De fysicus Lee Smolin, die in 2006 het controversiële boek "The trouble with physics" uitgaf, waarin hij de 'Superstring-theorie' kritisch op de korrel nam - hetgeen tot venijnige reacties van vele van zijn vooraanstaande collega's leidde - geeft in datzelfde boek een anekdote waarin hij een ontmoeting met creationisten beschrijft. Dat wil ik u niet onthouden:
[...]"Natuurlijk moeten wij voorzichtigheid betrachten. Niet alle bewijs, waarvan beweerd wordt dat het een gezichtspunt ondersteunt, is gebaseerd op soliede gronden. Soms zijn de beweringen, die uitgevonden worden om een theorie die in moeilijkheden verkeert te ondersteunen, alleen maar rationalisaties. Onlangs ontmoette ik een groep levendige mensen in de gang waar we stonden aan te schuiven voor de vlucht Londen-Toronto. Ze zeiden 'hallo' en vroegen me waar ik vandaan kwam, en toen ik hen vertelde dat ik terug keerde van een conferentie over kosmologie, vroegen ze mij onmiddellijk naar mijn visie over de evolutie-theorie. "O nee!" dacht ik en begon met te zeggen dat 'natuurlijke selectie' bewezen was, elke twijfel uitgesloten. Zij introduceerden zich als zijnde leden van een 'Bijbel-college', terugkerende van een missie in Afrika, waarvan een van de doelen geweest was, zoals bleek, om bepaalde leerstellingen van het creationisme te testen. Ze wilden met mij hierover in discussie gaan, maar ik waarschuwde hen dat ze zouden verliezen, vermits ik heel goed op de hoogte was van het bewijsmateriaal. "Nee," benadrukten ze, "u kent niet alle feiten." Daarom ging ik erop in. Toen ik zei: "Maar natuurlijk accepteren jullie toch het feit dat we fossielen hebben van dieren die niet langer leven," antwoordden ze: "Neen!" "Wat bedoelt u, 'neen'? Hoe zit het dan met dinosauriërs?" "De dinosauriërs leven nog en zwerven over de aarde!" "Dat is belachelijk! Waar dan wel?" "In Afrika." "In Afrika? Afrika zit vol mensen. Dinosauriërs zijn werkelijk groot. Hoe komt het dat niemand er een gezien heeft?" "Ze leven diep in de jungle." "Iemand zou er dan toch een gezien moeten hebben. Beweert u dat u iemand kent die er een gezien heeft?" "De pygmeeën vertellen ons dat ze er heel af en toe eentje zien. We hebben gekeken en hebben er geen gezien, maar wij hebben krassen van hun klauwen gevonden op de stammen van bomen, achttien of twintig voet hoog". " Zo, u geeft toe dat het grote beesten zijn. En de fossiele vondsten bewijzen dat ze in grote kudden leefden. Hoe zou het kunnen dat niemand buiten die pygmeeën hen gezien heeft?" "Dat is gemakkelijk uit te leggen. Ze brengen het meeste van hun tijd door met winterslapen in grotten." "In de jungle? Zijn er grotten in de jungle?" "Ja, natuurlijk, waarom niet?" "Grotten, groot genoeg, om een enorme dinosauriër binnen te laten? Als die grotten zo groot zijn, moeten ze gemakkelijk te vinden zijn, en dan kan je naar binnen kijken en ze zien liggen slapen." "Om zichzelf te beschermen, terwijl ze winterslapen, sluiten de dinosauriërs de openingen van de grotten af met aarde zodat niemand kan merken dat ze daar zitten." "Hoe doen ze dat: die grotten zo goed afsluiten dat ze niet gezien kunnen worden? Gebruiken ze hun poten, of hopen ze die aarde misschien op met hun neuzen?" Op dit punt gaven de creationisten toe dat ze het niet wisten, maar ze vertelden me dat 'bijbelse biologen' van hun school op het eigenste moment in de jungles aan het zoeken waren naar dinosauriërs. "Laat het me vooral weten als ze er eentje levend te voorschijn halen," zei ik en ging in mijn zetel zitten. Ik zuig dit niet uit mijn duim, en ik vertel dit niet alleen maar om u te amuseren. Het illustreert dat rationaliteit niet altijd een simpele oefening is. Het is meestal rationeel om niet te geloven in een theorie die iets voorspelt wat nog nooit gezien werd. Maar soms is er een goeie reden voor dat iets nog nooit gezien werd. Ondanks alles: als er dinosauriërs zijn, moeten zij zich ergens verbergen. Waarom dan niet in grotten in de Afrikaanse jungle? Dit mag dan dwaas lijken, maar deeltjes-fysici hebben meer dan eens de noodzaak gevoeld om een nooit gezien deeltje uit te vinden - zoals het neutrino - om bepaalde theoretische en mathematische resultaten te doen kloppen. Om te verklaren waarom het moeilijk te ontdekken viel, moesten ze het neutrino een zeer zwakke wisselwerking toeschrijven. In dit geval bleek het de juiste strategie, want vele jaren later was iemand in staat om een experiment op te zetten dat neutrino's vond. En ze hádden een zeer zwakke wisselwerking.[...] (Lee Smolin: "The trouble with physics" ~ vertaling KK)
|