcella Van Aken (°05/03/1925, +13/08/2006) die ze meestal moeder
of Mevrouw Van Aken noemde. Vooraan in dit artikel gaf ze haar meisjesnaam
mee : Marie Van den Brande. In een brief naar De Band van 1974 noemde ze de
moeder van haar vriendin Marie Alewaters : ik
lees nog veel, de wijze raad indachtig : dat houdt de mot uit de benen. Die
pittige spreuk is van iemand van jullie, die vol volkse geestigheid zat tot in haar
tenen : Marie Alewaters : we zeiden Marie Van Aken. (ik heb jaren geleden eens
een artikel over haar geschreven voor De Band, weet je
nog
?). Ze is de moeder van onze zuster Albert-Marie, Marcella Van Aken, uit de
Bist, die in de zomer ook wel eens even
naar Leest komt doorgaans. Ze is schoolhoofd in ons bijhuis te Hamme-Mille, en
al geef ik dit hier als een achteraanbengelend berichtje, ze doet het ginds
prima. Petje af voor Marcella, ze is een hele piet!
Marcella Van Aken was verre familie van
de familie De Laet. Zij trad binnen bij de zusters annuntiaten te Heverlee in
1941 en legde haar geloften af in 1943 en 1946.
Ondertussen was ze er onderwijzeres
gediplomeerd (Franse taalrol, 1945 met daarbij het getuigschrift van grondige
kennis van het Nederlands). Van dan af gaf ze les in Franstalige scholen van de
congregatie. Zo in Schaarbeek (1945-1952), Nodebais en Hamme-Mille (1956-1986)
waar ze bovendien chef décole (of schoolhoofd) was. Tussen haar twee
verblijven in Nodebais in, werkte ze ook een poos in Heverlee.
Na haar pensioen was ze nog werkzaam in
Woluwé-Saint-Pierre en verbleef (sinds 1998) in huize Bethanië te Heverlee.
Ze overleed te Heverlee op 13 augustus
2006 en is aldaar begraven.
(De Sint-Niklaasparochie in Leest,
2009 - Wilfried Hellemans)
1981 2 april : Overlijden van
Christine De Laet, zuster Melanie
Ze
was te Leest geboren op 12 mei 1901. Af en toe kregen we van zuster Melanie een
artikeltje voor De Band. Ze was zelf een trouwe lezeres van ons blad.
Naar het klooster getrokken, meer dan 50 jaar geleden, bleef zij vol interesse
voor haar dorp en dorpsgenoten. Zij was zeer fijnbegaafd.
Ze
glimlacht en opeens begrijp ik hoe zelfs in het midden van de winter rozen met
diepwarme kleuren kunnen bloeien : zuster Melanie.
Hard
heb je gewerkt zoals mensen als jij dat konden : taai en vastberaden als bomen
met heel diepe wortels, die aan de Kern hun kracht en levensmoed putten.
Zuster
L.R. (DB, april 81)
Deze
zus van broeder Romain en van Melanie, eveneens kloosterzuster, trad erg jong
in bij de annuntiaten te Heverlee (1915) en werd zuster Melanie.
Daar
ook legde ze haar tijdelijke (1918) en haar eeuwige geloften af (1922).
Christine
behaalde aan de normaalschool haar diploma als onderwijzeres (1920) en werd dr.
In de wijsbegeerte en letteren (Germaanse filologie, K.U.L. 1924). Zo was ze te
Leuven een van de allereerste vrouwelijke gediplomeerden. Daar voegde ze nog
twee diplomas aan toe m.b.t. de Engelse taal (Brussel, 1947 en 1949). En zo
onderwees ze aan de normalisten in Heverlee Nederlands en Engels.
In
1976 vierden de zusters er haar diamanten jubileum. Als gepensioneerde verbleef
ze in huize Rozenberg. Ze verzette nog flink wat werk in het kloosterarchief
en als mederedactrice van het jaarboek Ancilla Domini van de
oud-leerlingenbond.
Geregeld
ook schreef ze naar De Band.
Op
2 april 1981 overleed ze te Heverlee waar ze begraven werd.
(De Sint-Niklaasparochie in Leest
2009 van Wilfried Hellemans)
In de reeks Uit eigen Haard
(schoolboeken voor het Middelbaar onderwijs) verschenen o.m. van haar hand
Regenboog (Leuven 1935) en Jong Leven (Turnhout 1945). (DB, augustus 1957)
De ouders van Christine, Victor De Laet
(1850-1918) en Adelia Selleslagh (°Leest 30/06/1857, +Leest 03/07/1914) hadden
nog drie andere kinderen : Frans (Soo), geboren in 1887 en gehuwd met Sidonie
Diddens, hij werd in 1918 slachtoffer van de griepepidemie. Tien dagen later
zou zijn vader overlijden. Melanie (1891-1968), zij kwam in het klooster bij de
Annunciaden als zuster Victoria in 1917 en bleef missionaris in Kongo van 1931
tot 1957.
Karel (1896-1978), alias Broeder
Romain was vijfenvijftig jaar lang missionaris in Canada.
(zie foto)
Het gezin woonde in het Wiphuis op de
Rennekouter, de vroegere Jezuïetenhoeve.
(zie Toponiemen)
Passages uit haar briefwisseling naar
De Band :
-t
Begin van de eerste oorlog en de vlucht heb ik nog meegemaakt. Vader heeft na
de doortocht van de eerste patrouilles een reuzefiets-motocyclette
splinternieuw uitgehaald van onder de mesthoop. Maar de Belgische soldaten
hebben ons twee dagen later dat merkwaardige ding als trofee ontnomen. Zeer
interessant volgens mij was na de vlucht de koeienhistorie. De Belgen hadden
alle koeien eerst weggehaald. t Leger had die te Antwerpen in hangars
ondergebracht en geraakte er niet mee weg. De Duitsers sloegen die aan.Na de vlucht waren er geen koeibeesten meer
tenzij hier en daar één die in t wild liep, en gauw een eigenaar had. Mijn
zuster zei : ik moet een koe hebben, ze hebben onze koeien afgepakt, ik ga
naar Antwerpen naar de Duitsers een koe halen. Ze schuift aan in de rij om een
bewijsschrift te bekomen en toelating om met haar koe naar Leest te mogen.
Overrompeld als die kommandant was door die grote menigte, schrijft hij een
bewijs. En zus ging met dat papierke naar die hangars, waar de controleur
vraagt : welke is uw koe ?
Zuster
Viktoria kiest er de beste en schoonste uit en roept : die meneer ! De kerel
laat begaan. Ze huurt een beestenwagen, en s avonds te kwart voor tien komt ze
daarmee in Leest binnen in triomf en alle mensen kwamen zien naar dat fenomeen.
In
1913 was hier in Heverlee de eerste grote Boerinnendag. Leest was present en
ons Melanie was er ook bij. s Avonds kwamen die van Leest in autos t dorp
binnengereden al zingend en al vertellend. t Gevolg : ik mocht 23 september
naar Heverlee komen tot 1 augustus 1914 : de oorlog en de vlucht.
Ik
had moeten wachten tot ik 14 jaar was om in het klooster te komen. Op 24 mei
was ons Melanie naar Heverlee komen horen, en op 29 mei trad ik binnen in t
noviciaat in Heverlee en ik ben nooit buiten Heverlee in functie geweest. Eén
keer heb ik Leest teruggezien : in 1931, bij t vertrek van zuster Viktoria
naar de missies. Met Pinksteren gingen we natuurlijk allen mee in de processie.
Wij waren ijveraarsters van Averbodes Weekblad en bezorgden het elke week
thuis. Jaarlijks ging zus mee te voet naar Scherpenheuvel. Ons Soo reed mee
naar de paardenomgang te Hakendover.
t
Rozenhoedje werd dagelijks gebeden in familie en waar een lijk was ging men s
avonds t rozenhoedje bidden. (DB,
nr. 1, 1955)
In1957 zou Christine totaal onverwacht Leest terugzien : wat
een krieuweling van blijdschap er door mij heen huppelde, toen onze Overste mij
meldde dat ik mee naar huis mocht met zuster Victoria
Zaterdagavond
22 september zijn we aangeland. Op afstand verwelkomde ons reeds de goedige
kerktoren, waar een veel groter stuk van uw ziel aan vastzit. Dadelijk worden
we te Leest opgenomen in een sfeer van warme innigheid : het Dorp. Van daaruit
vinden we gemakkelijk weer de vertrouwde straten : de Kouter, de
Scheerstraat We herkennen nog uithangborden uit vroeger dagen. Maar daarnaast
ook, wat al verandering ! Prachtige autostraden als die van de Juniorslaan,
nieuwe huizen en kapellen, wijzen op de groeiende welvaart doch ook op de gaaf
gebleven godsdienstzin onzer vriendelijke dorpsgenotenn wier dialect we in zijn
kleurige sappigheid met genoegen beluisteren. Woorden, sedert jaren en dagen
spoorloos uit ons geheugen verdwenen, duiken lustig weer op : karlees,
schramoeillie en een ogenblik struikelt onze strubbelige tong over al die
schatten schoonheid (DB, nr.2,
1957)
Vervolgt
Fotos :
-Familie
De Laet. Van links naar rechts : Karel (broeder Romain), Frans (Soo), vader
Victor De Laet, moeder Adelia Selleslagh, Melanie (zuster Victoria) en
Christine (zuster Melanie).