Enkele terugmeldingen van Zwartkoppen in Friesland.
Door Jan de Jong, Joure
Herman Albada meldde in zijn Aves Neerlandica (1897) dat de zwartkop in Friesland als zomervogel hier in klein aantal broedde en van april tot september voor kwam. Tot het verschijnen van de drie delen van Vogels in Friesland (1976-1979) werd de zwartkop nog als zomervogel en vrij schaarse broedvogel genoemd die overwintert in zeer klein aantal. Thans komt de zwartkop in vrijwel de gehele provincie voor en is sterk in aantal toegenomen.
De zwartkop valt op door zijn fraaie kruinkap, bij de volwassen mannetjes is dit zwart en bij de wijfjes bruin tot roodbruin. Jonge vogels hebben tot diep in de herfst nog een bruine kruinkap, alleen bij de jonge mannetjes verdwijnt het bruine en gaat langzaam over in een zwarte kruinkap. Zwartkoppen zijn iets kleiner dan een huismus en hebben meer grijsbruine bovendelen met een grijs-witte buik, donkere staart zonder wit, grijze poten en een ongestreepte vleugeltekening. De zang is afwisselend en gevarieerd, meestal met een haastig geprevel en eindigend in oplopende jodel fluitende tonen. De zwartkop komt in de regel begin april hier terug uit zijn overwintergebied. Dit overwintergebied ligt voor een deel in het westelijke deel van het Middellandse Zeegebied en delen van noord Afrika waaronder Marokko, ook in Engeland overwinteren recent veel zwartkoppen uit Centraal Europa. Zwartkoppen kunnen op allerlei plekken tot broeden komen, ze zoeken vooral braamstruiken en vrij dichte vegetatie op in beboste plekken, kreupelhout en parken. De laatste jaren komen ze ook steeds meer in verruigde moerasgebieden voor. Beide geslachten bouwen aan hun nest van droog gras, wortels, dons, mos en plantenmateriaal waarin meestal 4 a 5 eieren gelegd worden. Na het 3e ei beginnen ze met broeden wat zeker 13 dagen duurt. De jongen worden dan nog ongeveer 12 dagen in het nest door beide ouders verzorgd. Tweede legsels in hetzelfde seizoen komen voor. De wegtrek begint soms al vroeg in het seizoen (half juli) en heeft meestal zijn hoogtepunt van september tot ver in oktober. Kleine aantallen overwinteren hier.
Ringwerk in Friesland.
H. Eikhoudt (1979) noemde in Vogels in Friesland geen ringvondsten voor Friesland voor de zwartkop. In figuur 1 zijn enkele meldingen/vondsten van de vaste wal van Friesland verzameld. Er zijn nog maar weinig vondsten uit het echte overwinter gebied bekend geworden. Het ringonderzoek aan zwartkoppen is vooral na 1980 sterk toegenomen voor Friesland mede door het gebruik van geluid bij mistnet vangsten. Op de eilanden Vlieland en Schiermonnikoog zijn de vangst aantallen vanaf 2000 vooral sterk toegenomen. Tabel 1 geeft een globaal inzicht van de gevangen zwartkoppen in een periode van 33 jaar in Friesland.
periode
Vlieland
Terschelling
Ameland
Schier
monnikoog
Friesland
vaste wal
Friesland totaal
1-1-1980/1-1-1990
1996
1254
40
19
415
3724
1-1-1990/1-1-2000
3960
799
959
4573
1309
11600
1-1-2000/1-1-2010
8957
146
397
7926
6813
24239
1-1-2010/1-1-2013
3616
49
108
2413
3887
10073
totaal
18529
2248
1504
14931
12424
49636
percentage
37.33%
4.53%
3.03%
30.08%
25.03%
100%
Tabel 1. Aantallen gevangen zwartkoppen in Friesland per decade vanaf 1980 (Bron; Vogeltrekstation Wageningen)www.Griel.nl
Ringnummer
Ringdatum
leeftijd
Ringplaats
vinddatum
vindplaats
conditie
Arnhem A.407376
19-09-1980
volgr.
Zuidwaard Makkum
28-03-1981
Ouaouizarth, Marokko
geschoten
Arnhem B.213710
13-10-1986
1kj
Molenend
26-12-1986
Barcelona, Spanje
dood, glas
Arnhem B.761937
12-07-1990
volgr.
Oldeouwer
24-04-1993
Oudehaske
dood, glas
Arnhem B.839948
26-06-2004
1kj
Rohel Tjeukemeer
29-08-2004
Essen, Belgie
levend
Arnhem F.143944
05-09-1989
volgr.
Castricum
26-09-1989
Tjerkwerd
dood, kat
Arnhem V.120263
18-10-2001
1kj
Franeker
12-12-2001
Sicilië, Italie
levend
Arnhem V.31505
19-09-1998
1kj
Oranjezon, Zeeland
14-06-1999
Hardegarijp
dood, verkeer
Arnhem V.407719
24-04-2010
na1kj
Rohel Tjeukemeer
29-09-2011
Laplaigne, Belgie
levend
Arnhem V.412794
20-05-2009
na1kj
Spijk, Groningen
17-06-2009
Rohel Tjeukemeer
levend
Arnhem V.512172
23-04-2011
2kj
Almere, Flevoland
03-09-2011
Rohel Tjeukemeer
levend
Brussels 9847331
07-09-2006
1kj
St-Laureins, Belgie
14-04-2008
Sneek
dood
Bruxelles 244.943
16-10-1975
1kj
Oud-Heverlee, Belgie
25-10-1975
IJlst
levend
Bruxelles 5601333
06-09-1995
1kj
Willebroek, Belgie
07-06-2000
Drachten
dood
Bruxelles 7369882
29-08-2000
1kj
Berlare, Belgie
08-10-2000
Damwoude
levend
Bruxelles 9632174
15-09-2007
1kj
Henegouwen, Belgie
25-04-2009
Bergumermeer N.
levend
Catalunya 1004901
29-09-2008
1kj
Barcelona, Spanje
10-06-2009
Heerenveen
dood, kat
Helgoland 9G.42929
02-08-1981
1kj
Bad Oldesloe, BRD
19-05-1983
Drachten
dood, verkeer
Hiddensee VF.85431
07-08-2011
1kj
Dreba, Duitsland
01-10-2011
Rohel Tjeukemeer
levend
London H.996257
12-09-1993
1kj
Dover,Engeland
26-04-1996
Sint Nicolaasga
dood, glas
Strasbourg BB.50295
11-10-1998
1kj
Villeton, Frankrijk
12-12-1998
Drachten
levend
Figuur 1. Enkele meldingen/vondsten van zwartkoppen die betrekking hebben op de vaste wal van Friesland.
(Bron Vogeltrekstation Wageningen; ringers; A. Joosse, J. T.Hendriksma†, VRS Castricum, A. H. V.Eggenhuizen, J. A. de Vries, J. J. Ottens, K. Hermsen, Harry de Boer, VRS Menork, VRS Bergumermeer, Jan de Jong).
We weten nog maar weinig van de geringde eigen Friese broedvogels en nestjongen die hier geboren zijn. Veel vangsten komen uit de trekperiode augustus/oktober. Gijs van Tol (2010)geeft in het vakblad voor ringers in een discussie weer dat er sprake zou zijn van een veranderde trekrichting en overwintering van de zwartkop in Europa. Tot nog toe hebben de geringde zwartkoppen op de vaste wal van Friesland nog niet geleid tot veel terugmeldingen uit Engeland en vondsten van Engelse ringen, slechts 1 is me bekend (London H.996257).Aanvullingen zijn welkom!
Jan de Jong, E.A. Borgerstraat 66, 8501 NG Joure, tel. 0513-414788, email: j.d.jongringer403@home.nl.
Herman Albada meldt in zijn Aves Neerlandica (1897) dat de kleine zeemeeuw (Larus canus L. 1758) in Friesland als wintergast zeer talrijk voorkomt van oktober tot in april. Broedgevallen in Friesland worden in zijn publicatie niet genoemd. Mr. Dr. R.C.E.G.J. Baron Snouckaert van Schauburg(1908) noemt in zijn Avifauna Neerlandica dat de soort vroeger ook in Nederland broedde doch dat de soort niet meer met zekerheid is waargenomen tot in 1908 toen twee legsels werden gevonden op het eiland Rottum.
Voorkomen in Friesland.
De stormmeeuw is qua grootte tussen een kokmeeuw en een zilvermeeuw in en wordt in Friesland op de vaste wal vooral in de herfst en wintermaanden in grote aantallen waargenomen, een klein deel overzomert zelfs in het binnenland, deels volwassen en onvolwassen vogels.Braaksma (1977) noemde de soort niet als broedvogel voor de vaste wal van Friesland. De stormmeeuw broedt in Friesland vooral op de wadden eilanden langs de kust. Pas in de jaren 1998-2000 worden de eerst broedgevallen langs de IJsselmeerkust vastgesteld (Keijl G.O.,2002). Bij persoonlijke navraag bij SOVON op 25 oktober 2013 bleek dat deze opgave in de Atlas van de Nederlandse broedvogels(Nederlandse Fauna 5) onjuist is. De eerste broedgevallen van de stormmeeuw moeten aan de vaste wal van Friesland dus nog (?)vastgesteld worden.
Volwassen stormmeeuwen hebben in de zomermaanden een opvallend lichtgrijs bovenkleed met een witte kop en groengele snavel en poten, de staart is volledig wit. De stormmeeuw broedt het liefst in kolonies op eilandjes in merengebieden en aan de kust op heuvels en duinen bij de zee en heeft één legsel per seizoen. Het wijfje bouwt hoofdzakelijk het nest met wat dorre grassen. De eerste eieren, meestal drie, legt ze vanaf begin mei en deze worden ongeveer 25 dagen bebroed waarna de jongen nog 35 dagen worden verzorgd voor ze vliegvlug zijn. In de winter krijgt de volwassen stormmeeuw een meer gevlekte kop en borsttekening. De vliegvlugge jongen zijn meer vlekkerig bruin tot grijsbruin en met een variabele snavelkleur, vleeskleurige poten en een opvallende zwarte eindband op witte staart. In de herfst tot ver in de winter en het vroege voorjaar zie je stormmeeuwen vaak samen op het land met andere meeuwen en weidevogels naar voedsel zoeken als er niet te veel sneeuw ligt.
Ringvangsten en vondsten in Friesland.
Waar komen al die stormmeeuwen in de winter vandaan?. Een interessante vraag. Figuur 1(zie Bijlage Terugmeldingen Stormmeeuw) geeft een 20 tal opmerkelijke vondsten of terugmeldingen weer uit Friesland.
Zie Bijlage onder.
In de herfst en wintermaanden trekken uit tal van landen jonge en oude stormmeeuwen uit o.a. Noorwegen, Finland, Duitsland, Denemarken, Zweden, Zwitserland en zelfs tot diep uit Rusland naar de West Europese kusten en belanden daarbij ook in Friesland. Dat daarbij enorme afstanden worden aflegt blijkt wel uit de vondsten van stormmeeuwen in Tsenogora en Semenovski( USSR) die in Friesland in de wintermaanden zijn geringd.
In Figuur 2 (zie Bijlage)wordt een verspreidingsoverzicht gegeven van de 20 stormmeeuwen die vermeld staan in Figuur 1. Dit zijn stormmeeuwen die in Friesland zijn geringd/teruggevangen en/of teruggevonden in het buitenland. wit vierkant is provincie Friesland; rode stip is op die plek geringd; gele stip is geringd en/of teruggemeld als volwassen vogel.De figuur is gemaakt met Google Earth.
De stormmeeuwen worden in de wintermaanden in Friesland met slagnetten gevangen en geringd door onderzoekers (ringers) van het Vogeltrekstation Wageningen. Stormmeeuwen zijn echte zwervers, ze kunnen in één strenge winter flinke afstanden verplaatsen (zie Arnhem 3518992). Een stormmeeuw (Sempach Z.40671) die geboren is in 1981 en in de winter van 1982 in Oberkirch (Luzern) in Zwitserland geringd werd is in de winter van 1987 op 6 maart teruggevangen in Molenend. De stormmeeuw is dus niet altijd plaatstrouw aan zijn overwintergebied. De stormmeeuw met ring Arnhem 3521255 die op 7 februari 1996 als 2kj vrouw is geringd te Molenend door ringer Willem Bil is in Semenovski (Gorkiy, USSR)teruggevonden. Dit is opmerkelijk ver naar het zuid oosten hij werd vreemd genoeg gemeld als eend. De ring werd wel ingezonden, maar vinddatum kon niet exact(plus of min twee weken) meer achterhaald worden. Dergelijke verre vondsten naar het zuid oosten van Rusland komen zelden voor, de soort broed daar niet doch kan hoogstens overwinteren aan de randen van de Kaspische en Zwarte Zee.
Russische stormmeeuwen.
De stormmeeuwen van ver oostelijke herkomst die als nestjong of broedvogel geringd zijn behoren volgens de literatuur (Cramp S., 1983) tot de ondersoort Larus canus heinei. Voor Friesland is er één vondst van deze ondersoort met zekerheid bekend (Moskwa M.627014,zie figuur 1). Deze Russische stormmeeuw werd op 10 juni 1984 dood gevonden bij Harkema -Opeinde door B.van Wijk uit De Harkema. De resten van een vleugel zijn opgenomen in Naturalis te Leiden. De stormmeeuw die Harry de Boer in Damwoude op 27 januari 1996 ringde (Arnhem 3520765) en die op 26 april 2003 bij Balakhninskiy(USSR ) geschoten is ligt ook zeker in het broedgebied van Larus canus heinei. Vondsten, fotos en waarnemingen van stormmeeuwen met pootringen in Friesland kunnen ons nog veel vertellen over hun zwerfgedrag, herkomst en verspreiding. Let bij slachtoffers in de winter dus op (verborgen) pootringen.
Verslag vogelringonderzoek aan Tjeukemeer in 2013.
Na een moeizame start door het koude en natte voorjaar in 2013 zijn er toch nog 1691 vogels van een pootring voorzien aan het Tjeukemeer. Daarbij waren dit jaar weer enkele opvallende soorten die gevangen werden. De vangst van een nieuwe soort (sinds 1985) in juli van een witgat was de 89e .Maar ook de nog erg jonge Roodborsttapuit en de Nachtegalen waren precent.Opvallend veel boerenzwaluwen werden op de slaapplek gevangen, in de juli maand leverde dat zelfs 193 vogels op. Het is elk jaar weer anders en de verscheidenheid aan soorten en aantallen veranderen in de tijd. In het verslag de bijzonderheden en de aantallen. In de totaallijst van 1985-2013 zijn nu 37122 geringd op deze vaste ringplek, een respectabel aantal (zie Excel tabel).
Resultaten van mijn Boerenzwaluw onderzoek in Friesland.
Het broedseizoen van de boerenzwaluw verliep in 2013 niet altijd van een leien dakje. Vooral hadden de vogels nogal wat tegenslagen te verwerken toen ze de lange tocht uit hun overwintergebieden in Afrika moesten overbruggen. Waren ze één keer de Sahara over dan restte hun nog de tocht door zuid Europa met tegenslagen , veel koude en voedsel tekorten hielden de vogels weken achtereen in Zuid Europa waar ook de weers omstandigheden verre van ideaal waren. Velen zijn er dan helaas ook omgekomen. Daardoor kwamen er veel boerenzwaluwen ook later terug in de broedgebieden, ja sommigen zelfs pas na half mei. Ik vermoed dat er ook een deel is geweest dat niet tot broeden kwam.
In dit verslag een opgave van de geringde en teruggevangen vogels met hun bijzonderheden . Verslagen van eerste en late meldingen en iets over de trekroutes van in Engeland, Finland en Nederlands geringde boerenzwaluwen.
Op 10 december 2013 zat er in Wageningen nog een Meerkoet te broeden op 7 eieren in een slootje voor de woning van Erik de Bruin. Hij stuurde me vanmorgen een foto van de broedende meerkoet die nog stevig op het nest zat ondanks dat het de afgelopen nacht iets had gevroren. De foto is nog iets schier omdat het vanmorgen nog mistig was.
Zelf weet ik dat broedgevallen tot zeker in oktober nog wel voor kunnen komen, doch meldingen uit december zijn wel heel afwijkend vind ik. Zijn er op meer plekken in Nederland op dit moment nog meerkoeten aan het broeden? Kijkt U ook eens in U oude aantekingen boekje of er meer zijn. Bijgaande de foto die Erik de Bruin maakte van de laat broedende meerkoet. Ik weet dat de meerkoet soms al in februari met het nestelen kan beginnen en dat er dan indien er geen winter optreed al vrij snel met het leggen van de eieren begint.In maart kunnen er dan al ouden met jongen worden gezien zoals op 28 maart 2001 te Leeuwarden ouders met 2 kleine jongen van 1 dag oud op nest en 27 maart 2001 te Sneek 1 paar met 2 kleine jongen van 1 dag. We twijvelen sterk of deze meerkoet zal blijven zitten te broeden en mochten de jongen al uitkomen dan zullen ze de sokjes wel aan moeten want het wordt koud!
Op 26 november kreeg ik van Mevr. van der Veer van de Vogelopvang Marssum bericht dat er bij Leeuwarden (de Hemrik) een zwakke slechtvalk gevonden was en in eerste instantie bij het asiel in Marssum binnengebracht was. De vogel droeg een opvallend blauwe kleurring met zwarte inscriptie LJ en naar later bleek een metalen pootring met inscriptie Helsinki Finland D-260873. De nog jonge slechtvalk is dezelfde dag nog naar het asiel in Ureterp overgebracht en was erg mager aldus Mevrouw van der Veer.Ze vroeg me om de gegevens alvast door te geven aan de Finse ringcentrale zodat we meer zekerheid zouden hebben over de herkomst. De kleurring bleek op 7 juli 2013 aangelegt te zijn bij een nestjong mannetje te Muonio (West Lapland) in Finland aldus Petteri Lehikoinen van de Finse ringcentrale (Ringging Centre Finland) die me spontaan een berichtje terugzond. Opmerkelijk was dat hij de melding van DEZELFDE vogel zeker 5 x van verschillende personen binnen kreeg zo meldde hij me, dat is niet gebruikelijk.Lijkt me toch een beetje overbodig zo'n veelfout aan meldingen, wie waren de vijf melders?. Daarmee worden ringcentrales onnodig opgezadeld met veel adminstratie werk en kan er door allerlei miscommunicatie verwarring ontstaan over de werkelijke vindplek en de conditie van de vogel. Ondanks de intensieve en goede verzorging in het asiel in Ureterp heeft de vogel het helaas niet gered , op 29 november 2013 is de vogel gestorven. De jonge slechtvalk bleek nog maar op 1/3 van zijn gewicht aldus Mevr. van de Veer . Enkele fotos bijgesloten van de vogelopvang Marssum van Mevr. van der Veer.
Nog steeds lage aantallen op de Friese roestplaatsen.
Na de oproep in de Leeuwarder Courant van afgelopen woesdag kwamen er uit Friesland nog een 11 tal meldingen binnen van roestplekken . Zo zijn er nog plekken gevonden in Ferwerd,Poppenwier, Oudemirdum, Joure, Sint Anna Parochie, Tjerkwerd, Mantgum, Heerenveen, Warns, Beetgumermolen en Dedgum. De aantallen op deze roestplekken zijn nog bijzonder laag te noemen. De hoogste aantallen werden in Mantgum en Ferwerd geteld en daar waren slechts zeven! Zouden we deze winter afstormen op een absuluut laagte record? Voor Joure ben ik de afgelopen dagen nog niet op pad geweest, doch ik vermoed dat er op veel meer plaatsen in Friesland toch nog wel kleine aantallen aanwezig zijn. Meldingen zijn altijd welkom en dragen bij aan het ransuilen roestplekken onderzoek in Friesland wat al jaren wordt uitgevoerd.