O-oh...Ik heb mijn blog in geen weken bekeken en ik wist helemaal niet dat dit fotoalbum ging verschijnen. Ik had het in een vorig leven voorgeprogrammeerd, ik was het totaal vergeten...
Ik begrijp nog altijd niet dat er hier nog lezers komen... Maar... zoveel trouw moet beloond worden!
Bedankt voor jullie lieve reacties en mooie wensen ik wens jullie ook een héél fijn, gezond en gelukkig jaar. Ik heb ook enkele berichten op mijn gsm aangekregen maar ik kan zelf nog niets terug sms-en omdat mijn telefoon hier nog niet werkt... Sorry hiervoor.
Ik ben ontzettend ontroerd dat jullie mijn blog zijn blijven opzoeken. Het spijt me dat ik jullie verwaarloosd heb, maar ik was eigenlijk niet meer van plan om nog te bloggen. Maar aangezien sommige mensen toch wel een beetje verknocht blijken aan mijn schrijfseltjes heb ik besloten door te gaan.
Ik heb inderdaad, zoals ge al vermoedde, in mijn nieuwe leven al aardig wat geschreven. Ik denk zo een 180 bladzijden... :wink:
Een nieuw leven beginnen in een vreemd land is een heel avontuur, het maakt veel emoties los en dompelt u in waanzinnige toestanden. Mijn dagboekverhalen zijn dus heel persoonlijk. En vanzelfsprekend hilarisch. Ik wil ze niet graag "zomaar op het internet gooien", maar ik zou ze wel willen delen met mijn héél trouwe lezerskring. Mijn huis is nogal een "speciaal beestje" en een beetje gekend in de streek, dus ik wil ook niet dat zomaar elke internetter te weten komt waar ik woon. Ik heb niet voor niets een plek op het einde van de wereld gewenst, en gevonden, om er in alle stilte een nieuw leven te kunnen beginnen. Ik zoek voor dit probleempje nog een oplossing, want ik ben er zeker van dat jullie mee gaan genieten van mijn knotsgekke avonturen en mijn kompleet waanzinnig huis.
Ik weet nog niet hoe ik het ga oplossen, maar ik vind er wel iets op.
Eerst maak ik het reisverhaal van het Canal du Midi af omdat daar de kiem ligt van mijn totaal, maar dan ook totáál, onverwachte verhuis naar Frankrijk. Tegen dat alle hoofdstukken van dit reisverhaal gepubliceerd zijn zal ik wel een manier gevonden hebben om mijn dagboek met mijn vaste, trouwe lezers te delen.
Momenteel is alles een beetje vrolijke chaos, dat kan ook niet anders als ge rond half september uw huis voor de allereerste keer ziet en er half november al hals over kop in trekt omdat ge er stapelverliefd op bent. Een verhuis zonder meubelen, met alleen het hoognodige en vanzelfsprekend de 7 poezen. :roll:
Dus hier gaan we weer! :-D
Hieronder het verhaal dat bij het onverwacht gepubliceerde album hoorde.
Overmorgen plaats ik hoofdstuk 12, en de dag daarna het bijhorende album. Vannacht nog heb ik de foto's samen geraapt maar ik moet er nog ondertitels bij schrijven.
Veel lees- en kijkplezier en bedankt voor jullie - voor mij nog steeds niet te bevatten - trouw, waar ik oprecht blij en dankbaar voor ben.
Zondag 11 september 2011.
Tussen La Redorte en de sluis van Jouarrès.
11. Pinball Wizards.
Zoals afgesproken vertrokken we zonder ontbijt naar Carcassonne. In peis en vree vaarden we na het ontwaken naar het grote bassin in het midden van de stad. De stad was stil. Een heerlijke, slaperige zondagochtend. Geen verkeer, geen treinen, dus geen oordoppen. We knabbelden rustig aan onze verse vijgjes, gisteravond geplukt.
De sluis was dicht en we moesten even wachten in het midden van het bassin van de jachthaven. Een grote cirkel waarrond de echt sjieke boten aan de kade liggen. Paul zat aan het roer. Plots kreeg de wind vat op ons, en aangezien wij geen zijmotoren hebben om bij te sturen liet Paul de boot kalm zijn eigenwijze rondje draaien. Ge kunt niet midden in een jachthaven uw motor gaan aanzetten. Aanleggen mag ook niet. Dus we hadden geen keuze. Ik zag ons heel traag naar een sjiek zwart jacht afdrijven, dus ik sprong snel naar de boord om ons met mijn handen af te duwen. We raakten mekaars botsballonnen (waar die ook voor ontworpen zijn), en ik duwde met mijn hand tegen zijn boord onze badkuip terug af.
Toen we al terug in het midden van de kom lagen komt die vent vanonder uit zijn kajuit en begint ons in bekakt Engels uit te schelden! Of we dat met onze auto soms ook doen? Hé?! Waarop ik vriendelijk terug riep : Sorry Sir, but we drifted by accident to your side because of the wind. Ik kreeg nog wat gescheld naar mijn hoofd, onder andere : You touched MY property! This boat is my PROPERTY! en toen was voor mij de maat vol, vanuit het midden van de sjieke jachthaven, pal in Carcassonne centrum, zette ik mijn keel open, de volgende historische woorden galmden door de soezende stad : Fuck you!!! Buy yourself a penis instead of a boat! Geen woord steeg nog op uit het bassin, geen bemanningslid van welke boot ook ademde nog. Na nog een welgemeende Fuck you! (ja, ik kan het niet laten, ik hou van afwerking) verdween de man snel terug naar beneden. Ik had graag mijn tekst nog eens in het Frans ook laten schallen, maar daarvoor is mijn taalbeheersing niet goed genoeg. Gelukkig lagen er genoeg Engelsen die hadden kunnen meegenieten want in de sluis sprak een man ons direct met kurkdroge engelse humor aan : Well, ... that chap wasnt really happy.
Het fijne aan zon opmerking over boten, lengtes, en penissen is dat ze die met zich mee moeten dragen. Alleen. Want mannen kunnen die niet aan hun vriendjes vertellen zonder zichzelf belachelijk te maken.
Als dat ventje nu nog meer van zijn tak had gemaakt dan had ik beslist mijn enterhaak ter hand genomen en was daar mee op hem afgezeild. Ik denk dat minstens één van mijn voorvaderen toch een kaper moet geweest zijn. Zo eentje die vloekt en kettert, maar dol is op de papegaai op zijn schouder. En de voorliefde voor sjaals heb ik ook al, dus die kan ik in t vervolg misschien ineens beter rond mijn kop binden, met zon knoopje aan de zijkant. Ik mankeer alleen nog het ooglapje. Maar misschien maken mijn oordoppen dat wel goed.
De sluis in het centrum was, eens we er in lagen, een makkie. Ik doorstond zelfs heel Carcassonne zonder oordoppen. Natuurlijk, vorige keer dat we hier waren was het vrijdagavond en spitsuur. Dat zal er ook wel wat mee te maken hebben. Of de adrenaline van mijn boze bui
Met veel gefoefel geraakten we met vier boten in de volgende sluis, de sluizenier trachtte zes Engelsen in hun enorme brede huurboot aan het verstand te brengen dat ze in de volgende driedubbele sluis van Fresquel onze boot vooraan in de sluis moesten laten aanleggen, zodat naast ons nog een medium formaat kon en naast zijn dik geval nog een kleinere boot. Maar ze snapten het niet. Na de sluis stak hij ons gewoon vrolijk zwaaiend voorbij en begreep niet dat we op die manier het volgende uur niets dan gewring en tijdverlies zouden meemaken. Aan deze sluizen naast de baan kan ik niet zonder mijn doppen beginnen, dus kon ik het ook niet gaan uitleggen. Die man was een perfecte stuurman (weliswaar niet moeilijk als ge twee extra zijmotoren hebt), maar waarom had die nu weer totaal geen ruimtelijk inzicht? Met een beetje doorzicht is vier boten van verschillende vormen en maten in een sluis planten zo eenvoudig als een tangrampuzzel van vier stukken in mekaar leggen.
En inderdaad, in Fresquel ging hij er als eerste in, maar och, ik zou me er wel achter leggen. Tot er een nog grotere, en langere, boot in zicht kwam die ook in de sluis moest. Nu begonnen de problemen pas goed. Op dat schip zat zes man, en die konden goed overweg met hun bakbeest. Ik had ze ervoor al eens geholpen met aanleggen, dus één van die mannen kwam ons een handje toesteken met de touwen. Maar daarvoor moest ik mijn kasteeltje wel eerst op zijn plaats krijgen zonder de Engelsen te rammen. Eigenlijk zijn wij gewoon veel te braaf want gisteravond vertelde een sluiswachter ons nog dat er in het hoogseizoen veel huurboten zijn met dronken bestuurders die hun boot als een pingpongballetje van sluismuur tegen poort tegen sluismuur en nog eens tegen de poort laten botsen, en dat allemaal al gierend van het lachen.
De behulpzame Fransman zei dat het haast onmogelijk was dit traject af te leggen met twee personen, hij beweerde al last te hebben als er maar drie mannen hielpen. Tja, aan hun vrouwen hadden ze niet veel hulp, want die stapten achteloos de meerpalen voorbij (in plaats van even een touw aan te pakken) en gingen met een piepklein fotoapparaatje fotokes maken alsof er totaal geen werk aan de winkel was.
Na de toch wel zware karwei en de stress van het versluizen was ik doodmoe. Paul was ondertussen ook al lichtjes gewond geraakt aan een been - op net dezelfde plek als ik, we blijken dus toch zusterzielen - dus die verdween naar ons hospitaaltje beneden. Ik zat alleen aan het stuur net op een prachtig traject. Als ge als eerste vaart is het water rimpelloos en zijn er prachtige fotos van weerspiegelingen te nemen. Maar de Fransen hun boot was sneller dus ik besloot mijn plan maar op te geven en dicht tegen de oever te gaan varen om hen te laten passeren. Toen kwam er vanachter één van de duizend bochten van het Canal een tegenligger en moest ik mijn koers weer wijzigen. Wat ik iets te bruusk deed, zodat ik Paul al vloekend van de WC hoorde vallen
Kortom, ik vaarde nog altijd als eerste, zij het enigszins zigzaggend, maar mijn echtgenoot was terug op post en ik kon alsnog mijn fotoreeks maken. Ik doopte ze de Feeëndreef. Zo mooi is de weerspiegeling van de gelijkmatige stammen op nog maagdelijk vlak water. Op de achtergrond dan nog een bruggetje en een torentje. Mijn beloning was navenant het voorafgaande gesukkel.
Achter Trèbes, in Millegrand, legden we doodmoe op de eerste zonnige plek aan om wat te bekomen. Dat is natuurlijk het voordeel van stroken waar de platanen al weg zijn. Daar hebt ge zon
Ik plofte me boven op ons dak en viel in een soort coma. Na nog geen minuut gilde Paul dat zijn piket losgekomen was, en we lagen ineens dwars over het kanaal. Hij had het gemerkt toen hij vriendelijk naar een voorbijkomende boot zwaaide en hij kon blijven zwaaien. Het leek alsof het schip niet verder vaarde. Natuurlijk niet, wij draaiden gewoon mee
Dus maar terug in gang geschoten om de zaken, letterlijk, weer recht te zetten. Uiteindelijk kwam mijn zonneklopke er toch nog van, zij het onder een flauw waterzonnetje. Het was windstil, laf eigenlijk, maar daar was ik me al niet meer van bewust zo snel mijn kop mijn kussen raakte..
Na mijn weldoend katzwijmtje riep Paul me aan tafel. Hij had op het achterterras een uitgebreide brunch klaargezet. Boterhammen met echt vanalles. Iets eten zou me goed doen, want we waren nog altijd maar op die paar ontbijt-vijgen aan t leven. Vanaf Carcassonne was alles er dan ook zo hectisch aan toe gegaan.
Rond drie uur waren we terug ongeveer op onze positieven, en zetten we ons terug aan t stuur. Lang zouden we niet op onze positieven blijven.
In Marseillette zat ik aan het stuur en deed Paul het trossenwerk. Hij stond op de kade, reikte naar een touw dat over bakboord hing, boog teveel naar voor, gleed weg maar viel niet in de sluis omdat zijn voet bleef haken achter het ijzeren sluisladdertje. Hij kwam in limbo in een horizontale positie tussen wal en schip te hangen met zijn onderbeen tussen twee sporten van de ladder geklemd. Ik kwam als een razende aangespurt van mijn bovendek om de boot dichter bij de muur te trekken, en mijn echtgenoot uit zijn toch wel penibele situatie te verlossen. Buiten wat bloed en binnenkort veel blauwe plekken was er wonderwel niets aan de hand. Ik ben er zeker van dat als dat een van mijn tengere knoken zou overkomen zijn, ze gebroken had geweest.
In de drie sluizen van Fonfile ging het er tof aan toe. We hadden nu drie boten met toffe mensen als compagnons en we kenden mekaar al stilaan. Allemaal senioren, wij waren de jongsten. Het was een internationaal gezelschap : Britten, Nieuw-Zeelanders en Canadezen. De boten hadden allemaal 4 of 6 man aan boord. De sfeer werd snel heel plezant en iedereen hielp iedereen. De iets oudere mensen waren blij dat ik hun touwen aanpakte, dat ze niet telkens zelf razendsnel van hun boot moesten springen. Met een van de Nieuw-Zeelanders was ik ondertussen zo verbroederd dat we maar bleven tetteren op de wal terwijl we vergaten dat de boten onder ons in de sluis wegzakten. Net op tijd realiseerden we ons dat we snel naar beneden moesten springen om ons eigen schip niet te missen. Uw touw vasthouden kunt ge evengoed van op uw boot.
In de dubbele sluis van Saint-Martin speelde zich hetzelfde scenario af, maar dan nog iets erger. Weer vergaten we door ons gebabbel aan boord te springen. Gelukkig waren we allebei nogal lenig en was een sprongetje van een meter geen ramp. Maar
Toen wij als eersten in de sluis arriveerden had ik snel mijn touw rond een meerpaaltje geslagen, een lus rond de klamp aan boord gelegd en daar eventjes een knoop in gelegd
Ik wou de oudere mensen snel gaan helpen dus kon ik mijn touw niet vasthouden, vandaar even die knoop. Natuurlijk raakten de Nieuw-Zeelander en ik weer vinnig aan de praat op de kademuur, en moesten we weer op het laatste moment aan boord springen, en toen viel mijn oog op mijn knoop!! Godzijdank had ik die op een verstandige manier gelegd zodanig dat ik die met 1 ruk los kon trekken! Paul had niets gemerkt want die stond vooraan het touw te leiden en ondertussen met de Canadezen te praten. Ik trok mijn knoop los en klap zei de boot en landde terug op het water. Paul dacht dat het een lichte aardschok was. Ik had verdorie de grootste beginnersfout aller tijden gemaakt en mijn boot opgehangen!!! De Brit lachte zich een breuk. Ik heb toen in t Engels onze oude Vlaamse spreuk Klappen en breien gaan niet samen uitgelegd. We besloten dan maar niet meer te breien en alleen nog te babbelen. Op onze vergeetachtige leeftijd is dat het veiligste. Het ging er echt heel geestig aan toe. Behalve dat ondertussen de Nieuw-Zeelanders de twee schokbrekers van de Brit zijn boot op dusdanige manier geramd hadden dat de ene afgebroken was en de andere vertikaal hing
Het is ook echt een ramp om met vier boten in ovale sluizen te moeten gaan liggen als er wind staat. In de Elzas waren de sluizen eenvoudige rechte bakken. Ge vaarde er recht in en vaarde er recht uit. Hier zit ge enorm veel fijn bochtenwerk te maken om aan die halfronde kademuren aan te leggen. Alle boten klemmen zich tegen mekaar vast, en dan gebeurt het wel eens dat eentje een onderdeel van een andere te grazen neemt. Als ge rondkijkt hoe sommige boten er hier uit zien
t Is triestig. De meesten hun rubberen stootranden vertonen alle kleuren, overal zijn er hoeken af (dat komt natuurlijk omdat die grote bakken niet meer de vorm van een boot hebben maar van een reuze badkuip), en de rompen staan vol krassen. De onze is gelukkig alleen nog maar slijkerig door de boot met mijn blote handen van glibberige kaaimuren weg te duwen. En, eerlijk is eerlijk, hij is nog maar drie maand oud
De Nieuw-Zeelanders waren de gelukkige bezitters van zijmotoren maar die hadden ondertussen de geest gegeven, maar dat maakte hen niet echt treurig want dat maakte het varen alleen maar avontuurlijker
Dat is inderdaad zo, daar weten wij nu eens echt alles van.
De Brit vertelde me over hoe fijn het was om de kanalen in Engeland te bevaren. Hoe véél avontuurlijker dat was! De bootjes zijn in ijzer in plaats van in polyesther, er zijn geen roeren of stuurwielen maar helmstokken zoals in zeilboten, de kanalen zijn veel smaller, alle sassen moeten hoogspersoonlijk manueel opengedraaid worden, en de sluispoorten zelf opengeduwd. Ge moet goed oppassen dat ge op niets meer kracht zet dan uw eigen gewicht of ge krijgt een hefboomeffect en ge gaat finaal de mist in. Gekneld geraken tussen een ijzeren boot en een stenen sluismuur, het klinkt misschien wel avontuurlijk maar echt plezant lijkt het me toch niet. De Engelse kanalen verloren voor mij helemaal hun charme toen hij vertelde dat ze daar vaarden met dikke vesten en zelfs balaclavas (bivakmutsen) voor hun gezicht tegen de koude wind. Geef mij dan maar de Midi.
Aan de (alweer dubbele) sluis van Aiguille kwamen we met zijn vieren aan en
er was geen sassenier. De sluis was dicht en bleef dicht. We lagen daar met zijn vieren achter mekaar te dobberen in de hoop dat de poorten zich zouden openen want de sluis was leeg maar er gebeurde juist niets. Op de duur moest iedereen de gekste manoevers gaan uitvoeren om midden in dat kanaal te blijven liggen, er was geen plek om aan te meren, of we hadden de omheining van de sassenier zijn tuin moeten slopen. Het leek wel het ballet van de radeloze bootjes. We riepen naar enkele toeristen of zij misschien een sluiswachter zagen. En ja, die kregen madam de sluiswachtster wakker.
Eens we allemaal terug met onze boegen weer richting sluis lagen ging alles vlot. Ik besloot om nu eens niet iedereen te gaan helpen maar eindelijk de sassenier zijn ijzeren kunstwerken te gaan bekijken waar ik op de heenweg geen tijd voor had gemaakt. Beeldjes van mensen en dieren vervaardigd uit oud ijzer, zoals fietskettingen, potten, tangen,
De grote figuren zaten zo in mekaar dat ze konden bewegen. Een marionet danste, een kip wiebelde op en neer, een ander ventje plaste in een echte toiletpot,
Het kraakte en piepte wel allemaal erg maar het was wel geestig om zien. Op zijn sluis had hij zelfs een levensgrote zagevent gemaakt. Een beeldje dat vroeger wel eens in bruine kroegen te vinden was en dat op de toog werd gezet als iemand begon te zagen. Als de sluisdeur opendraaide bleef het beeld zich voorover buigen en weer oprichten alsof het de sluis eigenhandig opendraaide. Heel goed gevonden.
Ook een heel grappig werkje was een touwtrek-wedstrijd tussen aan de ene kant vier aftandse snijtangen en aan de andere kant van de koord vier oude knijptangen. Het beeld was hooguit een halve meter lang maar kostte wel 150 euro. Het was duidelijk dat deze sassenier zich niet als kleine neringdoener beschouwde maar wel als heus kunstenaar.
Het varen is hier een soort afvallingskoers, de ene na de andere geeft er de brui aan en zoekt een lekkere plek om te gaan koken en slapen, of blijft achter in een jachthaven. Dus toen we in de sluizen van Puichéric aankwamen hadden we al van twee boten van ons konvooike afscheid genomen. Maar we kregen er een schone nieuwe bij. Een Fransman. Met een aak van wel 18 meter. Een sluis is 32 meter lang. Om door de nauwe ingang van de ovale sluizen binnen te varen had hij ook maar één meter over. Voor een schip van dat formaat hebt ge dus wél een vaarbewijs nodig. Het werd al heel snel duidelijk dat een vaarbewijs nog niet bewijst dat ge ook effectief kunt varen. Hij lag daar met zijn boot in dat sas heen en weer van stuurboord naar bakboord te kletsen, hij maar draaien aan zijn groot roer, en zijn madam maar altijd over de gesloten sluisdeuren heen en weer rennen omdat ze niet wist langs welke kant ze nu eindelijk de touwen zou toegeworpen krijgen. En dan te bedenken dat die zware platte bak niet eens last kon hebben van de wind die onze plastic dozen zon parten speelt. En toch raakte die werkelijk alle kanten van de sluis als een echte pinball wizard. Hij had het geluk dat hij te lang was om helemaal dwars te komen liggen. Dat mankeerde er eigenlijk nog aan.
De Britten en wij lagen in ons vuistje te lachen. Ik verdacht hem ervan dat hij hoopte dat ik nog eens een opmerking in de trant van die in het bassin van Carcassonne zou maken, want die had hij hilarisch gevonden. Maar de Fransman deed mij geen kwaad, hij was alleen een beetje blasé, en dat moet ge ze gunnen zonder er commentaar op te geven, vind ik. Uiteindelijk had hij mij écht niet nodig om van zichzelf een spektakel te maken.
Eens de sluis voorbij werd het bloed van Paul zijn been afgewassen door de regen. Vanuit de kajuit gaan sturen vond hij niet sportief, dus zaten wij daar allebei aan het roer onder een grote paraplu als twee loze vissertjes. Gelukkig duurde de bui maar even en was aan de volgende sluis de zon alweer van de partij, zodat zijn wonden wat konden drogen. Ik wou dat hij aan t stuur bleef zitten met een ijszakje op zijn been, maar hij deelde liever de gezellige babbels op de kademuren.
Later renden en strompelden de Nieuw-Zeelandse vrouw en ik met onze touwen over de kademuren en kwamen we tot de constatatie dat we toch eigenlijk te oud zijn voor dit gekkenwerk. Dat ge dit beter kunt overlaten aan jongere mensen, en dat de voornaamste bagage een maxi-doos met EHBO-gerief zou moeten zijn. Maar plezier hadden we wel.
We hadden lol voor 10, maar waren moe voor 20.
Iets voor zeven verlieten we de laatste sluis van de dag, voeren La Redorte voorbij en zochten een mooie, rustige avondplek. Dat moest en zou gebeuren op de linkeroever want daar liep geen jaagpad, en zouden dus de volgende ochtend geen fietsers of joggers voorbij razen. Wat er wel was, was een steile berm vol pinnige struiken, inderdaad onbereikbaar voor iedereen die geen krokodillenvel bezit. Tijdens het oeverloze (letterlijk) gemanoevreer plukte ik toch een paar heel speciale blaadjes van een overhangende struik. Ze waren aangetast door insecten of een ziekte en de talloze gaatjes en halfgaatjes zagen er uit alsof het brandglazen van een kerk waren. Ik zou er morgen wel wat macrofotos van nemen. Binnen de minuut realiseerde ik me dat het misschien niet zon best idee was, want mijn vinger begon branderig aan te voelen. Ik zat dus duidelijk met een giftige plant te knoeien. Het leek me wijzer om mijn handen maar braaf thuis houden tot we eindelijk aan land konden. Een mens moet eigenlijk niet altijd met iets bezig zijn.
Na verscheidene mislukte pogingen om aan te leggen op een plekje waar een meter zonder stekelig groen was, slaagden we er op de duur toch in om ons zonder machete van boord te begeven. Ik legde de touwen rond twee dode platanen en door de kale takken scheen de zon weer op ons neer. Paul wou eerst de boot van het slijk en de bloedplekken ontdoen, maar er is geen beginnen aan. Ik beklom ondertussen de berm om te kijken wat er achter lag. Ik had het kunnen denken : wijnvelden. Het had dus geen zin om nog verder door al die stekeldingen te gaan klimmen. Ik besloot dan maar om op de voorplecht te gaan zitten schrijven om te rusten en wat te bekomen van de avonturen van deze welgevulde dag.
Paul besloot dat het tijd was om ook voor een welgevulde maag te zorgen. Hij had ondertussen Oud Sluys ingericht op het dak en serveerde er een overheerlijke couscous met zeven groenten. De zon ging onder achter de eindeloze wijnvelden en om halfnegen moesten we met onze stramme spieren en talloze wondjes en wonden in de pikkendonkere (vergeten kaarsen mee te nemen
) onze tafel en stoelen een verdieping lager verslepen om van de Franse dessertkaasjes te kunnen genieten.
Zoals de Engelsman daarstraks stikkapot, zwetend en hijgend, neergeploft op zijn boeg al zei : And did we actually buy this as a holiday??...
Een dag van 41 kilometer en ongeveer 20 à 25 sluizen... Een mens zou voor minder een goede nachtrust verdienen. Ik ben wel blij dat we vastliggen aan twee dikke platanen want met deze stormwind zou ik mijn piketten niet vertrouwen. En op deze plek midden in de nacht een doornvrije oever moeten gaan zoeken
Nee, dat zou nu toch wel teveel van het goede zijn.
Het fotoalbum van deze dag :
https://picasaweb.google.com/laathi.webalbums/CanalDuMidiHoofdstuk11?authkey=Gv1sRgCMHD5eD9mdGtxgE#