Dinsdag 6 september 2011.
Op de Olonzac.
6. Bladstille en lawaaierige bomen.
Zo mogelijk werd ik vandaag nog ongelukkiger wakker dan gisteren. Aan al de stress heb ik een flinke buikloop overgehouden en een kop als een ketel. Het Canal du Midi bleek heel mooi, maar in mijn ogen, of beter gezegd, in mijn oren, heel lawaaierig. De wind, het klotsen van het water, het grotere aantal boten als tijdens onze vorige tocht in de Elzas,
Ik besloot me maar terug onder mijn dons te stoppen in de kajuit met mijn doppen diep in mijn geteisterde oren gepropt. Niet direct de manier om van een kanaaltocht te genieten
Alles samen leidde dit tot een reuze onweer. Deze keer niet buiten, maar binnen in de boot.
Alles was gelopen zoals ik al twee weken verwacht en voorzien had, als we per se de Belgische vrienden zouden moeten gaan bezoeken alvorens we aan de boottocht begonnen. Ik was het eigenlijk allemaal kots, kotsbeu.
De orkaan raasde uiteindelijk over, mijn oren waren er nu nog een pak slechter aan toe, maar we vaarden dan toch maar verder. De natuur was mooi, de zon straalde, maar ik voelde me rotter dan ooit. Om uiteindelijk aan het lawaai van de boot te ontsnappen besloot ik, na de tunnel du Malpas, even aan land te gaan en het oppidum van Ensérune te gaan bezoeken. De oude Keltische en Gallische resten van een 12de eeuws dorpje lagen boven op een heuvel. Te sudderen in de zon. De lucht rook heerlijk naar kruiden en warmte. De droge kruiden leken in bloei te staan. Allemaal witte ronde bloemetjes. Tot ik ze nader ging bekijken. Het bleken helemaal geen bloemen te zijn! Het waren huisjesslakken. Wit met roze schelpen van amper een centimeter groot. De dode sprietels zaten er vol van. Waar de diertjes van in leven bleven was me een raadsel.
De door cypressen omringde archeologische opgraving was interessant, maar nog veel boeiender was het museum. Er lag werkelijk een schat aan gebruiksvoorwerpen en juwelen tentoongesteld die er werden - en nog steeds worden - opgegraven. Het mooie was ook dat in elke kast een foto lag van het ogenblik dat de voorwerpen ontdekt werden - nog half bedolven met aarde - en telkens een inventarisje van wat er op die plek allemaal opgegraven was (tot en met de insekten), en daarachter stonden of lagen dan de betreffende, mooi gerestaureerde en opgepoetste, vondsten te pronken. Aardewerk, maar ook Romeins glas, parels, zwaarden, gespen, tegels, spingerief, weegschaaltjes,
Indrukwekkend. Zo fijn, zo intact.
In het winkeltje kocht ik een grappige verkleur-ring met een Keltisch symbooltje. In het doosje was hij donkerblauw, vanaf het moment dat ik hem aan mijn vinger schoof veranderde hij in roze en daarna in goud. Iets later zag hij al terug blauw. Echt een speelgoedje voor het-negertje-in-mij. Er lag ook een houten doosje met een bomentarot. Stuk voor stuk kaarten met fijn getekende bomen met daarrond runen en keltische motieven. Kortom : onweerstaanbaar.
In de tuin voor het museum kon ik me neerploffen op een stoeltje en een cola drinken. Mijn ogen en oren deden pijn, ik was doodmoe, en na de flinke klim was het een verademing even te kunnen zitten in de rust van een enkele krekel, en de schitterende bomenkaarten één voor één in het zonlicht te kunnen bekijken. Bomen waarvan de blaadjes niet konden ritselen.
Wat deze heuvel extra speciaal maakte was het uitzicht op het uitgedroogde meer van Montadis. Een droge vijver waaruit stervormige kanalen vertrokken. Een zeer bizarre constructie uit de 13de eeuw. Al maar goed dat Von Däniken deze hoogst mysterieuze plek nooit gezien heeft, want ik mag er niet aan denken aan welke ruimtewezens hij dit kunstwerk zou toegeschreven hebben.
De weg naar beneden ging veel sneller, een warme bries streelde het landschap en verdampte ons zweet. Ik zou na dit fijne uitje wel weer tegen het lawaai van de boot en het water kunnen.
Niets was minder waar. We voeren tot aan de 9 sluisjes van Fonserannes, vlak voor Béziers, en maakten daar rechtsomkeer. Het had geen zin verder te varen want de dame van de dienst voor Toerisme had verteld dat hier het mooie, met platanen omzoomde deel, van het canal eindigde. Na Béziers zouden we toch maar door fabrieksterreinen varen. En trouwens, we hadden de sluizenreeks twee dagen geleden al van op het land bezichtigd.
En inderdaad, het deel voor Béziers is wondermooi, dat zag ik nu ik hetzelfde traject met mijn ogen open vaarde. De oevers van het kanaal zijn hier niet met beton of hout afgewerkt, de oevers zijn natuurlijk en de enorme wortels van de platanen reiken tot in het water. De bermen zijn meestal vrij hoog maar op het bovendek van onze Duo kunnen we er overheen kijken. Mensen in lage bootjes zien alleen maar gras en dat lijkt me vrij saai. Alhoewel, als ze naar boven kijken kunnen ze wel genieten van de enorme kruinen van de platanen, die zo groot zijn dat ze op smalle stukken van het kanaal mekaar bijna raken. Soms lijken we door een tunnel van groen te varen.
Ik wou per se dit najaar het kanaal nog zien, ten eerste omdat ik niet weet of ik volgende lente het lawaai van een boot nog zal kunnen verdragen, en ten tweede omdat de platanen ziek zijn. Ze zullen moeten gerooid worden. En dan is de charme van het Canal du Midi hopeloos verloren. Er is al een boel protest tegen het rooien van de prachtige, oude bomen gerezen, en president Sarkozy zelf zou zich er nu achter scharen om de bomen alsnog te redden. Toch zijn er al veel waar 1 of 2 groene strepen rond hun stam geschilderd zijn. Die zijn alvast ten dode opgeschreven. Zo triest. Platanen zijn weliswaar snelle groeiers, maar om deze bomenpracht te evenaren zal het toch makkelijk 20 of 30 jaar vergen. En dan nog...
Alleszins, hoe slecht ik me ook voel, ik heb deze schoonheid toch nog kunnen zien alvorens ze zal verdwijnen. Hopelijk wordt er een manier gevonden om de meeste bomen te redden
Omdat mijn kop vol zat met lawaai zijn we vroeg aangemeerd. Een mooie verlaten bocht in het kanaal, de meertouwen rond twee enorme plataanstammen, en we hadden onze thuis gevonden. Ik liep de steile oever op en stond aan de voet van de heuvel waarop het oppidum lag dat we eerder op de dag bezochten. De vegetatie was kruidig en haalde mijn benen open, maar de roerloze stilte was als kalmerende zalf op mijn oren. Ik dwaalde verder en verder tot aan de voet van de heuvel, en kwam terecht in een aards paradijs vol wilde perenbomen, amandelbomen en vlierstruiken. De vlierbessen waren overrijp. Ofwel waren ze verdroogd, ofwel was het bessenmoes. Ik kon ze niet plukken, ik moest gewoon in de trossen bijten. Wel uitkijken dat ik geen spinnetjes of andere insecten verzwolg. Ik stopte mijn kop in de bessen en vrat als een wild dier besjes. Nog nooit had ik zon zoete vlier gegeten! Ik vergat mijn pijnlijke ogen, mijn geteisterde oren en werd alleen nog mond. Ik ben er zeker van dat ik wat spinnen mee verorberd heb, maar ik heb ze alleszins niet geproefd. Toen ik de terugweg aanvatte was mijn rechterhand plakkerig paars en fotos nemen was er niet meer bij. Toen ik uiteindelijk terug aan boord sprong schrok Paul zich een hoedje. Hij dacht dat Dracula aan boord stapte. Mijn tanden waren oranje, heel de omgeving van mijn mond was paarsrood gekleurd, elk rimpeltje was een rood riviertje geworden. Ik zag er uit alsof ik net een dier verscheurd had. Hoe mijn handen er uit zagen wist ik wel, maar aan hoe mijn snuit er na dit zalige avontuur zou uit zien had ik natuurlijk niet gedacht.
De stilte van onze ligplaats was een zegen. De wind was gaan liggen, geen geruis, geen geklots. We aten vis uit blik met groenten en gebakken aardappeltjes op ons terrasje. Uit plastic borden met plastic bestek. Heerlijk. In de oeverrand hoorden we diertjes ritselen, op het water zagen we kringen, leven zit er hier genoeg. Plots zwom er zelfs een bever of een otter voorbij. Geluidloos. Alleen zijn neus, ogen en rug staken boven water, en zacht gleed hij verder, een lange V in het spiegelgladde wateroppervlak achter zich latend.
Op ons bovendek genoten we van een zonsondergang achter de platanen. Hun bladeren werden scherp zwart afgetekend tegen de oranje lucht. Een verkleurende Japanse pentekening. In een oorverdovende stilte. Geen huis of boot in de verste verte te zien. Alleen natuur en dan plots alles pikzwart met enkel een zwijgende halve maan die doorheen het gebladerte glimlachte.
Het fotoalbum van deze dag :
https://picasaweb.google.com/laathi.webalbums/CanalDuMidiHoofdstuk6?authkey=Gv1sRgCKODiqXT8a7b1gE#
|