Maria do Mar... uma história filmada na Nazaré...
Maria do Mar (1930) is een Portugese stomme film gerealiseerd door José Leitão de Barros. Het is het eerste docudrama en ook het eerste etnodrama uit de Portugese filmgeschiedenis; op internationaal vlak het tweede na Moana (1926) van Robert Flaherty. Het is, samen met Moana, een pionierswerk voor de visuele antropologie.
(Visuele antropologie is een kleine subdiscipline binnen de culturele antropologie. De nadruk ligt hier op de etnografische film, wat inhoudt dat je laat zien wat mensen doen, met als achterliggend idee dat in het handelen van mensen de kern van cultuur besloten ligt. Het aanschouwelijk maken via een audiovisuele productie is de meest directe manier van representeren, met name voor handelingen en non-verbale communicatie.)
De première van de film ging door in Lissabon op 20 mei 1930in de bioscoopzalen Odeon en São Luiz en hij kwam uit in de stad Porto op 9 juni van datzelfde jaar in de zaal Aguia do Ouro.
Het verhaal:
De film begint met de schipbreuk van een vissersboot in het vissersdorpje Nazaré, waarbij alle opvarenden verdrinken, uitgenomen de stuurman. Het hele dorp is boos op hem. Zij vinden dat hij die avond niet had mogen uitvaren. Hij pleegt, onder druk van de weduwen, zelfmoord. De stuurman had een dochter Maria. En een van de weduwen die de stuurman tot zelfmoord pushte, had een zoon Manuel. Door deze gebeurtenissen werden de twee families elkaars vijanden. Maar net als in Shakespeares Romeo en Julia, hielden deze zoon en dochter van elkander. De trigger was een zwempartij, waarbij Maria bijna verdronk en waarbij Manuel haar redde van de verdrinkingsdood. Ze trouwden, maar de twee geliefden werden afgewezen door hun respectievelijke schoonmoeders. Na verloop van tijd kregen zij een dochtertje. Op zekere dag gebeurde er iets, waardoor iedereen ten onrechte dacht dat het kindje van het jonge paar gestorven was. De grootmoeders werden zich opeens ten volle bewust van hun liefde voor de baby en zij sloten, samen met het hele dorp, opnieuw vrede met elkaar.
Op dit meest westelijke deel van Europa is de Atlantische Oceaan erg wild en voor de vissers betekende het dat iedere keer dat zij uitvaarden om hun dagelijks brood te verdienen, zij hun leven riskeerden. Hun families werden constant geconfronteerd met een zee die hun vader, echtgenoot of zoon nooit meer teruggaf door de eeuwen heen hebben duizenden Portugese vissers zo het leven gelaten
José Leitão de Barros was een Portugese regisseur en toneelschrijver. Hij werd geboren op 22 oktober 1896 in Lissabon en stierf er op 29 juni 1967.
Tot zijn bekendste films behoren Maria do Mar (1930), de eerste Portugese geluidsfilm A Severa (1931), Ala-Arriba! (1945), en een levensverhaal over Portugal's nationale dichter Camões (1946).
Door een tip van de man van onze lerares Luísa, ben ik op zoek gegaan naar de woorden van Fado Malhoa. (Muito obrigada José!)
Dit gedicht, dat door José Galhardo geschreven is, is een eerbetoon aan de schilder José Malhoa, die het meest Portugese onderwerp van Portugal op doek heeft kunnen zetten, nl. de Fado.
De muziek voor deze fado werd geschreven door Frederico Valério en werd voor het eerst door Amália Rodrigues gezongen in een merkwaardige kortfilm uit 1947 (Fado Molhoa, 11 min.), waarin de fadista binnenin het schilderij zit
Fado Malhoa Por Amália Rodrigues Letra: José Galhardo Música: Frederico Valério
Alguém, que Deus já lá tem, - pintor consagrado - que foi bem grande e nos dói ser já do passado, pintou numa tela, com arte e com vida, a trova mais bela da terra mais querida.
Iemand, die reeds overleden is, - een begeesterd schilder (=José Malhoa) - was heel beroemd en het maakt ons droevig dat hij er niet meer is, hij schilderde een doek, kunstzinnig en naar het leven, het mooiste lied (fado) van de meest geliefde grond (Portugal).
Subiu a um quarto que viu à luz do petróleo e fez o mais português dos quadros a óleo: um zé de samarra (*) com a amante a seu lado, com os dedos agarra, percorre a guitarra, e ali vê-se o Fado!
Hij verheerlijkt daarop een kamer, verlicht door een petroleumlamp en maakt aldus het meest Portugese olieverfschilderij: een man van het volk (*) met een minnares aan zijn zij, met zijn vingerspel, tokkelt hij op de gitaar, en kijk dát is Fado!
Faz rir a ideia de ouvir com os olhos, senhores. Fará, mas não para quem já ouviu, mas em cores. Há vozes de Alfama naquela pintura e a banza derrama canções de amargura.
Het lijkt lachwekkend om te horen met de ogen, mijne heren. Het zij zo, maar niet voor degenen die het reeds hoorden, maar dan in kleuren. Er zitten stemmen van Alfama in deze schilderij en de banza(= portugese gitaar) verspreidt liederen vol bittere smart.
Dali vos digo que ouvi a voz que se esmera: boçal, um faia banal cantando à Severa. Aquilo é bairrista; aquilo é Lisboa, boémia e fadista, aquilo é de artista; aquilo é Malhoa!
Vandaar ik zeg u dat ik hoorde de stem die streeft: brutaal, een banale losbol, zingend zoals Severa. Dat is van deze wijk, dat is Lissabon, bohemien en fadista, dat is artistiek; dat is Malhoa!
(eigen vertaling)
(*)
um zé de samarra is een personage die een klasse vertegenwoordigt (de samarra is een soort vest welke het geschilderd personage enkel op zijn linkerarm heeft). Zé is de afkorting van José en wordt gebruikt om het Portugese volk te benoemen. Herinner je O Zé Povinho (waarmee de stem van het volk wordt bedoeld) van Rafael Bordalo Pinheiro. (lees meer hierover via volgende link: klik HIER! = laatste deel van het bericht)
Wil je een recentere versie beluisteren, bekijk dan deze video met het doek van Malhoa
Link naar het Museu da Cidade in Lissabon, waar het doek te bezichtigen is: klik HIER! Link naar het Museu José Malhoa in Caldas da Rainha, waar de schilder geboren is: klikHIER!
As Mil e Uma Noites (Alf Lailah Oua Lailah) é uma obra clássica da literatura Persa, consistindo numa coleção de contos orientais compilados provavelmente entre os séculos XIII e XVI. São estruturados como histórias em cadeia, em que cada conto termina com uma deixa que o liga ao seguinte. Essa estruturação força o ouvinte curioso a retornar para continuar a história, interrompida com suspense no ar. O uso do número 1001 sugere que podem aparecer mais histórias, ligadas por um fio condutor infinito. Usar 1000 talvez desse a idéia de fechamento, inteiro, que não caracteriza a proposta da obra.
Schahriar, rei da Pérsia, vitimado pela infidelidade de sua mulher, mandou matá-la e resolveu passar cada noite com uma mulher diferente, que mandava degolar na manhã seguinte. Recebendo como mulher a Sherazade, esta iniciou um conto que despertou o interesse do rei em ouvir-lhe a continuação na noite seguinte. Sherazade, por artificiosa ligação dos seus contos, conseguiu encantar o monarca por mil e uma noites e foi poupada da morte.
A história conta que, durante três anos, moças eram sacrificadas pelo rei, até que já não havia mais virgens no reino, e o vizir não sabia mais o que fazer para atender o desejo do rei. Foi quando uma de suas filhas, Sherazade, pediu-lhe que a levasse como noiva do rei, pois sabia um estratagema para escapar ao triste fim que a esperava. A princesa, após ser possuída pelo rei, começa a contar a extraordinária "História do Mercador e do Efreet", mas, antes que a manhã rompesse, ela parava seu relato, deixando um clima de suspense, só dando continuidade à narrativa na manhã seguinte. Assim, Sherazade conseguiu sobreviver, graças à sua palavra sábia e à curiosidade do rei. Ao fim desse tempo, ela já havia tido três filhos e, na milésima primeira noite, pede ao rei que a poupe, por amor às crianças. O rei finalmente responde que lhe perdoaria, sobretudo pela dignidade de Sherazade.
Fica então a metáfora traduzida por Sherazade: a liberdade se conquista com o exercício da criatividade.
O original em árabe recebia o título de as 1000 noites, que foi alterado mais tarde por ser o número 1000 um número de mal agouro na cultura árabe. A história de Aladim e a lâmpada maravilhosa foi incluída mais tarde por ser muito apreciada e está entre as histórias mais famosas que Sherazade conta. Merecem destaque também as de Simbad (o marinheiro que fica rico em sete viagens fantásticas) e de Ali Babá (que consegue fortuna enganando os famosos quarenta ladrões).
De vertellingen van Duizend-en-één-nacht
Het verhaal gaat dat de koning Sjahriaar door zijn vrouw bedrogen was. Om herhaling te voorkomen besluit hij voortaan elke avond een nieuwe maagd te huwen en haar de volgende ochtend ter dood te brengen. Na enige tijd huwt hij de dochter van zijn grootvizier: Sjahrazad (meestal geschreven als Sheherazade).
Om aan de executie te ontkomen vertelt zij hem in de huwelijksnacht een verhaal dat nog niet af is. Om te weten hoe het afloopt spaart hij haar. De volgende nacht komt het vervolg, maar ook dat verhaal is niet af. De koning gunt haar nog een nacht. Dit houdt Scheherazade 1001 nachten vol en elke nacht wordt afgesloten met een onvoltooid verhaal. Ondertussen schenkt zij hem enkele kinderen. Wanneer de verhalen uiteindelijk ten einde zijn, is de koning zo van haar gaan houden, dat hij haar gratie schenkt en ze zijn definitieve vrouw mag worden.
De bekendste verhalen uit de verzameling zijn:
·
Aladin en de wonderlamp · Sinbad de zeeman · Ali Baba en de veertig rovers
Deze verhalen werden echter aan de verzameling toegevoegd in de Franse vertaling van
Antoine Galland in het begin van de 18de eeuw; ze kwamen niet voor in de oorspronkelijke Arabische tekst. Dat is wellicht de reden dat er sprookjes zijn die er nogal op lijken. Het sprookje Sesam Open U! van de gebroeders Grimm is een ingekorte variant op Ali Baba en de sprookjes Het Blauwe Licht (Grimm) en De Tondeldoos (van Hans Christian Andersen) tonen parallellen met Aladin.
De Russische componist Nikolaj Rimski-Korsakov heeft eind 19e, begin 20e eeuw balletmuziek geschreven voor uitvoeringen van het klassiek ballet Sheherazade, waarin ook het stuk van Sindbad de Zeeman voorkomt. De compositie wordt tegenwoordig minder als balletstuk uitgevoerd maar meer als concertmuziek.
Minder bekende verhalen zijn:
·
De visser en de geest · Prins Ahmed en de fee Pari Banoe · De bochel · Prins Kamar Alzaman en Boedoer · Abukier en Abuzier (Abu Kir en Abu Sir)
Bron/Fonte: Wikipédia
Ik ben Maaike/Myriam, en gebruik soms ook wel de schuilnaam LaFadista.
Ik ben een vrouw en woon in Alfeizerão-Sapateira (Portugal) en mijn beroep is mezelf zijn.
Ik ben geboren op 30/12/1949 en ben nu dus 75 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Portugal, Lissabon, Fado, poëzie, reizen in 't algemeen, lezen, kookboeken, fietsen....